Economie

De ambachten onder druk

Het traditionele Duitse meester-gezelsysteem is waardevol, vindt de Berlijnse schooldirecteur Ronald Rahmig. Maar een aantal maatschappelijke ontwikkelingen zet het duale onderwijs volgens hem onder druk.

Bertus Bouwman en Evert Barten

24 September 2016 18:13Gewijzigd op 16 November 2020 06:50
beeld ANP, Remko de Waal
beeld ANP, Remko de Waal

Het systeem dat gezellen bij de meester in de leer gaan is eeuwenoud. In Duitsland is het voor honderdduizenden jongeren nog altijd dé manier om een vak te leren. Het is een prachtsysteem, vindt de 55-jarige Ronald Rahmig. De directeur van het Oberstufenzentrum Kraftfahrzeugtechnik in Berlijn-Charlottenburg, een vakschool voor automonteurs, kan met gemak de voordelen opsommen. „Voor leerlingen is er geen betere manier om hen voor te bereiden op hun beroep. Het is extreem praktijkgericht. En werkgevers kunnen een toekomstige werknemer helemaal gericht op hun eigen bedrijf opleiden.”

De Duitse zogeheten ambachten zijn onderverdeeld in 130 beroepen, van timmerman tot kapster. Voor leerlingen die van het lagere middelbaar onderwijs –de Hauptschule– komen, is een vakschool meestal de logische volgende stap. In het duale systeem leren scholieren vanaf 15 jaar gemiddeld twee derde van hun tijd het vak in de praktijk binnen een bedrijf. De overige tijd gaan ze naar de Berufsschule waar theorie centraal staat.

De hele opleiding duurt, afhankelijk van het toekomstige beroep, tussen de twee en drie en een half jaar. De werkgever betaalt de opleidingskosten en geeft nog een werkvergoeding van tussen de 300 en 1000 euro aan de leerling, afhankelijk per beroep. De Berufsschule wordt door de Duitse overheid bekostigd en is dus gratis voor leerlingen.

In het bedrijf worden de leerlingen begeleid door een oudere collega die cursussen heeft gevolgd om als opleider aan het werk te mogen. Bedrijven regelen op hun beurt samen cursussen voor de leerlingen om speciale nieuwe technieken te leren.

De opleiding wordt afgesloten door een test van de Handwerkskammer, de zogenoemde Gesellenprüfung; een soort meesterstuk. Met een ”Gesellenabschluß” in de hand kunnen leerlingen aan de slag als werknemer of doorleren voor een zogeheten Meister-diploma. Ze volgen daarvoor een extra opleiding van een of twee jaar. Wie Meister is, mag een eigen handwerkbedrijf beginnen. Al is dit laatste na het gelijktrekken van Europese onderwijssystemen geen harde eis meer.

Gevaren

In theorie een erg mooi systeem, vindt schooldirecteur Ronald Rahmig. De voorzitter van de vereniging van vakscholen in Berlijn merkt echter in de praktijk dat een aantal gevaren het duale onderwijs bedreigt.

Steeds minder jongeren zien iets in een gezellendiploma, blijkt uit recente cijfers. Een van de oorzaken daarvoor is volgens Rahmig de „waan van de academisering.” Er is een maatschappelijke ontwikkeling gaande waarbij alleen iemand met een diploma in het hoger onderwijs voor vol wordt aangezien, zegt hij. „Jongeren zien het steeds minder als een kans op een goede carrière. Terwijl je juist met een vakdiploma stabiele vooruitzichten hebt en een heel goede boterham kunt verdienen.”

De vraag is ook of jongeren zich niet te vroeg moeten specialiseren en zo een belangrijke keuze maken waarvan ze later spijt krijgen. „Vroeger koos je vaak voor het beroep van je vader, moeder of oom. Iets wat je kende.” Rahmig ziet bij zijn leerlingen dat ze gemiddeld ongeveer een dozijn beroepen kennen, terwijl ze kunnen kiezen uit 130 richtingen. „We zijn dit jaar begonnen met het eerder advies geven op het voortgezet onderwijs. Dat helpt, al blijven de opleiding tot kapper en bakker de populairste. Die kennen ze.”

