Tentoonstelling Emden toont psalmboek als spaarpot
Een Bijbel met psalmen is in de meeste gevallen een gebruiksvoorwerp. Maar, zo’n kerkboek kon in de achterliggende eeuwen ook als pronkstuk en statussymbool fungeren. Of als spaarpot. „Het ging meer om de buitenkant dan om wat erin stond.”
Een Bijbel was onder Nederlandse gereformeerden eeuwenlang een geliefd belijdenisgeschenk. Een vader, opa of rijke oom schonk de belijdeniscatechisant een uitgave waarin behalve de Statenvertaling ook het psalmboek en de catechismus waren opgenomen.
Daarbij werd er aan de uiterlijke vormgeving veel aandacht besteed. De band was van bruin haaienleer of fluweel. Het goud op snee liet je met stempels versieren. En op gouden of zilveren sloten kwamen Bijbelse taferelen. Aan de achterkant van het slot liet je de initialen van de ontvanger graveren, evenals de datum van belijdenis doen.
In de tentoonstelling ”Leder, Samt und Goldfiligran” (”Leer, fluweel en goudfiligraan”), die vorige week in de Johannes a Lasco Bibliothek in Emden (Ostfriesland, Duitsland) van start ging, is te zien waar dat toe kan leiden. In de kleine expositie zijn Bijbels en psalmboeken uit de eigen collectie te bezichtigen die alle in de buurt van Emden zijn vervaardigd en die een rol speelden in de grensregio van Noord-Nederland en West-Duitsland. Het gaat om Nederlandstalige uitgaven die in bezit waren bij gereformeerden. De oudste dateert uit 1586, de meeste stammen echter uit de 19e eeuw.
Zilversmid
Dr. Klaas-Dieter Voss, wetenschappelijk medewerker van de bibliotheek, laat een prachtig exemplaar zien. In één band zitten een Statenbijbel, een psalmboek in de berijming van 1773, de Evangelische Gezangen van 1806 en de Emder catechismus. „Het binnenwerk is niet goed bewaard”, zegt Voss. „Maar het goudbeslag en de sloten zijn van grote waarde.”
De drie delen van het onderste slot bevatten afbeeldingen van de geschiedenis dat Abraham Izak moet offeren. Het bovenste slot toont momenten uit het leven van Jakob. De afbeeldingen zijn gemaakt door de 19e-eeuwse Emder goud- en zilversmid Dirk van Borssum.
De achterkant van de bovenste sluiting bevat drie ingegaveerde initialen. Het andere slot heeft het jaartal 1818: het moment waarop het boekwerk cadeau werd gedaan. Omdat voor zo’n dure Bijbel maar weinig Emder families in aanmerking komen, moeten de grootste initialen (”AAO”) volgens Voss wel verwijzen naar Altje Alberts Ohling uit Upleward (ten noorden van Emden). Zij deed in 1818 belijdenis. Ze trouwde later met Jacob Hansen Jacobs (tweede initiaal: ”JHJ”). Hun oudste zoon was Andreas Jacobs, die de achternaam van zijn vrouw, Bussen, aannam (derde initiaal: ”AJB”).
Het boekblok binnenin is te kort afgesneden, zodat delen niet meer leesbaar zijn, zegt Voss. „De sloten en het goud op snee waren bedoeld om de inhoud te beschermen tegen stof en vuil. Maar juist met de inhoud sprong men onzorgvuldig om. De buitenkant was veel belangrijker, als familiebezit, sieraad en statussymbool.”
Primaire bron
Voss laat een klein hugenotenpsalmboekje zien uit de nalatenschap van Maria Katharina von Braunschweig-Lunenburg-Dannenberg (1616-1665). De Geneefse psalmen staan er in het Frans in, naast de vertaling van Lobwasser in het Duits. Op de rug prijkt het jaartal 1632. „Waarschijnlijk het jaar waarin Maria Katharina, die toen 16 was, belijdenis deed en dit boekje cadeau kreeg.”
Maria Katharina was een nicht van Catharina Vasa, prinses van Zweden, die in de 17e eeuw het gebied rond Emden, dat gereformeerd was, luthers wilde maken, vertelt Voss. „En haar eigen nichtje krijgt dus een hugenotenpsalmboekje bij haar belijdenis. Hoe vind je dat?”
