„De eerste dagen schoten we er vijf per dag”
Een in het zwart geklede Irakees sluipt over een dak naar een palmboom. Langs de stam daalt hij af, om wat lager een wapen aan te pakken van een van zijn kameraden. Een paar huizenblokken verder slaat een scherpschutter van de Amerikaanse mariniers het tafereel gade. Hij haalt de trekker over. Het eerste schot treft de Irakees in zijn been, het tweede in de hartstreek. De Irakees valt dood neer uit de boom. De Amerikaan haalt opgelucht adem.
Sergeant Sean Crane heeft inmiddels elf sluipmoorden op zijn naam staan. Hij strijdt mee in de frontlijn van de guerrilla in de soennitische stad Fallujah - van hoog op de daken. Zelfs de afgelopen week, waarin een wankel bestand een einde maakte aan de grootste gevechten, sloegen de sluipschutters toe.
De Amerikaanse scherpschutters liggen plat op daken met hun vuurwapen in de aanslag of maken zich onzichtbaar achter het raam van verduisterde vertrekken met goed uitzicht. Hun Iraakse tegenstrevers proberen ook zo hoog mogelijke posities te bemachtigen, vanwaaruit ze het beste overzicht hebben. Ze houden zich onder meer verschanst in minaretten van moskeeën.
De inwoners van Fallujah staan intussen doodsangsten uit. Ze beschuldigen de Amerikaanse schutters ervan veel burgers te hebben gedood, vooral in de eerste week van de belegering van hun stad. Kort na het begin van de belegering op 5 april kon je al worden doodgeschoten als je op het verkeerde moment één voet buiten de deur zette of voor een raam verscheen, zeggen ze.
Haqi Ismail werd door een Amerikaanse sluipschutter doodgeschoten nadat hij zijn huis had verlaten om naar een moskee te gaan. „Zijn vrouw kon niet naar buiten om hem te helpen, omdat zij dan ook zou worden gedood”, zegt een neef, Ismail Hamada. „Zij stond te huilen terwijl hij doodbloedde.” De familie is ruim een week geleden naar Bagdad gevlucht.
De mariniers trokken op 5 april de stad binnen om een soennitische opstand te onderdrukken. Het Amerikaanse offensief ligt stil sinds beide partijen op 9 april een bestand sloten. Maar de mariniers blijven wel schieten ter verdediging van hun positie.
Crane, die afgelopen vrijdag zijn elfde slachtoffer maakte, leidt een groep mariniers die zich op een huizenrij aan de noordkant van Fallujah heeft opgesteld. Urenlang speuren ze er rond, door krachtige verrekijkers. In het donker maken ze gebruik van warmtezoekers, waardoor ze ook dan menselijke gestalten kunnen opsporen.
Ze richten zich op slachtoffers die zich soms een kilometer verderop bevinden. Voordat ze dan schieten, moeten ze in een fractie van een seconde een reeks berekeningen maken: windrichting, temperatuur, luchtdruk, zonlicht en schaduw hebben allemaal invloed op de precieze baan van de kogel. En missen kan gevaarlijk zijn, omdat een schot de positie van de schutter verraadt.
Sergeant Ryan Warden had zich van alles van zijn eerste sluipmoord voorgesteld. „Ik ging ervan uit dat het raar zou voelen, maar dat deed het niet”, zegt hij over het gevoel iemand in het vizier te hebben en te weten dat je met één schot diens leven kunt beëindigen.
Door het bestand kunnen de mariniers niet steeds van positie wisselen, wat ze normaal doen. De Irakezen weten daardoor inmiddels welke straten ze moeten mijden. „De eerste dagen schoten we er vijf per dag”, zegt Crane. „Maar nu bekend is waar we zitten, zijn het er nog maar een of twee.”