Dat gebrek aan kennis ziet de schooldirecteur soms ook bij de jongens van zijn eigen opleiding. „Je komt hier om automonteur te worden, een eervol beroep. Maar jongeren komen hier soms binnen met het idee dat ze de hele dag in een cabrio kunnen rondrijden met hun zakken vol geld.”

Aan de andere kant zijn steeds minder ondernemers bereid om leerlingen binnen hun bedrijf op te leiden. Slechts 20 procent van de bedrijven die bevoegd zijn om jongeren op te leiden, doet dat nog, vertelt Rahmig. „Bedrijven klagen al snel dat jongeren te weinig gekwalificeerd zijn om aan de slag te kunnen. Natuurlijk wil iedereen een student hebben die alles al kan, maar het gaat er juist om dat zij investeren in de opleiding.”

Toch kan de schooldirecteur ondernemers niet altijd ongelijk geven. „Steeds vaker staan jongeren afwachtend met de handen in de zakken en is zogeheten pünktlichkeit een probleem.” Allemaal zaken die de school moet oplossen, hoort Rahmig dan. „Maar het is een aandachtspunt voor de hele maatschappij. Het traditionele gezin is steeds minder vanzelfsprekend, zeker in Berlijn. Vroeger was het stabiele inkomen van de kostwinner normaal, als kinderen ’s middags thuis kwamen was moeder er om hen op te vangen. Nu is daar steeds vaker een vacuüm.”

Weemoed

Toch zou de schooldirecteur niet terug willen naar vroeger, zegt hij. „Dat kan ook niet. We moeten op school kijken of we leerlingen in de toekomst meer kunnen bieden op sociaal terrein. Tegelijk kun je niet alle hoop vestigen op het onderwijs. Het is ook een verantwoordelijkheid van de samenleving zelf.”

Hij denkt met enige weemoed terug aan het aanzien dat het vakmanschap vroeger nog had. Je ziet dat nog een beetje terug bij de timmermannen die hier in Duitsland vol trots hun zogenoemde Kluft (leren vestje) dragen, zegt hij. „Mijn jongens hier trekken eerst met tegenzin hun blauwe overall aan. Maar al snel wordt het kledingstuk hen dierbaar. Het vormt hun identiteit: „Ik ben monteur; ik bén wat.” Onderschat dat niet. Jongeren zijn daar erg naar op zoek.”

Rahmig ziet tegelijkertijd de druk op zijn scholieren toenemen. De eisen worden hoger en kiezen wordt moeilijker. „Ga je voor de grote jongens als Volkswagen of Daimler, of kies je voor de familiaire geborgenheid bij garage Meister Klowotsky hier om de hoek? Juist het opbouwen van een band met een ondernemersfamilie kan enorm vormend zijn voor je persoonlijkheid.”

De talloze factoren die het duale vakonderwijs ondergraven in Duitsland nopen bedrijfsleven en onderwijs om bij zichzelf te rade te gaan, zegt Rahmig. „De veranderingen in de maatschappij houd je niet tegen, maar we kunnen wel reflecteren op al het goeds dat dit systeem herbergt en erover nadenken hoe we die waarden in onze tijd kunnen benutten.”

Zelf ziet hij een oplossing in een langere opleiding zodat zoekende jongeren beter kunnen rijpen. „Het duale onderwijs, dat voortbouwt op de tradities van de gildes, is daar erg geschikt voor en kan samenbindend werken in de maatschappij. Maar dan moeten bedrijven ook beseffen dat ze leerlingen niet enkel opleiden om economische redenen; hun taak is veel breder.”


„Economie heeft vakmensen nodig”

Hij breekt een lans voor ambachtsscholen en ziet het liefst het meester-gezelsysteem terugkomen in Nederland. Het doel: meer vakmensen. Want die heeft de economie hard nodig, betoogt Hans Biesheuvel, oprichter van ondernemersvereniging ONL en oud-voorzitter van MKB-Nederland.

