De afgevaardigden van Nederland en België hebben dit maandag voor de magistraten van het hof betuigd. Namens België beten topambtenaar Jan Devadder en de gerenommeerde Britse jurist Daniel Bethlehem het spits af. Het Nederlandse standpunt werd vervolgens uiteengezet door J. Lammers van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Belgrado heeft in april 1999 tien NAVO-landen die hebben deelgenomen aan de bombardementen voor het hof gedaagd. De bombardementen waren volgens Belgrado en talrijke waarnemers in strijd met de internationale grondregels ten aanzien van geoorloofd gebruik van geweld. Maar de zaak is vanaf het begin af aan verstrikt geraakt in discussies over de vraag of Belgrado wel mocht klagen.

Het Internationaal Gerechtshof gaat over conflicten tussen twee staten. Joegoslavië heeft derhalve tien keer een klacht tegen één NAVO-land ingediend. Twee, die tegen Spanje en die tegen de VS, strandden onmiddellijk om formele redenen.

België en Nederland stelden, net als de overige gedaagden, dat Belgrado nog steeds niet voldoet aan de juridische voorwaarden om zich in deze zaak bij het Internationaal Gerechtshof te beklagen. Joegoslavië was bij de indiening van de klachten in april 1999 formeel geen VN-lid en het huidige Servië-Montenegro is geen opvolger van het Joegoslavië dat de klachten indiende.

België en Nederland verwierpen voorts argumenten van Belgrado voor de bemoeienis van het Internationaal Gerechtshof op basis van oude verdragen. Het koninkrijk Joegoslavië sloot die begin jaren dertig met beide staten. De verdragen zijn allang door de praktijk achterhaald. Pas toen deze zaak voor het internationale hof liep, doken de oude verdragen ineens op in de argumentatie van Belgrado. Nederland en Joegoslavië kwamen bijvoorbeeld in 1931 plechtig overeen geschillen op te lossen via arbitrage.