British Museum bevestigt historiciteit van de Bijbel
In hartje Londen staat een van de bekendste musea ter wereld: het British Museum. Van de 8 miljoen objecten die het museum rijk is, is er een aantal die de historiciteit van de Bijbel rechtstreeks bevestigen.
Toen het British Museum in 1753 werd gesticht was het ’s werelds eerste openbare nationale museum. Het begin van de collectie ligt bij arts Sir Hans Sloane (1660-1753). Sloane was een verwoed natuurliefhebber en verzamelaar. Hij liet zijn collectie bij zijn overlijden na aan koning George II.
De kolonisatiedrang van de Britten is verantwoordelijk voor een groot deel van de collectie van het British Museum. Zo herbergt de begane grond een imposante reeks beelden en voorwerpen uit het oude Egypte, de tijd van de farao’s. Daar is ook het topstuk van het museum te bewonderen: de steen van Rosetta, die de sleutel bleek om de hiërogliefen –het Egyptische beeldschrift– te ontcijferen.
In de achterliggende tijd is de collectie sterk uitgebreid. Het museum zelf heeft een dikke vinger in de pap bij veel overzeese archeologische opgravingen. Ook zijn er stukken verzameld die een beeld geven van allerlei culturen over de hele wereld, en van de Britse geschiedenis.
Niet iedereen is blij met sommige stukken in het museum. Zo is Griekenland al jaren bezig om de friezen en metopen van het Parthenon terug te krijgen – van de tempel gewijd aan de Griekse godin Athene. De marmeren taferelen die de bovenrand van het Parthenon opsierden zijn in 1816 door de Britse staat gekocht van Thomas Bruce, de graaf van Elgin, en geschonken aan het museum.
Volgens de Grieken was het niet aan de Turkse overheersers om Griekse kunstschatten weg te geven. Maar de Britten blijven erbij dat zij ze gewoon eerlijk gekocht hebben. De zaak is nog lang niet beslecht.
Voor christenen heeft het British Museum nog een extra dimensie: verschillende museumstukken geven inzicht in de Bijbelse geschiedenis. Er zijn markante voorwerpen en monumenten te vinden van personen en gebeurtenissen die in de Bijbel worden genoemd. Hier volgen enkele van de opmerkelijkste.
Hethieten
In de Bijbel komen zo’n vijftig keer de Hethieten ter sprake. Onder meer in Genesis 23, wanneer Abraham de grot van Machpela koopt van Efron de Hethiet om daar zijn overleden vrouw te begraven.
Lange tijd was er vanuit de archeologie niets bekend van de Hethieten. Dit was voor Bijbelcritici in de achttiende en de negentiende eeuw een reden om de Bijbel af te doen als een menselijk verzinsel. Totdat blootgelegde ruïnes bij Karkemish in 1876 en Egyptische geschriften aantoonden dat de Hethieten wel degelijk hebben bestaan. Hun rijk was een van de grootste in het Midden-Oosten en besloeg een groot deel van het huidige Turkije.
De eerste opgravingen bij Karkemish werden gedaan door het British Museum. Kunstvoorwerpen uit deze stad wijzen erop dat de Bijbel het bij het rechte eind had wat de Hethieten betrof.
Amarnabrieven
In 1887 werden er bij opgravingen van het Egyptische Tell el-Amarna 382 kleitabletten gevonden. Die komen uit de bibliotheek van farao Amenhotep III en zijn zoon, Amenhotep IV, ook wel bekend als Achnaton – de vader van Toetanchamon. De kleitabletten zouden van na 1390 voor Christus stammen.
Deze kleitabletten worden de Amarnabrieven genoemd. Deze collectie bevat brieven die geschreven zijn door Kanaänitische stadsvorsten. Ze roepen de farao om hulp tegen de ”Hapiru”. Historici wijzen op de taalkundige overeenkomst tussen ”Hapiru” en Hebreeën. In die tijd hadden de Kanaänitische heersers blijkbaar last van een of meer rondtrekkende volken die hun steden plunderden. Dit doet sterk denken aan de periode van de verovering ten tijde van Jozua.
Hoewel het laatste woord over de ”Hapiru” dus nog niet gezegd is, zijn de overeenkomsten met de Bijbel wel sprekend.
Koning Jehu
Van Jehu is bekend dat hij na zijn zalving tot koning het huis van koning Achab uitroeide, samen met de afgodenpriesters van Baäl.
Jehu is verder de enige koning van wie we weten hoe hij eruitzag. Zijn afbeelding is bewaard gebleven op een monument van de Assyrische koning Salmanassar III. Op de voorzijde van deze ”zwarte obelisk” staan vijf taferelen afgebeeld met tekst in spijkerschrift eronder. Op het tweede tafereel is te zien hoe, in de woorden van Salmanassar, hij „schatting ontvangt van Jaua van het huis van Humri” – Jehu van het huis van Omri.
Hoewel de Bijbel niet vermeldt dat Jehu in het eerste jaar van zijn regering hulp zocht bij de koning van Assyrië, past dat wel in het plaatje. God maakte het rijk van Israël in die tijd kleiner en zwakker.
Beleg van Lachis
Passages in onder meer 2 Koningen 18 en 19 maken melding van de veldtochten van Sanherib, de koning van Assyrië. Sanherib veroverde Juda nadat koning Hizkia rebelleerde. Een van de steden die expliciet genoemd worden in de Bijbel is Lachis. Deze Judese stad werd in 701 voor Christus ingenomen door de Assyrische troepen.
Sanherib liet een uitgebreid reliëf van het beleg van Lachis aanbrengen in zijn paleis in Ninevé. Dat is nu te bezichtigen in het British Museum. Aan het eind van het reliëf, dat leest als een stripverhaal, ontvangt Sanherib de overgave en schatten van Lachis.
Behalve het meterslange reliëf zijn er in het British Museum ook slingerstenen en pijlpunten van het beleg van Lachis te vinden, alsmede de Taylor Prism, een zeskanten steen met de annalen van Sanherib.
Decreet van Kores
In Ezra staat vermeld hoe Judese ballingen die door Nebukadnezar naar Babylon zijn gevoerd, weer terug mogen naar hun eigen land. De profeet Jeremia noemde de koning al van wie dit decreet uit zou gaan: Kores of Cyrus.
Lange tijd was de Bijbel het enige verslag waarin dit te lezen was. Totdat er in 1879 in de ruïnes van Babylon (Irak) een kleicilinder werd gevonden. Daarin staat hoe Kores de overwonnen volken naar hun land van herkomst liet terugkeren. Uit de aandacht voor de tempels en godenbeelden van die volken blijkt dat Kores graag bij alle goden in de gunst wilde komen, al waren het niet zijn eigen goden.
Hoewel het Joodse volk niet expliciet wordt genoemd in de Cyruscilinder, zoals het artefact genoemd wordt, ligt het wel helemaal in lijn met het verslag van Ezra.
Politarch inscriptie
Het British Museum toont ook een mooie bevestiging van het Nieuwe Testament. In Handelingen 17:6 en 8 schrijft Lukas over de bestuurders van Thessalonica. Het Griekse woord dat hij gebruikt is politarchès, een titel die tot 1835 alleen bekend was uit de Bijbel. Voor critici reden genoeg om Lukas af te schrijven als onbetrouwbaar historicus. Dat veranderde toen er een inscriptie werd gevonden op de Vardarpoort in Thessalonica met het woord poleitarchoutōn, een variant op ”politarch”.
Naast dit museumstuk zijn er tal van objecten die inzicht geven in het dagelijks leven in de nieuwtestamentische tijd. Zoals bronzen doktersinstrumenten. De evangelist Lukas had mogelijk een soortgelijke set.
Paulus schrijft aan Filemon dat hij diens weggelopen slaaf Onesimus heeft teruggestuurd. Wellicht had Onesimus een penning om zijn hals, zoals ook in het British Museum te zien is. Op deze penning staat de eigenaar van de slaaf, of van de hond.