Russisch realisme in Drents Museum
Het is het Drents Museum in Assen weer gelukt een spraakmakende tentoonstelling in te richten. Ditmaal uit de collectie van het Staats Russisch Museum in Sint-Petersburg; werken van de schilders van het Russisch realisme.
Ze zijn weer even in Nederland, de ”Wolgaslepers”. Dit schilderij, dat wel de Russische ”Nachtwacht” genoemd wordt, was in 2001 de sensatie van een tentoonstelling in het Groninger Museum. Op het kunstwerk van Ilya Repin hangen de slepers in de touwen en banden om een schip voort te trekken over de rivier de Wolga. De armoede, ellende en het lijden zijn samengebald in dit groepje ploeteraars. Ze vormen de afglans van de arbeidende klasse van het Russische volk in de negentiende eeuw. De schilder Ilya Repin neemt het voor ze op. Hij, en met hem een hele groep kunstschilders – de Peredvizhniki, de Zwervers.
De Zwervers schuwen de realiteit niet; armoede, sociaal onrecht en honger worden onbesmuikt in beeld gebracht. Als een aanklacht. De heersende kunststroming, het classicisme –zoals gedoceerd op de keizerlijke kunstacademie in Moskou– wordt naar de marge gedrukt. De Peredvizhniki reizen met hun tentoonstellingen door heel West-Rusland en krijgen bekendheid en waardering. In Sint-Petersburg, dat knipoogt naar West-Europa, maar ook in het traditioneel ingestelde Moskou; en in Kiev en Charkov. Uitstapjes zijn er naar het ‘buitenland’, naar Warschau, naar Vilnius en Riga. De nieuwe kunst, het ”sociaal realisme”, verovert Rusland.
Verstard classicisme
Natuurlijk staat de veranderende kunst in Rusland niet op zichzelf. Ook in West-Europa en de Verenigde Staten heeft een reactie plaats op het verstarde classicisme met zijn thema’s en patronen, symbolen en strakke composities ontleend aan de klassieke oudheid. In Nederland treden mensen op de voorgrond als Jozef Israels met zijn vissers, G. H. Breitner met zijn Amsterdamse dienstertjes, Vincent van Gogh met zijn boerenfiguren. In België timmeren mannen als Charles du Groux, Léopold Harzé en Constantin Meunier aan de weg. Frankrijk kent zijn Honoré Daumier en Gustave Courbet, Duitsland Käthe Kollwitz. In de Verenigde Staten zijn het figuren als Diego Rivera en Anton Refregier die oog krijgen voor het dagelijks leven van de onderklasse. Allemaal zien ze ook de schoonheid in die rauwe werkelijkheid. Zo schilderen ze de armoede en ellende van de laagste bevolkingsklasse. En de maatschappelijke en politieke onrust die er het gevolg van zijn.
Overigens is het is maar de vraag tot in hoeverre het sociaal realisme een kunststroming kan worden genoemd. Meer is het een cultuurthema dat verschillende kunststromingen als romantiek en impressionisme overspant. Ook binnen een stijl als expressionisme is het terug te vinden. In Rusland moet het sociaal realisme –sommigen spreken liever van Russisch realisme– bovendien worden onderscheiden van het socialistisch realisme, dat vanaf 1920 de officiële en ook in de praktijk de toonaangevende kunst- en literatuurstroming in de Sovjet-Unie is. Deze –door de overheid opgelegde kunststroming die een verheerlijkt beeld schildert van het communistisch Rusland– duurt tot de opheffing van de Sovjet-Unie in 1991.
Het ís bijzonder
Als het sociaal realisme dan zo’n brede geografische spreiding kende, wat maakt dan de Russische variant –als daar tenminste van gesproken mag worden– bijzonder? Wie de grote zaal van het Drents Museum in Assen tot in alle hoeken doorakkert, weet het; dit ís bijzonder, maar het laat zich niet gemakkelijk verwoorden. Komt het misschien door de vooraanstaande kunstenaar Ilya Repin, die een absolute meester is in de weergave van licht, van sfeer, van ingehouden emotie? Die met enkele verfstreken een dramatisch verhaal kan suggereren. Misschien, maar daar konden ook veel andere realisten wat van.
Wellicht is het iets anders. De schilderijen in Assen zijn dooraderd van een eeuwenoude cultuur, die de bezoeker een ander Rusland laten zien dan de nieuwsberichten hem voorhouden. Een volk dat door alle ontberingen heen zijn zelfrespect heeft behouden; dat te midden van armoede zijn cultuur uitleeft in eigen feesten, klederdrachten en gewoonten. Want ook dát schilderden de Zwervers. De tentoonstelling laat prachtige landschappen, portretten, genrestukken zien en brengt de oude cultuurverhalen tot leven.
De Peredvizhniki, de club van zwervers en rondtrekkers, vormen in Rusland geen geïsoleerde groep. Er is veel contact met musici als Alexander Borodin of schrijvers als Tolstoi en Dostojevski. Repin schilderde Leo Tolstoi ten voeten uit.
De groep van de Zwervers heeft slechts een vijftigtal jaren bestaan; wordt opgericht in 1870, en verzorgt in 1923 de laatste tentoonstelling, in Moskou. Centrale figuur is Ilya Repin, maar die haakt al in 1891 af. Hij is het niet eens met de steeds strengere regels waaraan kunstenaars moeten voldoen om lid van de vereniging te kunnen worden. Het maakt de jongere generatie volgens hem kansloos.
Waardevolle contacten
Dat het Groninger Museum contacten heeft met Moskou loopt wellicht via NAM en Gazprom. Maar hoeveel Russen weten Assen te liggen? Toch lukte het het Drents Museum om goede banden aan te knopen met het Staats Russisch Museum in Sint-Petersburg, een museum dat door toeristen nogal eens over het hoofd wordt gezien op weg naar de Hermitage. Onterecht. Laat Assen en Sint-Petersburg vooral zoeken naar verdere samenwerking.
En, wie in Groningen de tentoonstelling van Repin (2001-2002) miste, heeft hier alsnog de kans aan zijn trekken te komen.
”Peredvizhniki, Russisch Realisme rond Repin 1870-1900” is tot en met 2 april te zien in het Drents Museum in Assen.