Roep om sterk EU-leger steeds luider
De veiligheidssituatie voor Europa verslechtert snel. Oorlog in Oost-Oekraïne, gevechten in Libië, onrust op de Balkan. Europa kan slechts met moeite een militaire macht op de been brengen tegen deze bedreigingen. Is de vorming van een krachtig Europees leger de oplossing?
De wereld is de afgelopen vijf, zes jaar ingrijpend veranderd. Het vredige Europa met z’n rustige buitengrenzen is verworden tot een bastion dat van verschillende kanten wordt bedreigd. De gevaren komen van buiten én van binnen.
Rusland roert zich steeds sterker en dicteert zo ongeveer de internationale ontwikkelingen. In Oekraïne, in Syrië, wereldwijd. De Russische beer annexeert vrijwel probleemloos de Krim. Het Westen schreeuwt moord en brand, maar kan effectief weinig uitrichten.
De Baltische staten en Oost-Europese landen voelen zich –niet zonder reden– ernstig bedreigd. Rusland trekt troepen samen langs de grens en wil het geavanceerde Iskanderraketsysteem –eventueel met kernkop– stationeren in Kaliningrad, een stukje Rusland in Europa, pal tussen Polen en Litouwen.
In Syrië steunt Rusland het regime van Assad met ultramodern militair materieel. De Russen brachten daar deze week S300-luchtafweerraketten in stelling. Keer op keer verrast Poetin vriend en vijand met zijn onberekenbare, soms onnavolgbare stappen.
„Het Westen heeft niet echt een antwoord op het Russische machtsvertoon”, analyseert luitenant-kolonel b.d. Marcel de Haas. „Het wordt er niet veiliger op aan de EU-grenzen. Polen, Estland, Letland en Litouwen hebben alle reden zich zorgen te maken. Niet voor niets dringen zij aan op de permanente stationering van extra NAVO-troepen.”
Aan de zuidgrens van Europa is de situatie al niet veel beter. In Libië zijn duizenden strijders van Islamitische Staat actief, gebruikmakend van het machtsvacuüm in de woestijnstaat. Iets verder weg, maar niet minder verontrustend, is het spierballenvertoon van China in de Zuid-Chinese Zee. Of de nucleaire geldingsdrang van Noord-Korea.
Niet rooskleurig
Niet alleen de onrust aan de buitengrenzen vormt een bedreiging voor Europa, ook de veranderende houding van de VS maakt de situatie er voor Europa niet rooskleuriger op. President Obama liet zich onlangs kritisch uit over EU-lidstaten die profiteren van de militaire macht van Amerika.
NAVO-bondgenoten kunnen bij de Republikeinse presidentkandidaat Donald Trump niet langer rekenen op het Amerikaanse leger. Het is de zakenman pur sang een doorn in het oog dat de VS driekwart van de NAVO-uitgaven voor hun rekening nemen.
Verder betekent het vertrek van Groot-Brittannië uit de EU een aderlating voor Europa. „Engeland is een van de landen met de grootste militaire slagkracht in de EU”, aldus dr. De Haas. „Bovendien zijn de Britten militair altijd erg actief.” De EU moet het straks zonder Britse inbreng stellen. Na de brexit nemen niet-EU-landen straks 80 procent van de NAVO-uitgaven voor hun rekening.
Europa kan, in antwoord op de dreiging, nauwelijks een volwaardige militaire macht op de been brengen, maar leunt –noodgedwongen– zwaar op de VS. Bij de aanval op Gaddafi in Libië in 2011 waren Europese landen niet in staat hun jachtvliegtuigen langere tijd in de lucht te houden. Voor het bijtanken in de lucht was Europa afhankelijk van Amerikaanse tankvliegtuigen.
Strategische noodzaak
Niet onlogisch dat in Europa een roep klinkt om een sterk Europees leger – een pleidooi dat sinds 1950 met enige regelmaat de kop opsteekt. De politieke logica en de strategische noodzaak zijn helder. De vraag is waarom Europa er 28 legers op na zou moeten houden met een bonte verzameling tanks, jachtvliegtuigen en fregatten.