Bedrijven zouden geen vakbekwame jongeren meer vinden, stelt u. Om welke vakken gaat het zoal?

„Het tekort zien we vooral in de bouw en in de techniek, denk aan loodgieters en metselaars. Maar het gaat mij ook om nieuwe ambachten, vooral in de IT-sector. Het maken van een app is ook een ambacht. Daarnaast dreigen oude vakken te verdwijnen, zoals die van pianostemmer. Er is geen student meer voor te vinden.”

Waar ligt volgens u de oorzaak van dit tekort?

„Voorop gesteld: het beroepsonderwijs in Nederland is op theoretisch vlak erg goed. Toch zullen we met elkaar moeten proberen om ondernemers en onderwijs dichter bij elkaar te brengen door ondernemende vaardigheden aan te leren. Jongeren moeten al vroeg beseffen wat het is om ondernemer te zijn. En dat ze als zelfstandige in een netwerk terecht komen waarin ze met andere zelfstandigen afspraken moeten maken om grote klussen op te pakken. Daarom pleit ik voor de invoering van vernieuwende ambachtsscholen.”

Waar denkt u dan aan?

„Tussen 1865 en circa 1968 hebben de ambachtsscholen veel invloed gehad op de emancipatie van de arbeider. Na deze periode verdween de aandacht voor traditionele vakken, zoals elektrotechniek, stukadoren en werktuigbouwkunde. Voor nu denk ik ook aan programmeren, datamanagement en digitaal grafisch vormgeven. Jongeren tussen de 12 en 18 jaar moeten hier in een vroeg stadium aandacht voor krijgen. Dat het geen schande is om loodgieter te zijn en dat je er uitstekend je brood mee kunt verdienen. Uiteraard kan het onderwijs dit niet alleen; daar zal het bedrijfsleven intensief aan bij moeten dragen. Al is dat wel lastig, door de sterk veranderende maatschappij.

Op wat voor veranderingen doelt u?

„Zeker in de maakindustrie ontstaan steeds meer kleine bedrijven, vaak zelfstandigen zonder personeel. Voor grote bedrijven is het relatief eenvoudig om een medewerker vrij te maken voor het begeleiden van bijvoorbeeld stagiairs. Dat kost wel geld, dus zal de overheid hierin moeten investeren. Bij de vele zelfstandigen ligt het anders. Daar zou de herinvoering van het meester-gezelsysteem juist een oplossing kunnen zijn.”

Jongeren het vak in de praktijk laten leren dus.

„Een tijdje geleden zag ik een mooi voorbeeld bij een vrouwelijke hoefsmid. Met haar mobiele smederij rijdt ze het land door, maakt offertes, onderhoudt haar netwerk en beslaat uiteraard paarden. Een leerlinge loopt vier dagen per week met haar mee en gaat één dag per week naar school. Ze leert dus in de praktijk niet alleen het vak van hoefsmid, maar tegelijk ook wat het is om ondernemer te zijn. De smid noemde het een investering voor de toekomst, want ze wil graag dat iemand haar bedrijf later kan overnemen.

Op deze manier houden scholen ook beter voeling met de ondernemers. Dat is belangrijk, om het onderwijsaanbod aan te kunnen passen als dat nodig is. Nu gebeurt dat nog te weinig. Wat hebben we aan twintig afgestudeerde toneelmeesters als de economie die helemaal niet nodig heeft?”

Kampen ambachten niet met een groot imagoprobleem?

„Het is waar dat we bij een ambacht direct aan vieze handen denken. Maar dat is niet terecht. Op dit moment hebben we meer appmakers in Nederland dan schoenmakers. En jongeren vinden een app maken wél leuk, terwijl dit ook een ambacht is. De maatschappij zou het handwerk meer moeten waarderen. In Duitsland, maar ook in de Verenigde Staten, staat een stratenmaker op gelijke hoogte als een dokter. Daar is de maakindustrie van groot belang en zie je dat mensen die een ambacht beoefenen hoger worden aangeslagen. Dat moeten we jongeren ook hier laten voelen.”

In hoeverre kunnen werkloze ouderen het tekort aan vakmensen opvullen?

