Lammetjes
Hooglied 1:8
„Indien gij het niet weet, o gij schoonste onder de vrouwen, zo ga uit op de voetstappen der schapen, en weid uw geiten bij de woningen der herderen.”
Gods kinderen wenen, zoals kinderen die gespeend worden. Maar daar moet nog een ander wenen geleerd worden, namelijk uit liefde tot de Heere Zelf. Dat zijn onbedrieglijke voetstappen. Zulke lammetjes draagt de Herder in Zijn schoot. Hij zegt Zelf: „Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden” (Zacharia 1:3).
Ook zijn er gebroken schapen. Dit is veelal een gevolg van het klimmen op hoogten en grote sprongen te maken. Het is voor jonge christenen gevaarlijk met hoge zielenleiders om te gaan, vooral die door hun karakter een bijzondere aanleg hebben om boven anderen te willen uitmunten. Treurig is het als de waarschuwingen van de vromen vruchteloos zijn. Het was een scherpe bedreiging: „Ik zal over uw dochteren geen bezoeking doen, omdat zij hoereren, en over uw bruiden, omdat zij overspel doen” (Hosea 4:14). Om in bruidsdagen zich Christus en Zijn goederen toe te eigenen, als de ziel nog slechts in ondertrouw leeft, is overspel van de bruid. Maar als dit gezien, geloofd en betreurd wordt, vallen zij van hun hoogten af. Dan wordt dat hun grootste zonde, dat zij armen en benen breken, en begeren zij met ootmoed bekleed te worden. Dan staan hun voetstappen in de Bijbel (Psalm 19:14). Zwakke schapen, die geen krachten hebben, zoals Josafat „tegen die grote menigte”, zwak tegen de verleidingen van de wereld, zwak om in tegenspoeden voor God te zwijgen.
E. Fransen, predikant te Barneveld
(”Sions weeklacht”, 1926)