Achteroverleunen bij veiligheid kan niet meer
Trump dreigt zich terug te trekken, Poetin dreigt op te rukken. Europa heeft alle reden zich zorgen te maken. Den Haag buigt zich woensdag en donderdag over de begroting van Defensie. De tijd van achteroverleunen is voorbij.
De ministers van de Buitenlandse Zaken hebben zondag tijdens een speciale bijeenkomst in Brussel vergaderd over de overwinning van Trump. „Geen paniek”, verklaarde minister Koenders na afloop. De geruststellende woorden kunnen de zorg van Europa echter niet verhelen.
Trump heeft tijdens zijn verkiezingscampagne gedreigd de stekker uit de NAVO te trekken. Het steekt de aankomende president dat de VS pakweg 69 procent van de NAVO-kosten voor hun rekening moeten nemen.
Europa leunt voor zijn verdediging –noodgedwongen– sterk op de VS. EU-landen beschikken over onvoldoende militairen en middelen om agressie het hoofd te bieden.
De dreigende woorden van Trump klinken op het moment dat de veiligheidsituatie voor de EU snel verslechtert. Rusland manifesteert zich steeds agressiever, terwijl de onrust aan de randen van Europa toeneemt. Tegelijkertijd lijkt Europa verdeelder dan ooit.
NAVO-secretaris-generaal Jens Stoltenberg roept Trump op om de krachten te bundelen. Voor de EU én de VS is op eigen initiatief doorgaan geen optie. „We staan momenteel voor enorme uitdagingen op het gebied van veiligheid. Dit is niet de tijd om de samenwerking tussen Europa en de VS ter discussie te stellen.”
NAVO-norm
Tijdens de top in Wales van eind 2014 hebben NAVO-landen afgesproken te streven naar een verhoging van de defensie-uitgaven. Uitgangspunt is de NAVO-norm van 2 procent van het bruto binnenlands product, zeg maar de omvang van de economie van een land.
Nederland zit met 1,17 procent fors onder de NAVO-norm. Worden de uitgaven aan pensioenen en dergelijke –die geen enkele bijdrage leveren aan de gevechtskracht van de krijgsmacht– niet meegerekend, dan zakt ons land naar een magere 0,8 procent.
Oost-Europese landen –die bijna letterlijk de hete adem van de Russische beer in hun nek voelen– tuigen hun krijgsmacht inmiddels fors op. Zij hebben alle reden zich zorgen te maken. Zeker na annexatie van de Krim en installatie van raketten –met kernkop– in hun achtertuin door Rusland.
De zorg gaat ook Nederland niet voorbij. Het beeld van de Nederlandse strijdkrachten is –na jarenlange bezuinigingen– echter ontluisterend. De krijgsmacht kampt met een nijpend tekort aan rijdend, vliegend, varend en schietend materieel, aan munitie, aan reserveonderdelen, kortom, aan ongeveer alles.
Het evenwicht tussen middelen en ambitie is zoek, constateert de Algemene Rekenkamer. Nederland is niet langer in staat zijn eigen grondgebied te verdedigen, verklaarde generaal b.d. Mart de Kruif dinsdagochtend bij Standpunt.nl op Radio1.
Maritiem defensiespecialist Jaime Karremann waarschuwt dat er in de jaren twintig even geen oorlog moet uitbreken, omdat –bijvoorbeeld– de marine zich dan op het dieptepunt van z’n capaciteit bevindt. Net geen nieuwe fregatten, net geen nieuwe onderzeeërs.
Niet zonder reden drong generaal Rob Verkerk, de hoogste baas van de Koninklijke Marine, onlangs in deze krant bij de politiek aan op spoed bij de besluitvorming over defensie-investeringen. „Niet te lang treuzelen om niet achter te lopen bij onze tegenstanders.”
Onvermijdelijk
De Kamer lijkt voorzichtig oog te krijgen voor de deplorabele toestand van de krijgsmacht en de veranderende wereld om ons heen. Verschillende politieke partijen pleiten voor extra, structurele investeringen en een meerjarenplanning voor defensie.
De SGP wil 3 tot 4 miljard, de CU 2 miljard, terwijl de VVD genoegen neemt met 1 miljard, waarbij de liberalen niet duidelijk maken in hoeveel tijd die investering moet worden gedaan. Bovendien moet daarbij worden aangetekend dat verkiezingsbeloftes ook nog altijd iets anders zijn dan harde politieke besluiten.
De Kamer móet woensdag aan de slag. Vooralsnog mag minister Hennis amper 200 miljoen euro extra uitgeven. Een substantiële, structurele miljardeninvestering in defensie is echter onvermijdelijk. Niet alleen om als Nederland –samen met andere EU-landen– een geloofwaardige bondgenoot te zijn van de VS, maar ook om een nieuwe, geloofwaardige afschrikking tegenover Rusland te creëren.
Achteroverleunen kan niet meer.