Minister geeft verantwoordelijkheid af aan collega
Minister Van der Hoeven van Onderwijs geeft haar verantwoordelijkheid voor de afwikkeling van de zogeheten hbo–fraude af aan haar collega Hoogervorst van Volksgezondheid. Dat heeft Van der Hoeven woensdag gezegd in de Tweede Kamer.
De minister heeft die beslissing genomen nadat zij in opspraak was gekomen. Als lid van de Tweede Kamer was Van der Hoeven betrokken was bij de Technische Hogeschool Rijswijk, die volgens de Commissie–Schutte in de jaren 1998 tot 2002 2.287.920 euro ten onrechte heeft ontvangen.
Hoogervorst treedt op als onderwijsminister ad interim. Van der Hoeven zei deze constructie te hebben besproken met premier Balkenende. „Om het beeld van mogelijke belangenverstrengeling te voorkomen, zet ik een stap opzij", zei de bewindsvrouw. Zij beklemtoonde verantwoordelijk te blijven voor de reorganisatie van het ministerie, dat de afgelopen jaren weinig alert op signalen van fraude had gereageerd.
Volgens de bij de formatie afgesproken portefeuilleverdeling behandelt staatssecretaris Nijs de hbo–fraude. Nijs heeft laten weten de ten onrechte uitgekeerde bedragen bij de hogescholen te willen terugvorderen.
Van der Hoeven was van 1 april 1999 tot en met 1 juli 2002 als algemeen bestuurslid verbonden aan de hogeschool. Op de laatste datum werd zij minister van Onderwijs in het kabinet Balkenende–I.
Schutte stelde vast dat de hogeschool vijf keer de Wet op het hoger onderwijs heeft overtreden. In die gevallen ontving de hogeschool geld voor honderden studenten terwijl ze slechts een beperkte cursus kregen.
Van der Hoeven verklaarde in februari 2002 de zaak te hebben aangekaart bij toenmalig CDA–fractievoorzitter Balkenende van het CDA. Eerder had zij binnen het stichtingsbestuur van de hogeschool vragen gesteld over de Rijswijkse manieren om overheidsgeld binnen te halen.
De Tweede Kamer was verrast door de beslissing van Van der Hoeven. Zelfs de Kamerleden Vergeer (SP) en Vendrik (GroenLinks), die zich uiterst kritisch hadden opgesteld, waardeerden de stap. Wel drongen beide partijen net als Tichelaar (PvdA) aan op een onafhankelijk onderzoek om er achter te komen of Van der Hoeven iets valt te verwijten. De minister zei echter niets voor een dergelijk onderzoek te voelen.
De regeringspartijen (CDA, VVD en D66) gesteund door SGP, stelden zich achter de bewindsvrouw op. Voor Balemans (VVD) had Van der Hoeven haar verantwoordelijkheid helemaal niet hoeven afgeven. Hij noemde de stap een „uiterst genereus aanbod". Van der Vlies (SGP) sprak van een „unieke oplossing".
Door haar verantwoordelijkheid door te spelen naar Hoogervorst ging Van der Hoeven in op de eisen van Vendrik en Vergeer. Zij namen er net als PvdA en LPF geen genoegen mee dat de minister in antwoord op schriftelijke vragen had verklaard dat zij zich zou „onthouden van iedere bemoeienis bij het nemen van terugvorderingsbeslissingen ten aanzien van individuele instellingen".