Archeologisch paradijs bij Sichem
De omgeving van Sichem is een „archeologisch eldorado”, aldus dr. Gerrit van der Kooij, gepensioneerd archeoloog aan de Universiteit Leiden. In een lezing dinsdag in Apeldoorn gaf hij een inkijkje.
Van der Kooij sprak voor Ex Oriente Lux, een vereniging die tot doel heeft kennis van het Oude Nabije Oosten over te brengen aan een breed publiek. Centraal tijdens de lezing in het gebouw van de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA) stond de archeologische vindplaats Tell Balata, die geïdentificeerd wordt met het Bijbelse Sichem.
Vanaf het begin van de twintigste eeuw is Tell Balata een hotspot voor archeologen. In 1908 werd er bij toeval een bronzen schat gevonden. Archeologische teams legden daarna vooral voorwerpen en architectuur bloot uit de Midden-Bronstijd (2000-1600 v. Chr.).
Van 1926 tot 1934 was er een Duits archeologenteam actief met als voorman Franz Böhl. Zij vonden een tempel op de ”tell” met een voorhof, waar een altaar stond en een sokkel met een grote steen daarbij. Tot welke godsdienst deze tempel behoorde is onbekend.
Van 1956 tot 1973 deden Amerikanen onder leiding van G. Ernest Wright verdere opgravingen. De Amerikanen brachten de verschillende lagen in kaart die horen bij verschillende historische perioden. Ook hebben ze er veel aan gedaan om de vindplaats te consolideren om zo toerisme op te wekken.
Tell Balata ligt in een gevoelige sociaal-politieke omgeving, tussen de heuvels Ebal en Gerizim vlak bij het huidige Nablus. De opgravingslocatie ligt vanaf 994 in een gebied waar Palestijnen de volledige autoriteit hebben, maar grenst tegelijkertijd aan een gebied waar de Israëliërs de macht in handen hebben.
Het is niet gemakkelijk om in een context die zo politiek en religieus beladen is archeologie te bedrijven, aldus Van der Kooij. „Woorden zoals Bijbel moeten vermeden worden en ook mag het graf van Jozef niet genoemd worden. We doen onderzoek naar de grootheden en kleinheden van maatschappijen uit de Midden-Bronstijd.”
Sinds 1996 werkt de Universiteit Leiden samen met de Palestijnse afdeling voor antiek en cultureel erfgoed en VN-organisatie Unesco. Activiteiten zijn er geweest van 1996 tot 2000 en van 2010 tot 2014. Deze activiteiten werden ondersteund door ontwikkelingssamenwerking vanuit Nederland.
Het project hield onder andere in dat de vindplaats werd schoongemaakt en dat er aanvullend archeologisch onderzoek werd verricht. Op het gebied van erfgoedbeheer werd er veel gedaan aan consolidatie en restauratie en er werd een bezoekerscentrum gebouwd.
De lokale gemeenschap speelde een belangrijke rol in het project, vertelt de archeoloog. Om deze bij het project te betrekken, wordt er onderwijs gegeven en een open dag gehouden. „Mensen die de opgravingen van nabij hebben meegemaakt, vertellen hierover aan de lokale burgers. De bevolking reageert erg enthousiast op het onderwijs en de open dag.”