„Daar ligt een groot potentieel. Nogal wat mensen, vooral in de financiële sector, raken hun baan kwijt rond hun vijftigste. Een vergelijkbare baan in dezelfde sector terugkrijgen is zo goed als uitgesloten. Ik vraag vaak aan mensen die in zo’n situatie zitten: „Heb je wel eens aan een ambacht gedacht? Zoek naar de vakken die nodig zijn, laat je omscholen en begin gewoon.” Dat lijkt een grote investering op oudere leeftijd, maar als je nog tot je 67e door moet ,is een investering van één of twee jaar de moeite zeker waard.”


Docenten op de werkvloer

Ondernemers voor de klas, docenten op de werkvloer en periodiek overleg tussen onderwijs en bedrijfsleven. Zo probeert het Hoornbeeck College contact te houden met ondernemers.

Sijmen Nentjes, lid van het directieteam van de landelijke mbo-opleiding, investeert in een goede relatie tussen onderwijs en bedrijfsleven. „Dat deden we al, maar we willen nog meer. Hoe we dat doen? Onze leerlingen lopen een derde deel van hun opleiding stage, meestal in periodes van 10 weken. In zo’n periode leggen docenten twee keer een stagebezoek af. Ook gaan de collega’s regelmatig zelf een paar dagen op stage. Niet alleen leuk, maar vooral ook leerzaam.”

Het Hoornbeeck College, met locaties in Amersfoort, Apeldoorn, Goes, Gouda, Kampen en Rotterdam, weet op deze manier waar bedrijven behoefte aan hebben, aldus Nentjes. „De veranderingen gaan snel. Kijk bijvoorbeeld naar de retail. Kledingwinkels kunnen niet meer zonder webshop. Het is onbestaanbaar als wij daar in onze opleiding geen aandacht voor zouden hebben.”

De verhalen waar leerlingen en docenten mee terug komen naar school, zijn van grote waarde voor de opleiding. Maar minstens zo belangrijk zijn de verhalen van ondernemers zelf. Nentjes: „Een ondernemer had zich een paar keer volledig vergaloppeerd met kostprijsberekeningen. Hij wilde dit verhaal graag vertellen aan onze leerlingen. Die kans hebben we met beide handen aangegrepen. Zo’n praktijkgeval is vele malen leerzamer dan een theoretisch verhaal over kostprijsberekening. Voor gastlessen van ondernemers staan we altijd open.”

Dat ondernemende vaardigheden een belangrijkere plek moeten krijgen in de opleiding, beaamt Nentjes volledig. Hij heeft zelfs al een plan klaarliggen om dit in praktijk te brengen. „Nu krijgen alleen de leerlingen van de commerciële opleidingen deze vaardigheden aangeleerd. Maar vanaf volgend jaar wordt het een keuzedeel, zodat ook een techneut die een eigen bedrijf wil beginnen hiervoor kan kiezen.”

Goede vakmensen

Sinds een aantal jaren ziet Nentjes de aandacht voor ‘oude’ ambachten toenemen. „Een mooie ontwikkeling. De vinger wordt, terecht, bij de veralgemenisering van het onderwijs gelegd. Als Hoornbeeck College willen we goede vakmensen afleveren, experts in hun vak. Dat kan alleen als de bedrijfsmatige vakken de boventoon blijven voeren. Wij zetten in op kleinschaligheid. Een timmerman in opleiding moet niet het gevoel hebben naar een grote mbo te gaan, maar naar een timmermansopleiding. Vergelijk het met de lts van vroeger.”

De term meester-gezel doet het niet overal even goed, is de ervaring van Nentjes. Bij timmerlui en metselaars past die prima, maar secretaresses zegt het niets. „De gedachte erachter steun ik overigens wel. Zelf hebben wij onze bbl-opleiding (beroepsbegeleidende leerweg, EB), waarbij jongeren vier dagen per week werken en één dag naar school gaan. Als ze bij een bedrijf door één persoon worden begeleid, zie ik dat als een prima variant op het meester-gezelsysteem.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer