Mens & samenleving

Bidden om status met uitgeprocedeerde asielzoeker

Afrikanen en Chinezen, maar ook Afghanen en Armeniërs. In de voormalige marinekapel in Katwijk heten kerkelijke vrijwilligers asielzoekers uit vele landen welkom. Een groot deel van hen is uitgeprocedeerd. „Ik zal niet tegen hen zeggen: Ik geloof dat je terug moet naar je land.”

Michiel Bakker

21 September 2016 16:23Gewijzigd op 16 November 2020 06:44
Asielzoekers uit Iran en Afghanistan komen wekelijks bijeen voor Bijbelstudie in een voormalige marinekapel in Katwijk. beeld Sjaak Verboom
Asielzoekers uit Iran en Afghanistan komen wekelijks bijeen voor Bijbelstudie in een voormalige marinekapel in Katwijk. beeld Sjaak Verboom

Aan de wand van de kapel prijkt een groot kruis. De kerkbanken zijn deze woensdagmiddag aan de kant geschoven. Een groep Farsisprekende asielzoekers zit op stoelen in een kring en leest met elkaar in de Bijbel. Het is een van de activiteiten die de interkerkelijke werkgroep asielzoekerscentrum Katwijk (IWAK, zie ook kader) hier organiseert.

De deelnemers komen uit het reguliere asielzoekerscentrum (azc) en de gezinslocatie voor uitgeprocedeerde asielzoekers, beide op loopafstand van de kapel. Mozhgan (31) hoort tot de laatste groep. Ze vluchtte een jaar geleden met haar broer en twee dochters van 12 en 8 jaar uit Afghanistan; haar man leeft niet meer. De asielaanvraag van de Afghaanse werd afgewezen, waarna ze vijf maanden geleden in de gezinslocatie terechtkwam.

Een dreigende uitzetting naar haar land hangt als een donkere wolk boven haar leven. Mozhgan vertelt dat de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) heeft gezegd dat de politie haar en haar kinderen op een dag kan ophalen. Ze gebaart dat ze dan in detentie belandt. Het gezin moet in dat geval naar Kamp Zeist, het laatste station voor uitzetting.

Afgezien van de reden van haar vlucht, waarover ze niet uitweidt, zegt Mozhgan dat ze bang is voor terugkeer naar het islamitische land omdat ze zichzelf nu christen noemt. Ze wijst erop dat leden van haar (schoon)familie strenge moslims zijn, onder wie een islamitische geestelijke, een moellah. „Misschien zullen ze me doden. Ik ben ook bang dat mijn schoonvader m’n oudste dochter zal uithuwelijken.”

Mozhgan bezoekt de Bijbelstudie voor Farsisprekenden zo’n twee maanden. Op zondag gaat ze regelmatig naar diensten van een Iraanse kerk. „Als ik over Jezus hoor, word ik rustig”, zegt ze in gebroken Nederlands, aangevuld met Engels. „De eerste keer dat ik in deze kapel kwam, zag ik dat mensen die bidden blij zijn. Ik vind het leuk om hier te komen.”

Ze vertelt dat een medewerker van de GGD onlangs tegen haar zei dat ze minder depressief overkomt dan een paar maanden geleden. Stralend: „Toen zei ik: Ja, ik heb God gevonden. Ik ben zo blij.”” Intussen maakt ze zich ook zorgen over haar toekomst. „Ik weet niet wat er gaat gebeuren.” Binnenkort zal ze de situatie opnieuw bespreken met haar advocaat.

Laatste strohalm

Mozhgan is een van de uitgeprocedeerde asielzoekers met wie de vrijwilligers van het IWAK contact hebben. Diana Baan (32) is als coördinator vanuit stichting Gave bij het werk betrokken en leidt onder meer een tienerclub. Samen met Rosaline van Helden (27), secretaris van het IWAK en vrijwillig taaldocent, vertelt ze over de ontmoetingen met mensen die elk moment kunnen worden uitgezet.

Baan: „De bewoners van de gezinslocatie zijn heel bang voor de toekomst. De meesten willen hier blijven, wat waarschijnlijk niet gebeurt. Iedereen klampt zich vast aan een laatste strohalm, zoals een aanvraag in het kader van het kinderpardon. Soms krijgen asielzoekers op grond daarvan of om een andere reden alsnog een verblijfsvergunning.”

De Gavemedewerker merkt dat jongeren ertegen opzien om 18 te worden. Als de jongste uit een gezin die leeftijd bereikt, eindigt het verblijf in de gezinslocatie en wordt het gezin op straat gezet.

