Buitenland

Column: Hokjes over religieus en niet-religieus werken niet in Tel Aviv

Religie is in Tel Aviv geen modewoord. In Jeruzalem gaat men op sabbat massaal naar de synagoge. Maar hier is het aan het eind van de ochtend eenrichtingsverkeer naar het strand.

Eddy Aangeenbrug
11 October 2016 08:50Gewijzigd op 16 November 2020 07:23
In Jeruzalem gaat men op sabbat massaal naar de synagoge. Maar hier in Tel Aviv is het aan het eind van de ochtend eenrichtingsverkeer naar het strand. beeld EPA
In Jeruzalem gaat men op sabbat massaal naar de synagoge. Maar hier in Tel Aviv is het aan het eind van de ochtend eenrichtingsverkeer naar het strand. beeld EPA

Godsdienst is in Israël lastig meetbaar. De verdeling religieus versus seculier, zoals we die in Nederland kennen, gaat hier algauw mank. Het Jodendom kent vele schakeringen. Ik heb vrienden die ”religie” een vies woord vinden, maar die toch als ”godsdienstig” in de officiële boeken staan. Ze bidden op sabbat met de familie de gebeden, ze vieren de Joodse feesten, ze vasten op Jom Kipoer.

Religie en traditie maken namelijk onlosmakelijk deel uit van de Joodse identiteit. Voor buitenstaanders is dat soms verwarrend. We zijn het in Nederland gewend om godsdienstigheid op te hangen aan ankers als kerkelijke betrokkenheid.

„Dus je bent religieus”, vraag ik een vriend die net terug is van de synagoge. Hij heeft er gebeden, nadat hij een week ervoor betrokken was geraakt bij een heftig auto-ongeluk. Wonderlijk genoeg heeft hij het er zonder verwondingen van afgebracht.

„Natuurlijk niet”, reageert hij stellig. Hij houdt zijn keppeltje nog in zijn hand. Al luisterend begrijp ik dat hij alleen de harediem, de ultraorthodoxe Joden, religieus noemt.

Westerse sociologische modellen kunnen in Israël niet een-op-een worden toegepast. Een seculiere Jood met allergie voor het woord religie draagt op zijn eigen manier toch de Joodse traditie met zich mee.

Vaak komt die weerzin tegen religie voort uit de invloed van Joodse wetgeving op het sociale leven. Trouwen bijvoorbeeld blijft uitsluitend een religieuze aangelegenheid, en kan alleen als de orthodoxe rabbijn akkoord gaat. Bussen rijden niet op sabbat – ook niet in Tel Aviv. De macht van het opperrabbinaat is seculiere Joden een doorn in het oog – en maakt dat ze religie negatief waarderen.

Soms steekt het echter dieper. Wanneer ik hoor dat de Holocaust een streep heeft gezet door het geloof in God. Het zijn de momenten waarop ik stilval, omdat ik een pijn proef waar ik geen antwoord op kan geven.

Bovendien: woorden sorteren weinig effect. Die gedachte bekruipt me in de gesprekjes over het christelijk geloof. Die keren zijn spaarzaam – maar soms roept het kruisje om mijn nek nieuwsgierigheid op. Met Asaf bijvoorbeeld. Hij heeft in Jeruzalem aan de universiteit colleges over het christendom gevolgd. Seculier Joods, kind van „atheïstische ouders”, zelf weigert hij zich te labelen.

Op de bovenste plank van zijn boekenkast staat een Nieuw Testament. Van a tot z gelezen. Als ik erin blader, begint hij rustig een joint te draaien. „Ik ben niet gelovig”, zegt hij. „Maar ik hou van Jezus. Echt.”

Dat heb ik een Joodse vriend nog niet eerder horen zeggen. Ik zet het Nieuwe Testament terug naast de Thora en besluit het hokjesdenken hier definitief op te geven.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer