Gekozen burgemeester is geen oplossing
De bevolking gilt om een burgemeester die niet meer van iedereen, maar alleen van zijn partijgenoten is, argumenteert de minister. Mr. drs. J. de Visser
doet echter een oproep om de gekozen burgemeester niet in te voeren. Vorige week heeft minister De Graaf van Bestuurlijke Vernieuwing een conceptwetsvoorstel geproduceerd ten aanzien van zijn kroonjuweel: de gekozen burgemeester. Daarbij is niet, evenmin als in het regeerakkoord, de vraag aan de orde óf de rechtstreekse verkiezing van een burgemeester er moet komen. Slechts de vraag hoe dat moet gebeuren, komt in tekst en toelichting ter sprake.
Toch lijkt dit een cruciaal moment in de beslissingsfase. Wie nu niet meer zijn hand opsteekt en heel hard roept: „Dit kan zo niet”, is te laat, en is verantwoordelijk voor heel veel kwaads dat dit wetsvoorstel met zich meebrengt. Ik noem enkele fundamentele aspecten, waarvan de bespreking niet of nauwelijks aan de orde geweest is in het openbare debat.
Wanverhouding
Ten eerste is de verhouding tussen probleem en oplossing volslagen scheef getrokken. Hét argument om de gekozen burgemeester te introduceren is dat de huidige benoemingsprocedure niet meer voldoet. De ’zuivere’ kroonbenoeming is al lang achterhaald door de praktijk en nadere wet- en regelgeving. Er is te veel ruis in de benoemingsprocedures, en bij het gevreesde ’lekken’ kent de procedure alleen maar verliezers.
Hoe belangrijk het ook is om dit probleem op te lossen, het is volkomen buiten proportie om met die beoogde oplossing het totale speelveld van de plaatselijke politiek op te schudden. Een verbetering van de benoemingsprocedure kan en mag niet uitlopen op een complete revolutie in de lokale democratie. Zo schiet je met een kanon op een mug, en dat roept altijd veel meer ellende op dan die je eigenlijk wenst te bestrijden.
Vervolgens presenteert de minister hier, onder het mom van een veranderde benoemingsprocedure, iets volstrekt nieuws in politiek Nederland. Door een gekozen burgemeester en een gekozen gemeenteraad aan elkaar te verbinden, is hier voor het eerst in de geschiedenis sprake van een rechtstreeks gekozen volksvertegenwoordiging die door een rechtstreeks gekozen bestuurder geleid wordt.
Nergens, maar dan ook nergens in ons bestel komt deze constructie voor. Altijd is er sprake van een gekozen orgaan, dat een benoemd of indirect gekozen orgaan ’tegenover’ zich heeft: de benoemde premier tegenover de gekozen Kamer, de benoemde CvK tegenover de Provinciale Staten, en de benoemde burgemeester tegenover de gemeenteraad. Door hier het roer volstrekt om te gooien haalt de minister een in de loop der jaren uitgekiend systeem van ”checks and balances” overhoop.
De problemen laten zich raden. Wie kan wie naar huis sturen? Kan de raad ontbonden worden? Kan de burgemeester naar huis gestuurd worden en kan/mag hij bij vervroegde verkiezingen zelf weer meedoen? Een aantal van deze zaken is wel te regelen, maar het principe is: er moeten per se twee kapiteins op één schip. Dat is schreeuwen om narigheid.
Na dualisme
In de derde plaats: je zult maar raadslid zijn… Is net de storm van het dualisme een beetje uitgewoed (nog lang niet overal), komt de minister met een aardbeving aanzetten. De nieuwe, gekozen burgemeester mag het college samenstellen, hij mag het beleidsprogramma schrijven én hij wordt de baas van het ambtelijk apparaat. Op deze manier blijft er voor raadsleden wel heel weinig over om invloed van enige betekenis uit te oefenen.
Formeel blijven de bevoegdheden op het gebied van verordeningen, controle, budget enzovoort wel bestaan, maar zowel ”de facto” als ”de iure” worden deze bevoegdheden krachtig uitgehold door de gekozen burgemeester. Hij schrijft, hij draagt collegekandidaten voor enzovoort. Lokale democratie wordt oligarchie: de burgemeester en enkele van zijn vriendjes gaan de gemeente regeren. En als het de burgemeester niet aanstaat, kan hij zich altijd beroepen op zijn electorale legitimatie. Geen rol meer voor de raad. Ik zou zeggen: Raadsleden aller gemeenten, verenigt u!
Ten vierde verdwijnt de man of vrouw die boven de partijen staat. De burgemeester wordt weer gewoon een populist, een zeepkistfiguur die het niet meer heeft over het algemeen belang van de gemeente, maar die slechts over zijn eigen herverkiezing waakt. Geen ’pater familias’ meer, want die tijd zijn we volgens de minister wel voorbij. De bevolking van een gemeente heeft geen behoefte meer aan een krachtig leider boven de partijen; nee, zij gilt om een burgemeester die niet meer van iedereen, maar alleen van zijn partijgenoten is.
Politiek dier
Inwoners van een gemeente willen geen burgervader meer, zo weet de minister, maar een politiek dier dat de strijd met al zijn vermoede en onvermoede tegenstanders keihard aangaat. De minister vergist zich schromelijk; er zijn althans geen cijfers of onderzoekingen die deze beleidswijziging rechtvaardigen.
Het lijstje argumenten is moeiteloos uitbreidbaar. Een blik in de Memorie van Toelichting levert voldoende munitie op. Maar het is niet mogelijk dat in kort bestek allemaal te bespreken.
Toch wil ik graag nog één punt naar voren brengen. Is weerstand tegen dit wetsvoorstel niet gewoon reactionair, aartsconservatief en sentimenteel gedrag van mensen met koudwatervrees voor alles wat nieuw is? Zeker niet. Maar niet alles wat nieuw is, is ook beter; bij dit thema al helemaal niet. En daarbij komt, dat reparatie zo goed als onmogelijk zal blijken. Als dit een keer is ingevoerd, kan het bijna niet meer teruggedraaid worden.
En dan dient zich de laatste vraag aan: waarom moet de lokale democratie, waarin het aandeel niet-professionele bestuurders het grootst is, deze revolutie uitproberen? Laat de minister zijn directe omgeving van kabinet en Kamer tot speelveld en inzet maken voor zijn vernieuwingsdrang. Het is bijna misselijkmakend als je moet vaststellen dat deze minister zijn eigen straatje schoonhoudt en de grote door hem gewenste revolutie laat beginnen bij het werkveld dat het verst bij hem vandaan ligt.
Een oproep aan de minister om dit wetsvoorstel in te trekken, zal niet zo veel zin hebben. Daarom maar de oproep aan allen die daartoe in staat zijn: beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Niet uit behoudzucht, maar omdat het thans geboden alternatief eenvoudigweg vele malen slechter is.
De auteur is wethouder (CDA) in Maassluis.