Bidden om een status

Hoe gaan de vrijwilligers om met de spanning tussen een definitief afgewezen asielaanvraag en de angst van vreemdelingen voor terugkeer? „Wij gaan niet over de asielprocedure, maar zolang mensen hier verblijven, willen we een naaste voor hen zijn, voor hen klaarstaan en voor hen bidden”, zegt Van Helden.

Baan heeft begrip voor de bezwaren van tieners tegen terugkeer. „Sommigen zijn hier al tien jaar en spreken bijvoorbeeld de taal van hun land niet. Ik zal niet tegen hen zeggen: „Ik geloof dat je terug moet naar je land”, want we kunnen niet in de toekomst kijken. Als we met de jongeren bidden, vragen ze vaak gebed voor een status. Dat noem ik dan ook, maar ik zeg er bij dat God weet wat goed is en dat we daarop willen vertrouwen.”

In gesprekken met uitgeprocedeerde asielzoekers concentreert Baan zich niet allereerst op de vraag of mensen moeten vertrekken of mogen blijven. „Ik geef wel aan dat God een plan met ieders leven heeft. Daar mogen we naar op zoek gaan.”

Naomi en Ruth

Meer dan eens sprak Baan met afgewezen asielzoekers over de Bijbelse geschiedenis van Naomi en Ruth. „Het was voor hen moeilijk om naar Israël (terug) te gaan. Voor Ruth was het zelfs een land waar ze nog nooit was geweest. Maar God heeft hen op die weg geleid en gezegend. Hij geeft kracht voor iedere dag. Soms kunnen mensen na terugkeer naar een onbekend land daar tot zegen zijn.”

Ook de geschiedenis van Jozef biedt aanknopingspunten voor gesprek. „Hij belandde als jong en getalenteerd mens in de gevangenis. De tieners die ik ontmoet zijn vaak ook getalenteerde mensen die veel in huis hebben, maar voor hun gevoel uitgeschakeld zijn. Ik wijs er dan op dat Jozef in verschillende omstandigheden dicht bij God leefde en ook in de gevangenis voor anderen mocht zorgen. Wat er in het leven van de tieners precies gaat gebeuren, weet ik niet, maar ik weet wel dat God erbij is en zal zijn.”

Moeilijk vindt Baan het om de pijn en soms wanhoop van de jongeren te zien. „Begin januari spraken we erover hoe ze terugkijken en vooruitkijken. Ik schrok van de antwoorden. Sommigen zeiden letterlijk dat ze geen hoop hebben en geen perspectief meer zien.”

Van Helden zegt dat de activiteiten waaraan mensen deelnemen in de kapel hun „wat ritme geven in hun leven. Ik zie soms dat mensen daarvan opknappen.” Ze ervaart het niet als tegenstrijdig om volwassenen die nog geen status hebben of het land uit moeten te helpen bij het leren van de Nederlandse taal. „Zolang ze hier wonen is het prettig als ze de taal kunnen spreken, ook om te begrijpen waar hun kinderen mee bezig zijn. Wanneer ze later wel een status krijgen, kunnen zij sneller integreren in de samenleving.”

Het belangrijkste vindt Van Helden het dat vrijwilligers „een vriend of vriendin kunnen zijn voor de mensen die op ons pad komen. Dat betekent vaak veel voor hen. In de samenleving ervaren ze soms veel negativiteit als het over asielzoekers gaat, hier ontmoeten ze mensen die hen waardevol vinden, naar hen luisteren en voor hen bidden.”

In rep en roer

Diverse gezinnen waarmee de IWAK-medewerkers contact hadden, zijn uitgezet. „De bewoners van de gezinslocatie zien regelmatig ’s morgens vroeg de politie het terrein op rijden. Dan is het hele azc in rep en roer. Ik heb weleens om zes uur een bericht gekregen via de groeps-app van onze meidenclub: „Ik geloof dat die en die is opgepakt.” En even later: „Oh nee, het is toch iemand anders.” Tijdens de club merken we dan dat alle tieners van slag zijn.”

Als gezinnen voor een gedwongen uitzetting worden opgehaald, gaan ze naar Kamp Zeist. Daar verblijven ze in principe maximaal enkele weken voordat ze per vliegtuig naar hun land van herkomst terugkeren. Baan bezocht een gezin uit Azerbeidzjan en één uit het voormalige Joegoslavië in de tijd dat ze in het centrum voor vreemdelingendetentie verbleven. „Je mag een uur bij hen op bezoek, in een gemeenschappelijke ruimte waar beveiligers aanwezig zijn. Het afscheid is heel emotioneel, omdat je beseft dat je elkaar niet zult terugzien. Iedereen huilt.”