Een van de mooiste exemplaren van de tentoonstelling is volgens Voss een familiebijbel uit de 18e eeuw. Vanwege het uiterlijk: donkerbruine leren band, versierde zilveren sloten. Maar meer nog om wat hij erin aantrof.
In 2002 kwam een vrouw van in de negentig uit Leer ermee bij de bibliotheek. Ze had de Bijbel in 1935 van haar opa uit Bingum (nabij Emden) gekregen. Ze wilde graag dat het familiestuk voor komende generaties bewaard zou blijven.
Het bleek te gaan om een band waarin de Statenvertaling, de psalmen van Datheen en een catechismus samengebonden zijn. „Opvallend”, zegt Voss, „want de gemeente Bingum vormde altijd een lutherse enclave in een gereformeerd gebied. Dat leverde een spannende zoektocht op naar de herkomst van de Bijbel.”
Hij werd daarbij geholpen door allerlei stukken die in de familiebijbel bewaard bleken te worden: familiefoto’s, doopbewijzen, belijdenisakten, kerkelijke attesten en zelfs een familiekroniek. Aan de hand van de stukken kon Voss achterhalen dat Hemke Hindricks (1707-1740) uit het nabij Emden gelegen dorpje Stapelmoor de eerste eigenaar is geweest.
Het meest opgetogen is Voss over de familiekroniek. Daarin worden allerlei lotgevallen van de familie genoemd die elders niet te traceren zijn. „Het doopregister in Stapelmoor begint in het jaar 1709, het overlijdensregister pas in 1725. In de kroniek wordt verwezen naar eerdere momenten. Zodoende is deze familiekroniek een belangrijke primaire bron geworden.”
Spaarpot
Kerkboeken kregen vaak sluitwerk waarin een Bijbels tafereel staat afgebeeld: Mozes of Christus komen vaak terug, soms ook Aäron. Een andere keer is de gelijkenis van de schat in de akker te zien, of een van de evangelisten. Daarnaast werden er wereldse motieven gebruikt, zoals Vrouwe Justitia, slakken, vazen, guirlandes, parelsnoeren.
Hoeveel kosten iemand destijds maakte om een Bijbel of psalmboek met zilveren sloten of bestempeld goud op snee te laten versieren, kan Voss niet zeggen.
Hij laat de Bijbel van Hemke Hindricks zien. In een van de sloten is het zilvergehalte gegraveerd: 8/10. „Dat is niet wat het gekost heeft, maar wat het waard is als je het zilver bij de juwelier brengt. Dat gebeurde ook in tijden van financiële nood. Zo’n boek fungeerde in feite als spaarpot voor slechte tijden.”
In de collectie van de Johannes a Lasco Bibliothek bevinden zich daardoor heel wat Bijbels en psalmboeken waar geen zilver- of goudbeslag meer aan zit, vertelt Voss. Hij wijst op een vitrine waar elf verschillende gouden en zilveren boeksloten op een rij liggen. „Die hebben we dan ook van een juwelier in bruikleen gekregen.”
De tentoonstelling ”Leder, Samt und Goldfiligran” in Emden is tot 23 december te zien.
Oorverdovend gezang
„Een goede christen heeft drie boeken in huis: een Bijbel, een gezangboek en een spaarbankboekje. In de tentoonstelling die vandaag geopend wordt gaat het om het middelste van deze drie. Daarbij zien we een cultuurbezit dat met uitsterven bedreigd wordt. Leer, fluweel en goudfiligraan is het gezangboek allang kwijtgeraakt. Nu gaat het om het boek zelf.”
Dat stelde theoloog en emeritus predikant dr. Alfred Rauhaus (Weener) vorige week donderdagavond bij de opening van de tentoonstelling ”Leder, Samt und Goldfiligran. Gesangbücher als Kulturgut” in de Johannes a Lasco Bibliothek in Emden.
Dr. Rauhaus schetste hoe de gemeente tijdens de eredienst eeuwenlang zweeg: de priesters zongen ver weg in het koor de Latijnse gezangen. Al in de voorreformatorische beweging van de Boheemse Broeders rond de Tsjech Johannes Hus (1369-1415) kwam daar echter verandering in. „Aan de Tsjechen komt de eer toe het eerste gezangboek in de volkstaal te hebben uitgebracht, in 1501 en in het Tsjechisch”, aldus dr. Rauhaus.
Reformatoren als Luther en Bucer legden grote nadruk op het zingen door de gemeente. Ook Calvijn beijverde zich voor de gemeentezang in de volkstaal. Hoe er in het gereformeerde Emden –ooit het ”Genève van het Noorden” genoemd– gezongen is? In de 16e eeuw klonken de Geneefse psalmen naast geestelijke liederen uit de Duitse traditie, aldus dr. Rauhaus. In 1577 werd er een organist aangesteld die op feestdagen christelijke muziek ten gehore moest brengen, samen met andere bijpassende instrumenten. „Er was in deze Grote Kerk (nu de Johannes a Lasco Bibliothek, JvdK) dus niet alleen een orgel, maar er was ook feestelijke kerkmuziek met trompetten en –let wel!– met door orgel begeleide solozang”, aldus dr. Rauhaus.
Uit de 19e eeuw is een verslag bewaard gebleven van iemand die het zingen in Ostfriesland meemaakte. In 1864 schrijft ene Herr Von Seld dat dat geen zingen meer te noemen is. „In Ostfriesland schreeuwde alles mee: mannen, vrouwen en kinderen. Het was zo oorverdovend en het ging zo door merg en been, dat me het angstzweet vaak uitbrak. In de gereformeerde kerken wordt dit geschreeuw wat verzacht doordat daar mannen en vrouwen vaak om beurten een vers zingen, waardoor er afwisseling ontstaat. De vrouwen, die sowieso voorzichtiger zijn, laten ook hier zien dat ze de trommelvliezen meer sparen.”
Von Seld ontdekte dat het op de scholen niet anders ging. „Ik verwonderde me niet meer over het gezang dat me in de kerk verwond had toen ik de kinderen op school hoorde. Want zoals de ouden zongen, piepten de jongen. Een dergelijk oorverdovend geschreeuw heb ik in mijn leven niet gehoord; de kinderen liepen bruin en blauw aan. Ik dacht dat én mijn trommelvliezen én hun longen gevaar liepen. Maar het leek erop dat ze er plezier in hadden. En hoe erger het geschreeuw, des te goedkeurender de meester keek. „Frisia non cantat” (Friezen zingen niet, JvdK), vertelden me de leraren met wie ik erover sprak”, aldus Von Seld in zijn verslag.
”Lobpreis und Protest”
De tentoonstelling ”Leder, Samt und Goldfiligran” vormt een onderdeel van een groter project, legt dr. J. Marius J. Lange van Ravenswaay van het bestuur van de Johannes a Lasco Bibliothek uit. „Daarin werken we samen met de Akademie van de evangelisch-lutherse kerk in Oldenburg, de evangelisch-lutherse Kirchengemeinde en Landrichterhaus in Neustadtgödens en het Institut für Evangelische Theologie und Religionspädagogik van de Carl von Ossietzky Universität in Oldenburg.”
In Duitsland zijn protestanten al bijna tien jaar bezig met het reformatiejubileum van 2017. Maar daarbij gaat het vooral over Luther en zijn beweging, aldus Marius J. Lange van Ravenswaay. „Dat Emden een belangrijke rol speelde bij de Reformatie, is in Duitsland niet zo bekend. Maar dan hebben we het over de gereformeerde tak van de Reformatie.”
Met het project ”Lobpreis und Protest” willen de Johannes a Lasco Bibliothek en de andere partners aandacht vragen voor de „reformerende liedtradities” in het grensgebied van Duitsland en Nederland. Marius J. Lange van Ravenswaay: „De Reformatie was een kerkpolitiek protest. En dat zie je terug in de psalmberijmingen en gezangen die gemaakt werden. Die waren niet alleen bedoeld voor de vernieuwing van de spiritualiteit, maar ze werden ook politiek ingezet. Luthers ”Ein feste Burg” is een protestlied tegen het papisme. En bij heel wat batailles in Frankrijk klonk Psalm 68 uit het hugenotenpsalmboek.”
Behalve de tentoonstelling met de Bijbels en psalmboeken organiseren de Johannes a Lasco Bibliothek en de andere partners in Emden een concert (21 oktober) en een symposium (4 november). In Oldenburg vindt op 5 november een ”Offenes Singen” (openbaar zanguur) plaats. Op 13 november worden in Neustadtgödens een lezing en een concert georganiseerd.
Meer informatie: www.jalb.de