John Owen: de Calvijn van Engeland
Al bij zijn leven werd de puriteinse theoloog John Owen (1616-1683) de Calvijn van Engeland genoemd. Naar de overtuiging van velen is hij de grootste theoloog die het land ooit heeft voortgebracht.
De karakters van Owen en Calvijn lijken ook op elkaar. Ze hebben allebei maar heel weinig over hun persoonlijke, innerlijke leven meegedeeld. Dat theologie voor Owen niet minder dan voor Calvijn een zaak van het hart was, zal duidelijk worden voor iedereen die zich in zijn geschriften verdiept.
De vergelijking van Owen met Calvijn heeft echter niet in de eerste plaats met overeenstemming in hun karakters te maken, maar met de breedte van hun theologie. Owens geschriften bestrijken vrijwel het gehele theologische spectrum. Daarbij springen in het bijzonder de leer over de Persoon en het werk van Christus, de leer van de Heilige Geest en de kerkleer in het oog. Omdat Owen, in onderscheid met Calvijn, de leer van de rechtvaardiging niet onder het gezichtspunt van de leer van de Heilige Geest beschrijft, kan dat als zijn vierde brandpunt worden genoemd.
Gemeenschap met God
Wie Owen als theoloog wil typeren, moet in de eerste plaats het begrip ”trinitarisch” gebruiken. Het leerstuk van de Drie-eenheid, dat als kern van de christelijke geloofsleer moet worden gezien, was voor Owen allesbehalve een theoretische zaak. In zijn werk ”Of Communion with God the Father, Son and Holy Ghost” schrijft Owen dat de gelovigen met elk van de drie goddelijke personen afzonderlijk gemeenschap hebben.
Voor Owen leed het geen twijfel dat de leer van de triniteit het fundament is van onze gemeenschap met God en van ons troostvolle vertrouwen op Hem. De gelovigen kunnen de liefde van de Vader nooit smaken en Hem omgekeerd nooit liefhebben buiten het geloof in Zijn Zoon en het ontvangen van de Heilige Geest om. Buiten het Evangelie van Zijn genade in Jezus Christus kan God niet anders gekend worden dan als een God Die op ons toornt. Owen is dan ook niet alleen een trinitarisch, maar ook een christocentrisch en pneumatologisch theoloog.
Geestelijk leven
Over geen onderwerp schreef Owen zo betrokken als over de vereniging en gemeenschap met Christus. Christus te kennen is de kern van het geestelijke leven. Wij verstaan de Schrift voor zover wij Christus kennen. Wie zich afvraagt of hij wel een christen is, moet zich afvragen waaraan –of nog beter aan Wie– hij denkt als er geen reden is om zijn gedachten ergens anders op te richten. De Heilige Geest vervult het hart en de gedachten van een christen met Jezus Christus.
De liefde van Christus blijkt op het diepst in Zijn dood aan het kruis. Met klem heeft Owen het particuliere of persoonlijke karakter van de verzoening verdedigd. Christus stierf voor al de Zijnen. Dat is geen beperking van het werk van Christus; het laat de diepte ervan zien. Het geloof van een christen is ook geen aanvulling op het werk van Christus, maar het rust erop.
Voor Owen was heel wezenlijk dat een christen hier op aarde een blijvende strijd heeft met zijn zondige aard. De heerlijkheid van de volkomen gemeenschap met God bestaat er ook in dat wij in het nieuwe Jeruzalem deze strijd achter ons mogen laten.
Invloed
John Owen kwam, net als de meeste puriteinen, in 1662 buiten de Kerk van Engeland te staan. Juist daarom is het zo opmerkelijk dat hij door zijn geschriften zo’n belangrijke plaats heeft gehad bij het geestelijke rijpingsproces van de eerste generatie anglicaanse vertegenwoordigers van de zogenoemde ”evangelical revival” (evangelicale herleving) in de achttiende eeuw. Het lezen van Owens werk over de rechtvaardiging was het middel tot bekering voor William Grimshaw (1708-1763).
Onder de werken die John Wesley liet publiceren ten behoeve van methodistische lekenpredikers komen we meerdere titels van Owen tegen. Wesley deelde Owens calvinisme niet, maar waardeerde hem wel vanwege zijn werken over de gemeenschap met God, de Persoon van Christus en het doden van de zonde.