Incidenteel vernemen de kerkelijke vrijwilligers via bijvoorbeeld WhatsApp of Facebook iets van uitgezette asielzoekers. Baan verhaalt van een jongere die terug in Azerbeidzjan meldde dat haar vader, die om politieke redenen was gevlucht, in de gevangenis belandde. „Dit gezin is later opnieuw naar Nederland gevlucht.”

Meer dan eens bleken meiden binnen enkele maanden na hun uitzetting te zijn getrouwd, waarbij het vermoeden bestaat dat ze zijn uitgehuwelijkt. Van Helden: „In sommige culturen is het gebruikelijk dat meisjes op 15- of 16-jarige leeftijd trouwen. Als je dan op je zeventiende of achttiende ongehuwd terugkomt, wordt er snel een huwelijk geregeld.”

Gedoopt

De Iraanse Azam (46) komt graag in de kapel. Ze vroeg bijna zes jaar geleden in Nederland asiel aan en verblijft sinds anderhalf jaar met haar man en kinderen (17 en 10 jaar) in de gezinslocatie. „In Nederland is eerst mijn man christen geworden, later ben ook ik gedoopt. Familie in Iran heeft dat gehoord en wil geen contact meer met mij. Mijn vader is lastiggevallen met de vraag waarom ik christen ben geworden. Terugkeer is onveilig voor ons.”

Op zondag bezoekt ze een evangelische gemeente in Rijnsburg. „De dienst wordt in het Farsi vertaald, maar het is soms toch lastig te volgen. Elke woensdag ga ik naar de Bijbelstudie in de kapel, met een voorganger die Farsi spreekt. Dat is echt goed”, zegt ze stralend.

Met DT&V heeft Azam geregeld gesprekken over terugkeer. „DT&V wil dat ik een handtekening zet voor terugkeer. Maar dat doe ik niet. Ik heb aangegeven dat we als christen gevaar lopen. Dat heb ik ook tegen de IND gezegd, maar die gelooft niet dat we christen zijn. Ik vind dat ze er niet goed naar hebben gevraagd.”

Het zwaarste weegt voor Azam dat haar kinderen in Iran gevaar zouden lopen. „Mijn zoon is zes maanden geleden christen geworden. Hij zegt: „In dit land heb ik God gevonden, ik wil hier wonen. Hier kun je vrij bidden.” Hoe het verder zal gaan, weet ik niet. Ik bid veel. Als God het wil, komt het goed.”

Koninklijk bezoek voor IWAK Katwijk

De stichting Interkerkelijke Werkgroep Asielzoekerscentrum Katwijk (IWAK) ontstond in 2008 en baseert zich op de oproep van de Heere Jezus in Mattheüs 25 om naar vreemdelingen om te zien. De organisatie verricht diaconaal en missionair werk. Zo’n 150 vrijwilligers uit diverse kerken in de regio zetten zich in voor de 600 asielzoekers in het Katwijkse azc en de 570 bewoners van de gezinslocatie voor uitgeprocedeerden.

Voor haar activiteiten maakt de IWAK gebruik van een oude marinekapel, op loopafstand van beide asielcentra. Asielzoekers kunnen hier wekelijks terecht voor het kopen van tweedehands kleding. Op andere momenten volgen volwassenen er taallessen of Bijbelstudies. Ook zijn er kinder- en tienerclubs. Diverse kerken in Katwijk en omgeving verwelkomen op zondag asielzoekers in hun diensten. Vrijwilligers bezoeken de mensen ook in het azc en de gezinslocatie.

In juli bracht koning Willem-Alexander met de Katwijkse burgemeester Wienen een verrassingsbezoek aan de kapel, waar hij met asielzoekers en vrijwilligers sprak. „Hij toonde zich oprecht betrokken en geïnteresseerd”, zegt bestuurslid en vrijwilliger Rosaline van Helden. „We vonden het een eer dat de koning IWAK bezocht en een blijk van erkenning en waardering voor de inzet van onze vrijwilligers.”

iwak.nl

Dit is het slot van een tweeluik over de gezinslocatie voor uitgeprocedeerde asielzoekers in Katwijk, die vijf jaar bestaat. Zie ook:

Gezinslocatie COA: dorp vol afgewezen asielzoekers. 
Duizend asielzoekers via gezinslocaties weg uit Nederland.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer