Spijtbetuiging na vernielingen Timboektoe
De voormalige jihadist Ahmad al-Faqi al-Mahdi heeft maandag aan het begin van zijn proces voor het Internationaal Strafhof berouw getoond over de vernieling van mausolea en een moskee in 2012 in de Malinese stad Timboektoe. De grafmonumenten van middeleeuwse heiligen stonden op de Werelderfgoedlijst van Unesco, maar werden door de extremisten als afgoderij beschouwd.
„Ik heb spijt van mijn daad en vraag om vergeving”, zei de voormalige rebellenleider voor het hof in Den Haag.
Mahdi was lid van de extremistische militie Ansar Dine, die streeft naar de invoering van de sharia in Mali. Hij zou aan het hoofd hebben gestaan van de moraalpolitie van de beweging, die de islamitische wet in 2012 en 2013 in Timboektoe opdrong. Hij zou ook betrokken zijn geweest bij de vonnissen en uitvoering daarvan van de islamitische rechtbank in de stad.
Mahdi heeft in maart al toegegeven dat hij betrokken was bij de verwoestingen. Het Strafhof verwacht slechts een week voor de hoorzittingen nodig te hebben. Het is het eerste proces wegens vernieling van cultuurschatten, volgens het internationaal strafrecht een oorlogsmisdrijf. De uitspraak volgt op een nog niet bepaalde datum.
Mahdi kan dertig jaar gevangenisstraf krijgen. De aanklagers zullen waarschijnlijk een lagere straf eisen omdat Mahdi meewerkt. Hij zei voor de rechtbank niet zeker te weten hoe oud hij is, maar schatte dat hij rond de 45 was.
Aanklager Fatima Bensouda vergeleek de vernielingen in Timboektoe met de verwoestingen die terreurgroep Islamitische Staat aanrichtte in de Syrische stad Palmyra en het opblazen van de Boeddhabeelden van Bamiyan in Afghanistan door de Taliban.