Voorzitter Jean-Claude Juncker van de Europese Commissie pleitte drie weken geleden in zijn jaarlijkse toespraak, de State of the Union, voor vergaande militaire samenwerking binnen Europa, met onder meer een eigen militair hoofdkwartier. „De crisis in de Unie duurt nog altijd voort. De samenwerking moet breder en nationale belangen moeten opzij worden geschoven.”
De EU kent al langere tijd het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB), als onderdeel van het Europees integratieproject. Het Europees Defensieagentschap ondersteunt militaire samenwerking. Europa kent verder een militaire staf en een eigen satellietcentrum.
Toch moet er een tandje bij, vindt Juncker. De EU heeft in juni een nieuwe veiligheidsstrategie aangenomen, de zogenaamde Global Strategy, waarbij Europese defensiesamenwerking ongeveer tot norm is geheven. Duitsland en Frankrijk pleiten daarbij voor een Europese Defensie-Unie mét hoofdkwartier.
Brexit
Groot-Brittannië heeft pogingen een Europees leger te vormen altijd proberen te frustreren. Londen is sceptisch over al te innige Europese samenwerking, zeker op militair gebied. Met een brexit liggen de verhoudingen binnen de EU „fundamenteel anders”, zegt defensiespecialist Dick Zandee van Clingendael. „Belangrijke Britse belemmeringen verdwijnen daardoor.”
De weg naar een Europees leger –hoe kleinschalig nog– ligt daarmee open. De defensiedeskundige benadrukt dat plannen op dit moment niet voorzien in een EU-leger. Duitsland en Frankrijk zetten vooral in op militaire kopgroepen –”core groups”– om de trage besluitvorming te omzeilen.
Berlijn en Parijs stellen voor de bestaande militaire, binationale samenwerkingsverbanden op één hoop te vegen en gezamenlijke (gevechts)eenheden te vormen. Italië sluit zich inmiddels bij het plan aan. Waar, wanneer en onder welke voorwaarden deze militaire kopgroepen kunnen aantreden, is nog onduidelijk.
Duitsland en Frankrijk maken hierbij gebruik van mogelijkheden uit het Verdrag van Lissabon van december 2007. Het zogeheten Pesco-artikel in het verdrag voorziet in de vorming van permanent gestructureerde militaire eenheden binnen de EU.
Om eenheid en eensgezindheid in hun militaire samenwerking uit te stralen, hebben Frankrijk en Duitsland besloten hun defensiebudgetten te verhogen naar 40 miljard euro. Voor beide landen betekent dat een stijging van zo’n 6 miljard euro, ofwel bijna 18 procent.
Verdeeld
Europa reageert, hoe kan het ook anders, verdeeld. Nederland ziet initiatieven richting een Europees leger bijvoorbeeld niet zitten. „Er bestaat binnen Europa vaak de neiging te dromen van een ”grand design”, zoals een Europees leger”, zegt minister Hennis van Defensie. „Terwijl dat gedoemd is te mislukken.”
Hennis is bang dat een EU-leger leidt tot dubbelingen met de NAVO. Het Atlantisch bondgenootschap blijft voor haar „de hoeksteen” van het veiligheidsbeleid. Discussies over een Europees leger met een militair hoofdkwartier leiden alleen maar af van de kern: intensieve militaire samenwerking tussen lidstaten. „Daar is winst te behalen. We moeten ons niet verliezen in een discussie over een nieuw hoofdkwartier en bakstenen of vlaggen.”
Ook oud-militair De Haas is beducht voor overlap van taken en bevoegdheden van NAVO en EU. Aan de taken van de EU –economische en politieke samenwerking– moet in zijn optiek geen militaire component worden toegevoegd. „Daar is de NAVO in gespecialiseerd.”
Te gek
Een Europees leger is „een slecht idee”, een EU-hoofdkwartier „te gek voor woorden”, stelt De Haas, gastmedewerker van het Institute of Security and Global Affairs van de Universiteit Leiden. „Een EU-leger kost klauwen met geld. Bovendien beschikt de NAVO al over alle mogelijk hoofdkwartieren.”
Defensiespecialist Zandee en krijgskundige De Haas zien nog niet zo snel een Europees leger ontstaan. Zandee wijst op grote culturele, politieke en militaire obstakels. „Een Fin opereert anders dan een Portugees, een Italiaan anders dan een Zweed.” Door uiteenlopende belangen van lidstaten is militaire samenwerking binnen Europa al complex genoeg. „De Grieken zijn alleen bezig met de Turken, de Italianen vooral met vluchtelingen.” Bovendien verschillen de militaire doctrines tussen landen sterk. „Frankrijk intervenieert vrij gemakkelijk in Afrika, terwijl Duitsland juist erg terughoudend is met gevechtsacties.”
De Haas ziet het niet gebeuren dat alle EU-lidstaten één soort militair materieel aanschaffen. „De Belgen kopen liever Franse heli’s, terwijl de Britten per definitie de voorkeur geven aan Amerikaanse. Het gaat gewoonweg niet gebeuren dat EU-landen één soort pantservoertuig aanschaffen. Europa blijft één grote militaire lappendeken.”
Soevereiniteit
Het laatste wat een land volgens De Haas opgeeft, is zijn soevereiniteit. „Een lidstaat moet niet afhankelijk zijn van andere lidstaat.” Nederland heeft deze harde les geleerd tijdens de val van Screbrenica in juli 1995, waarbij Dutchbat onverwacht geen luchtsteun kreeg van de VS, Frankrijk en Engeland. „Elk land wil daarom over een eigen militair potentieel beschikken.”
Toch wijst defensiespecialist Zandee erop dat er op militair vlak veel meer kan, dan tien, twintig jaar geleden voor mogelijk werd gehouden. Ondanks de angst voor het opgeven van de soevereiniteit, blijkt samenwerking in binationaal verband –tussen twee landen– uitstekend te werken. Door al deze samenwerkingsverbanden ontstaan er in feite allerlei Europese legers, aldus Zandee, maar niet één compleet Europees leger. „Dat blijft dagdromerij.”
De defensiespecialist van Clingendael signaleert een risico bij de oprichting van militaire kopgroepen dankzij Duits-Franse samenwerking. „In Europa ontstaat daarmee een defensie op verschillende snelheden. Een eredivisie en een tweede divisie.” Aan de andere kant kunnen kopgroepen treuzelende lidstaten ook tot meer actie aanzetten.
Rusland is „totaal niet” onder de indruk van alle Europese inspanningen, verzekert De Haas. „Rusland is nu en straks niet bang voor Europa, omdat het militaire slagkracht en eenheid ontbeert.”
De Europese Unie beschikt –net als de NAVO overigens– niet over een leger. De EU kent sinds eind 2007 wel twee snel inzetbare gevechtseenheden van elk 1500 man.
Deze zogeheten EU Battlegroup kan uiterlijk na tien dagen binnen 600 kilometer afstand van Brussel worden ingezet om missies van 30 tot 120 dagen uit te voeren. EU-lidstaten leveren elk halfjaar bij toerbeurt militairen voor deze eenheid, die overigens nog nooit is ingezet.
In de tweede helft van dit jaar stellen Duitsland, Ierland, Kroatië, Luxemburg, Oostenrijk, Tsjechië en Nederland militairen beschikbaar voor deze gevechtseenheid. Nederland levert twee infanteriecompagnieën, twee verkenningseenheden en twee Chinooktransporthelikopters.
Europese landen zoeken steeds vaker innige militaire samenwerking, niet zelden ingegeven door forse bezuinigingen op het defensiebudget. Nederland vervult een voortrekkersrol. Enkele voorbeelden.
Nederland en Duitsland kennen sinds 1995 een gezamenlijke legerkorpsstaf in Münster, terwijl ons land voor tanks inmiddels volledig afhankelijk is van Duitsland. België leidt marinepersoneel van Nederlandse mijnenjagers op, Nederland onderhoudt Belgische marineschepen.
De Luchtmobiele Brigade maakt deel uit van de Duitse Division Schnelle Kräfte (DSK), terwijl het Duitse Seebataillon wordt geïntegreerd binnen de Koninklijke Marine. Nederland en Duitsland hebben woensdag gezamenlijk Patriotraketten afgevuurd vanaf Kreta, een eerste stap naar een gezamenlijk inzetbare luchtverdedigingseenheid.
Ook in de lucht komt samenwerking van de grond. Pakweg 80 procent van alle Europese militaire transportcapaciteit is ondergebracht op de vliegbasis Eindhoven, terwijl twaalf EU-landen samen gebruik maken van drie C-17 Globemastertransporttoestellen.