„Geweld Indië schuld van legertop en politiek”
Legertop, justitie en politieke besluitmakers waren gezamenlijk verantwoordelijk voor de ontsporing van geweld in Nederlands-Indië in de jaren 1945-1949. Die conclusie trekt historicus Rémy Limpach in een uitgebreide studie naar het geweld door Nederlandse militairen, dat hij „extreem en structureel” noemt.
Donderdag was de presentatie van zijn boek De brandende kampongs van Generaal Spoor. Limpach heeft daarin honderden gewelddaden gedocumenteerd. Het gaat om executies, brandstichtingen en plunderingen, en martelen door de inlichtingendiensten.
Limpach keek niet alleen naar het geweld zelf, maar vooral ook naar de oorzaken en omstandigheden en hoe ermee werd omgegaan.
Hij spreekt van een „coalitie van daders”. Die bestond niet alleen uit bestuurders en militairen, waarbij de legertop onder aanvoering van generaal Simon Spoor geweld toestond en zelfs uitlokte met opzettelijk vage opdrachten. Ook justitie keek weg en verhulde en bevorderde geweld door niet te vervolgen of laag te straffen.
Als hoofdverantwoordelijken noemde Limpach donderdag echter de politieke besluitvormers in Den Haag. Die stuurden het leger en keurden het militaire beleid goed. Volgens de onderzoeker was het geweld, ook door onhaalbare militaire doelen, te voorzien geweest. Bovendien faalde de politieke controle.
Limpach zegt dat het boek niet is bedoeld om Indië-veteranen te veroordelen, maar als bijdrage aan de waarheidsvinding. De meerderheid van de veteranen heeft volgens hem „schone handen”. Hij benadrukt bovendien dat de Indonesische strijdgroepen zich evengoed schuldig maakten aan extreem geweld.
Het kabinet heeft donderdag laten weten dat het met een reactie komt op het boek. Het sluit een groot en breed onderzoek naar de oorlog in Indië niet langer uit. De bevindingen staan haaks op het standpunt dat de krijgsmacht zich als geheel „correct heeft gedragen” en dat sprake is geweest van excessen.