Betere operatietechniek bij brandwond
Een verbeterde operatietechniek biedt soelaas voor patiënten met problemen door samentrekkend littekenweefsel op de plek van een brandwond.
Dat blijkt uit onderzoek van plastisch chirurg in opleiding Carlijn Stekelenburg. Zij promoveert vrijdag aan het VUmc in Amsterdam op de resultaten van haar onderzoek naar de veiligheid en effectiviteit van de nieuwe operatiemethode.
Door de verbeterde brandwondenzorg overleven er steeds meer patiënten met grote en diepe brandwonden, aldus Stekelenburg. „Het litteken dat ontstaat, trekt vaak samen, waardoor patiënten bepaalde ledematen, of hun nek niet meer goed kunnen bewegen. Dat kan zelfs leiden tot een dwangstand van gewrichten of scheefstand van het hoofd bij hoofd-halsverbrandingen. Veel hersteloperaties zijn dan nodig.”
De meestgebruikte behandeltechniek hiervoor is het huidtransplantaat. Echter, het transplantaat krimpt na verloop van tijd weer, soms tot wel 10 procent, zo bleek uit het onderzoek van Stekelenburg. „Dat is absoluut ongewenst.”
Met de nieuwe operatietechniek die de promovenda onderzocht in het Brandwondencentrum Beverwijk van het Rode Kruis Ziekenhuis en het Brandwondencentrum Groningen van het Martini Ziekenhuis, is het probleem van krimp uit de wereld geholpen. De methode is ook veilig, zo bleek uit haar onderzoek.
Bij de gangbare werkwijze wordt een huidtransplantaat gebruikt dat is afgesneden van de eigen bloedvaten. Stekelenburg: „Bij de nieuwe operatietechniek verplaatsen we een huidflap uit de directe omgeving van de brandwond in zijn geheel met de onderliggende vetlaag. De bloedvaten snijden we niet allemaal af, maar we leggen een aanvoerend bloedvat om naar de nieuwe plek. Na verloop van tijd groeit de levende huid mee, gemiddeld tot 140 procent van de oorspronkelijke oppervlakte, zo vond Stekelenburg. „Dat is dus stukken beter dan een krimp van 10 procent waar we eerst mee te maken hadden. En op de plaats waar de huidflap zat, groeit de huid vanzelf weer mooi dicht.”
Dat de methode effectief is, heeft Stekelenburg onderzocht bij dertig patiënten, waarbij de ene helft werd geopereerd volgens de gangbare methode en de andere helft met de nieuwe techniek.
De promovenda is enthousiast over de resultaten. „De huidflap rekt beter mee en lijkt meer op een mooie gezonde huid dan het vroegere huidtransplantaat. Het krimpprobleem waardoor patiënten vaak letterlijk te krap in hun vel komen te zitten, is opgelost. Ze krijgen meer bewegingsvrijheid. Een ander groot voordeel is dat er veel minder hersteloperaties nodig zijn.”
Het gaat om een eenvoudige techniek die iedere plastisch chirurg kan oppakken. „Ook voor ontwikkelingslanden is de methode interessant. Het enige wat je nodig hebt, is een echoapparaat om voorafgaand aan de ingreep een goed bloedvat te vinden dat je kunt gebruiken.”
Het onderzoek van Stekelenburg en haar collega’s is gefinancierd door de Nederlandse Brandwonden Stichting.