Na de aftocht van IS wachten de mijnen
Ook al verliest Islamitische Staat (IS) veel terrein, de terreurbeweging heeft er alles aan gedaan om het normale leven ook daarna onmogelijk te maken. Duizenden mijnen en boobytraps moeten na de aftocht van IS zo veel mogelijk dood en verderf zaaien.
„Graag deze lijst invullen vóór we verdergaan”. Naam en bloedgroep, zo basaal wordt het als je dit dorp aan de voet van het Sinjargebergte ingaat. Na de aftocht van IS bleek het vergeven van de zelfgemaakte mijnen en boobytraps die de terreurorganisatie er had achtergelaten. Mocht je nog leven als er toch een nog niet gevonden mijn afgaat of een boobytrap – een verborgen bom in allerlei vormen – explodeert, dan moeten de hulpverleners onmiddellijk weten welk donorbloed ze kunnen gebruiken.
De instructies zijn ook duidelijk op een ander punt: de naam van de organisatie, van medewerkers en van de dorpen die we bezoeken, mag niet worden vermeld. Te gevaarlijk – het front is nog dichtbij en medewerkers van de teams hebben familie in gebieden die IS nog in handen heeft.
Op tijd weg
De jezidi’s die in dit dorp, pal langs de grens met het Arabische gebied van Irak woonden, wisten nog net op tijd de bergen in te vluchten voordat IS hun dorp bezette. Even verder naar beneden in de vlakte ligt het buurdorp: niemand van de zeshonderd mensen daar wist aan de moordende IS-strijders te ontkomen – of aan hun Arabische buren die zich ineens ontpopten als aanhangers van IS. En ook voor de inwoners van dit dorp zou de dood zijn gekomen als niet op het laatste moment zowel Koerdische peshmerga’s en luchtbombardementen door de VS de opmars van IS hadden gestopt. Dit tot grote ergernis van de jihadisten die de jezidi’s tot op het laatst levende kind wilden uitroeien.
Dat doel is onveranderd en is terug te vinden in het moordtuig dat IS ontwikkelde om ervoor te zorgen dat, ook nadat IS weer weg zou zijn, de regio onbewoonbaar zou blijven. Het leven moest er verdwijnen, als het even kon voorgoed.
Hetzelfde patroon pasten de strijders toe in christelijke dorpen en steden, waar vooral kerken zijn opgeblazen of op een andere manier zo grondig mogelijk zijn vernield.
Veel huizen in dit eerste dorp zijn al door IS opgeblazen, zodat de gezinnen alleen terug kunnen naar ruïnes. Rond het dorp, langs de weg en tussen de huizen lag om de 20 tot 25 meter wel een mijn, vertelt de teamleider.
Dat is militair gezien nog uit te leggen – op deze manier konden de IS-strijders de Koerdische peshmerga’s proberen tegen te houden. Maar ook de wegen naar het Sinjargebergte, de velden eromheen en de beddingen van beekjes heeft IS volgestopt met mijnen. „Daar was het juist de bedoeling de jezidi’s zo op de berg te houden en ze daar dan allemaal te vermoorden”.
In het lokale hoofdkwartier, in een ander dorp, liggen een bureautafel en de vloer eromheen vol voorbeelden van boobytraps die IS heeft achtergelaten.
Overal bommen
„Echt overal vinden we die dingen. Als een gezin terugkomt naar hun huis en de deur opendoet, vliegt het alsnog de lucht in. Of als je een raam opent, op een deurdrempel stapt, het licht aandoet, over het vloerkleed loopt, een gordijn opent, of een kookpan van het aanrecht pakt: IS heeft overal bommen en ontstekers in of onder verstopt”.
Zelfs onder wat grotere, gebruikte shaslickstokjes die je achteloos zou oppakken en weggooien, zijn microschakelaars gemonteerd die zijn verbonden met een bom. Een bijzondere variant is een metalen bus met op de buitenkant kromme messen, als die van een grasmaaier. De messen zijn speciaal bedoeld om hoofden af te hakken, als ze bij de explosie door de woning razen. „IS heeft heel wat verrassingen voor ons achtergelaten”, zegt een van de meest ervaren leden droogjes.
Het opruimen van al dit moorddadige spul kost soms tergend veel tijd, legt de teamleider uit aan de Nederlandse ambassadeur in Irak, Jan Waltmans en consul-generaal Janet Alberda. Nederland steunt dit werk namelijk met 3,5 miljoen euro over vier jaar tijd.