De achttiende eeuw was niet alleen de eeuw van de ”evangelical revival”, maar ook de eeuw waarin onder congregationalisten en vooral baptisten een vorm van calvinisme ingang vond die geen plaats gaf aan de oproep tot geloof en bekering. Aan het einde van dezelfde eeuw waren –naast de geschriften van Jonathan Edwards– vooral de werken van Owen meerdere baptistenpredikanten behulpzaam om te leren verstaan dat de oproep tot geloof en bekering niet strijdig is met Gods soevereiniteit.
Bunyan
Owen kende een oneindig groot belang toe aan de prediking. Op een vraag van koning Charles II waarom John Owen weleens de prediking van de ketellapper John Bunyan ging beluisteren, antwoordde die: „Moge het uwe majesteit behagen, indien ik de gaven om te prediken van de ketellapper zou kunnen bezitten, zou ik graag van al mijn geleerdheid afstand doen.”
Deze uitspraak zegt zowel iets over Owens bescheidenheid als over het belang dat hij aan de prediking toekende. Voor deze grote theoloog was theologie geen doel op zich. Het ging hem erom dat zondaren voor Christus werden gewonnen en Gods kinderen werden opgebouwd in het allerheiligst geloof. Jezus Christus en Dien gekruisigd was voor Owen het hoofdonderwerp van de prediking. Christus is voor hem het centrum, de heerlijkheid en kracht van al het geestelijke leven.
In een van zijn preken stelde Owen dat op de laatste dag openbaar zal worden dat hij maar één wens had, namelijk om zijn gemeente te leiden in de wegen van God, opdat zij zich in Hem zou verheugen.
Met het oog op de prediking was voor Owen het onderscheid tussen onze plicht en Gods besluit van groot belang. Het besluit van God is geen regel voor onze plicht, noch is het doen van onze plicht een verklaring van Gods besluit. Predikers van het Evangelie zijn daarom geroepen hun hoorders op te roepen tot geloof en bekering, zonder naar Gods besluit te vragen. Tegelijkertijd mogen zij betuigen hoe God door Zijn Geest de liefde van Christus uitstort in het hart. Zo krijgen wij van onze kant vrijwillig en spontaan Christus lief. Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad.
Packer
J. I. Packer, die als een van de invloedrijkste Angelsaksische theologen van onze tijd kan worden beschouwd, kwam als student in aanraking met de geschriften van Owen. Door het lezen van Owens traktaat over de doding van de zonde werd hij naar eigen zeggen bevrijd uit de strikken van het zogenaamde overwinningsdenken, dat leert dat wij in het geloof de zonde helemaal ten onder kunnen houden. Door lezing van Owens werk ”The Death of Death in the Death of Christ” werd Packer ingewonnen voor de boodschap van de particuliere verzoening.
De eeuwigheid zal openbaren hoeveel eenvoudige christenen het Evangelie van Gods genade mede door het lezen van de werken van John Owen hebben leren verstaan of dieper hebben leren verstaan.
Dit is het slotdeel van een tweeluik over John Owen, die 400 jaar geleden werd geboren. Deze week heeft aan de Theologische Universiteit Apeldoorn een internationale conferentie plaats rond de Engelse theoloog.
Owens geschriften
De Schotse presbyteriaanse predikant William H. Goold zorgde in de negentiende eeuw voor een uitgave van alle geschriften van John Owen in 24 delen. In de vorige eeuw publiceerde de Britse uitgeverij The Banner of Truth eerst een reprint van zestien delen van de uitgave van Goold; later volgden de zeven delen over de brief aan de Hebreeën. Een Engelse vertaling van het deel met de Latijnse werken verscheen in 1994 bij de Amerikaanse uitgeverij Soli Deo Gloria.
Afgaande op de verkoopcijfers van deze uitgaven mogen we aannemen dat Owen nog nooit zo veel lezers heeft gehad als juist in onze tijd. Ook academisch is er de laatste decennia een toenemende belangstelling voor Owen te bespeuren. De Amerikaanse uitgeverij Crossway deed, in de serie ”Theologians on the Christian Life”, eveneens een deeltje over hem het licht zien: ”Owen on the Christian Life: Living for the Glory of God in Christ” (Matthew Barret en Michael A. G. Haykin).