Trump en Reagan: Donald lijkt best op Ronald
Trump verloor. Clinton won. Dat is de teneur na het eerste tv-debat tussen de twee kandidaten die strijden om het Amerikaanse presidentschap. Maar daarmee is de uitslag nog niet bepaald.
Het eerste tv-debat was voor Ronald Reagan in 1980 ook geen succes. Maar hij werd wel president en wordt geroemd als een van de beste.
Met een zekere regelmaat wordt er gewezen op de overeenkomsten tussen Donald Trump en Ronald Reagan. Die zijn er ook. Neem alleen hun levensloop. Reagan was de eerste presidentskandidaat in de geschiedenis die officieel gescheiden was. In 1948 verliet hij Jane Wyman, om vier jaar later te trouwen met Nancy Davis. Die echtscheiding was rond 1980 nog echt een thema waarover op verkiezingsbijeenkomsten werd gediscussieerd. Trump is de tweede kandidaat die zijn eerste vrouw, Ivana (en ook zijn tweede, Marla Maples), heeft verlaten. Hij is sinds 2004 gehuwd met Melania Knauss. Opvallend is verder dat beiden in hun jongere jaren Democraat waren, maar switchten en zich aansloten bij de Republikeinen. Reagan noemde zijn keuze voor de Democraten achteraf een jeugdzonde.
Ervaring
De opvallenste overeenkomst is dat zowel Donald als Ronald voor de bestuurders in Washington een outsider is. Weliswaar was Reagan gouverneur van Californië geweest, maar hij had geen ervaring in het bestuurscentrum van de Verenigde Staten. Terwijl veruit de meesten die in de geschiedenis een gooi hebben gedaan naar het Amerikaanse presidentschap een lange staat van dienst hadden als senator. Reagan had dat niet en Trump heeft dat niet.
Net als Trump nu, werd Reagan destijds in de media afgeschilderd als onervaren en ondeskundig. Vanwege zijn carrière in Hollywood werd hij smalend „een filmster, maar dan wel van het tweede garnituur” genoemd. Jeffrey Lord, voorheen campagnemedewerker van Reagan, herinnert zich dat goed. „Hij werd belachelijk gemaakt, niet serieus genomen. Men noemde hem spottend ”de B-acteur”. Vooraf betoogde bijna elke krant dat hij nooit zou kunnen winnen. Net zoals dat nu van Trump wordt gezegd. Maar het feit dat hij buitenstaander was, bleek bij de verkiezingen juist een groot voordeel. Dat zou nu ook zomaar kunnen.”
Maar er is meer. Beide politici stemmen overeen in hun aanpak. Trump neemt geen blad voor de mond, Reagan deed dat ook niet. Hij had een hartgrondige hekel aan zoetsappig en genuanceerd gepraat. Trump evenzeer. Reagan poneerde soms dingen waar politici, commentatoren en partijgenoten met kromme tenen naar luisterden.
Om een voorbeeld te noemen: ook Reagan wilde korte metten maken met illegale immigranten en kreeg daarom –net als Trump nu– veel kritiek. Toen Reagan in 1986 bij de Immigration Reform and Control Act illegale arbeid aan banden legde, was de beer los. Trump weet dus wat hem te wachten staat als hij zijn woorden straks omzet in daden.
In 1980 beloofde Reagan Amerika weer op de kaart te zetten. Trumps leus ”Make America great again” herinnert Amerikanen aan het eertijds onder Reagan. Die zei de economie te zullen herstellen en Rusland te bedwingen. Dat laatste zei hij te willen doen door een stevige (militaire) vuist te maken in plaats van zoetsappig te praten. Het ”rijk van het kwaad” moest niet horen maar voelen. In de verkiezingsstrijd werden Reagans stelligheden weggehoond. Hij was te simplistisch en zou irrealistisch, ja zelfs gevaarlijk zijn. Maar de kiezer gaf hem zijn stem – niet het minst omdat die diep teleurgesteld was in de politiek van president Jimmy Carter. En Reagan maakte zijn beloften waar. Of dat Trump ook zal lukken, is de vraag. Maar de verwijten die hem nu gemaakt worden, klinken sterk als een herhaling van de kritiek op Reagan in 1980.
Er zijn echter ook verschillen. Een belangrijk onderscheid is dat Reagan weliswaar een beperkt politiek program had, maar dat blonk wel uit in helderheid. Hij legde de nadruk op belastingverlagingen om economische groei te stimuleren, en op beperkingen op het geldaanbod om de inflatie te verlagen, het dereguleren van de economie, een verlaging van overheidsuitgaven en een beperking van de macht van vakbonden. Stuk voor stuk punten die Trump wil overnemen. Alleen: Trump wekt voortdurend de indruk niet consistent te zijn. „Hij roept maar wat”, is de veelgehoorde kritiek. „En de ene dag is het dit en morgen is het precies andersom.”
Harnas
Een tweede verschil is dat Reagan de gave had mensen voor zich te winnen. Daarom werd hij de Great Communicator genoemd. Nagenoeg ieder die hij ontmoette, gaf hij het gevoel speciaal te zijn. Trump lijkt daarentegen over een uitzonderlijk talent te beschikken om mensen tegen zich in het harnas te jagen. Zijn scheldkanonnades zijn inmiddels berucht en zelfs zijn politieke vijanden voelen soms plaatsvervangende schaamte als ze zijn beledigende opmerkingen horen.
In lijn daarmee is misschien wel het belangrijkste verschil in deze campagne: Reagan had veel humor, en Trump mist die ten enen male. Hij moppert, klaagt en sombert. Op foto’s staat Trump doorgaans met een boze blik, of op zijn best met gefronste wenkbrauwen. Alsof hij alleen maar zorgen kent.
Daarmee red je het in de VS niet. Amerikanen willen een optimistisch verhaal horen van hoop en kansen. Reagan bracht die. Hij was op dit punt het tegenovergestelde van Trump. Reagan lachte veel, had humor en ook zelfspot. Met die humor wist hij mensen voor zich te winnen en tegenstanders te verslaan. Zoals hij deed in het laatste verkiezingsdebat. Vooraf stond Carter 8 procentpunten voor op Reagan, nadien stond hij op achterstand. Dankzij de relativerende en humoristische opmerkingen van Reagan.
Donald bewondert Ronald, maar moet nog wel iets van hem leren wil hij Clinton verslaan.