Om het mijnenvrij maken van de dorpen te versnellen, zijn de mijnenruimers op een andere werkwijze overgestapt. Eerst worden met detectors de goed bereikbare mijnen en boobytraps in de deels door IS opgeblazen huizen opgeruimd, daarna wordt het huis door een kraan met een speciale bek aan een lange arm verpulverd.
Intussen zijn de eerste gezinnen al teruggekeerd. Met kleine witte stokken in de grond hebben de mijnenruimers aangegeven, binnen welk gebied de mensen en de dieren zich kunnen bewegen. Daarbuiten geldt een harde vuistregel: „Volg ons en raak niets aan. Niets.”
De mijnenruimers hebben een lange ervaring. Een van de teamleiders werkt al vanaf 1992 in Koerdistan, om de mijnen en granaten op te ruimen die Saddam Hussein overal had achtergelaten.
In de jezididorpen waar we nu zijn, is IS niet meer actief, maar elders nog wel. „Ze vallen ’s nachts binnen, om nieuwe mijnen te plaatsen.”
Op andere plekken in Irak maakt IS dubbel gebruik van de mijnen, vertelt Waltmans. „In Ramadi hebben ze sluipschutters achtergelaten die de mijnenruimers neerschieten als ze met hun detectors naar explosieven zoeken. Er zijn alleen daar al zestien mijnenruimers omgekomen.”
In een tweede dorp ontmoeten we een groep nieuw opgeleide mijnenruimers, jonge en bijzonder gemotiveerde jezidivrouwen die IS dwars willen zitten door hun eeuwenoude woongebied weer leefbaar te maken. Het is, zegt een van hen, hun inzet om de culturele genocide te voorkomen die IS zo alsnog probeert te plegen. Toch zijn ook zij kwetsbaar: IS heeft nog enkele duizenden jezidi’s in zijn macht, meestal gevangengenomen meisjes, inclusief familie van deze vrouwen. Twee van de meiden hebben een band met hun bloedgroep om de arm. Zij gaan voorop, om de mijnen op te sporen. „Dat is het leukste werk”, vinden ze allebei, „die bommen vinden zodat ze onschadelijk kunnen worden gemaakt.” Het voelt voor hen alsof ze het kwaad letterlijk uitrukken uit het jezidigebied.
Speurhonden
Terug bij het hoofdkwartier klinkt ineens geblaf: de eerste speurhonden zijn aangekomen, Belgische herders, uit Nederland en eerst getraind in Bosnië. Drukke beesten zijn het – en duur. Elke hond kost door de intensieve opleiding veertigduizend euro. „Maar een hond kan dingen ruiken die we niet kunnen zien met onze detectors. Laatst was er een hond die ineens stokstijf bleef staan, op zeven centimeter afstand van een drukplaat onder de grond.” De geur van de batterij had het dier gewaarschuwd. Met de honden kunnen misschien intacte huizen, scholen en andere publieke gebouwen wel worden gespaard.
Ook rond heilige plaatsen voor de jezidi’s heeft IS „bizar veel” explosieven geplaatst. „We vinden daar echt overal struikeldraden, drukplaten en bommen.” Hetzelfde geldt voor elektriciteitsleidingen. Voor de stroom weer kan worden aangelegd, moeten de elektriciteitspalen en kabels worden gecontroleerd: gaat er geen explosief af als er stroom op wordt gezet, of gaan dan de huizen niet ineens de lucht in?
Uitvindingen
De vier ruimingsteams in het gebied hebben in acht maanden tijd ruim 1140 boobytraps en mijnen ontmanteld, naast nog eens 142 andere granaten. Het is een permanente confrontatie met de hardnekkige moordlust van IS, die op zijn sociale mediasites pocht op de soms uiterst vernuftige uitvindingen. „We volgen dat ook”, zegt de teamleider. „Alles wat ze uitvinden, moeten wij later weer opruimen.”
Het is grondwerk, letterlijk en figuurlijk. Pas nadat een dorp of stad vrij is van mijnen en explosieven, kan er weer een vorm van bestuur komen en openbare voorzieningen als een school en een kliniek. „Dat is de volgorde. De mensen wachten op veiligheid, water en elektriciteit. Anders kun je gewoon niet terug.” En IS heeft zijn uiterste, moordlustige best gedaan om dat laatste te bereiken.
Dat zal bij Mosul niet anders zijn, vreest het team en Nederland denkt dat ook. Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft net een miljoen euro extra steun toegezegd aan de mijnenruimers, voor hun inzet bij Mosul.
Het team is nu bezig met scrambling voor deze stad: de mijnen en booby-traps opruimen voordat ze slachtoffers kunnen maken. Want daar is IS op uit, ook in en rond Mosul. De dorpen rond het Sinjargebergte bewijzen het.