„We zijn er absoluut nog niet”
Het gaat beter met veel Nederlanders, maar „we zijn er nog absoluut niet.”
Dat zei premier Rutte donderdagochtend bij de aftrap van de slotdag van de algemene politieke beschouwingen: het jaarlijkse grote debat in de Tweede Kamer na Prinsjesdag.
Rutte stelde pas tevreden te zijn als premier wanneer iedereen het herstel in Nederland bemerkt.
Volgens Rutte hebben 17 miljoen mensen in een moeilijke tijd hun steentje bijgedragen. Economisch gaat het weer beter en „onze voorzieningen” zijn volgens hem ook voor de komende generaties veiliggesteld. „Die tocht door de woestijn is gezamenlijk gemaakt”, aldus de premier.
Volgens Rutte moet nu echter iedereen gaan merken dat het beter gaat. Daarvoor is er meer nodig. „Op onderdelen zijn belangrijke stappen gezet, maar er is nog heel veel te doen.”
Vooral Wilders (PVV), Roemer (SP) en Klaver (GroenLinks) stoven al snel richting de interruptiemicrofoon om Rutte voor de voeten te werpen dat veel Nederlanders helemaal niet voelen dat het beter gaat. Volgens Wilders vertelt Rutte hierover „sprookjes”.
Rutte antwoordde dat veel burgers er wel degelijk op vooruit zijn gegaan.
Nadat de afgelopen jaren veel overhoop is gegooid met hervormingen en bezuinigingen, is de komende jaren volgens Rutte vooral de term „zekerheid”van belang. Die zekerheid betreft volgens hem niet alleen zaken als zorg en pensioenen, maar ook de vraag of Nederland nog wel Nederland blijft.
Om dat te kunnen garanderen is het volgens de premier nodig dat ook „normen en waarden”worden zekergesteld voor de toekomst. Rutte, die aangaf dat hij de ambitie heeft om het ambt van minister-president nog een keer te mogen vervullen, benadrukte dat niemand die in Nederland woont zomaar „mag shoppen in onze verworvenheden.”
Rutte reageerde vandaag op de opmerkingen en kritiek die de fractieleiders gisteren in de Tweede Kamer uitten op de regeringsplannen.
Veel vragen kreeg de premier gisteren overigens niet. De fractievoorzitters benutten hun spreektijd gisteren vooral voor een uiteenzetting van hun eigen politieke ideeën in aanloop naar de verkiezingen.
Over het kabinetsbeleid voor volgend jaar ging het nauwelijks. In tegenstelling tot andere jaren legden de fractieleiders ook amper eisen op tafel over extra financiering voor bepaalde posten,of juist minder geld voor andere departementen.