Waar christenen lijden, bloeit de kerk
Nooit eerder in de geschiedenis werden christenen wereldwijd zo vervolgd als nu. Toch bloeit de kerk op plekken waar ze lijdt. Net zoals dat in de eerste eeuwen van het christendom gebeurde.
December 2014, vlak voor Kerst. Na zonsopgang hangen de Iraanse autoriteiten zeven christenen op. Islamitische militanten vermoorden veertien christenen in Somalië. Niet ver daarvandaan, net over de grens met Kenia, vinden 36 christenen de dood. Neergeschoten of onthoofd door moslims. In Pakistan wordt een 28-jarige zwangere vrouw gedwongen naakt over straat te lopen. Deze moeder van vier kinderen krijgt klappen met een buis en verliest haar ongeboren baby. Ze is christen.
Bloed
Vervolging betekent echter niet het einde van het christendom. Integendeel, lijden versterkt het juist. De Amerikaanse historicus William J. Bennett noemt dit een van de „ontzagwekkende paradoxen” van het christelijk geloof. „De derde-eeuwse schrijver Tertullianus vergeleek het bloed van de martelaren met een zaad dat ontkiemt. Dat geldt nu net zozeer als toen.”
In zijn onlangs verschenen boek ”Tried by fire. The story of christianity’s first thousand years” (”Beproefd door vuur. De geschiedenis van de eerste duizend jaar van het christendom”) neemt Bennett zijn lezers mee terug naar de kinderjaren van de kerk, waarin christenen eveneens met vervolging te maken kregen. Hun opmerkelijke volharding én hun levensstijl leidden tot een snelle verbreiding van het geloof.
Ondanks vervolgingen onder de Romeinse keizers Trajanus en Hadrianus nam de christelijke kerk halverwege de tweede eeuw na Christus langzaam in omvang toe. Het grootste gevaar kwam echter niet van buitenaf, zo laat Bennet zien, maar van binnenuit: ketterijen zaaiden verdeeldheid in de jonge kerk.
Een van die ketters was Marcion. Deze ”wolf uit Pontus” bracht volgens verschillende kerkvaders de lammeren uit Christus’ kudde op een dwaalspoor. Hij maakte namelijk onderscheid tussen de wraakzuchtige God uit het Oude Testament en de liefdevolle God uit het Nieuwe Testament en bovendien zou Christus niet eeuwig God zijn – denkbeelden die overigens nog steeds niet uit de kerk zijn verdwenen.
De Vroege Kerk zette de leerstellige puntjes op de i en maakte duidelijk wat Bijbels-orthodox was en wat niet. Ondertussen gingen de vervolgingen van christenen gewoon door, met name onder de keizers Severus, Decius en Valerianus. Dat een martelaar zijn dood accepteerde en daar soms zelfs naar uitkeek, was volgens Bennett iets waar de heidenen van opkeken: blijkbaar hadden christenen iets of Iemand die belangrijker was dan het leven.
De bekering van keizer Constantijn in de vierde eeuw betekende een ommekeer in de positie van christenen in het Romeinse Rijk. De kerk kwam in het centrum van de macht te staan.
Moslims
Het oostelijke deel van het rijk ging in de vijfde eeuw verder als het Byzantijnse Rijk. De vervolging van christenen werd weer actueel toen islamitische strijders vanaf de zevende eeuw grote delen van het rijk veroverden.
Het beeld dat moslims en christenen overal in harmonie samenleefden, klopt volgens Bennett niet. De veroveraars vernietigden vele kloosters en heilige plaatsen in Irak, Syrië, Palestina en Egypte. In Alexandrië verbrandden ze de kerk waar de beenderen van Markus lagen. In een koptische preek uit de zevende eeuw worden moslims „onderdrukkers” genoemd, die slachtingen aanrichtten en jonge mannen gevangen namen.
Christelijke schrijvers interpreteerden de islamitische invasie als een goddelijke straf, net zoals God de Israëlieten in het Oude Testament strafte voor hun afgoderij. Bisschop Methodius van Patara zag moslims als tekenen van het einde der tijden. Dat waren geen mensen, maar „honden uit de woestijn”.
Net als in de eerste eeuwen in het Romeinse Rijk werden christenen in het islamitische rijk niet continu en overal vervolgd. Ze genoten een zekere vrijheid, al waren ze tweederangsburgers. Zo mochten christenen hun godsdienst niet in het openbaar uitoefenen of iemand proberen te bekeren. De bouw van nieuwe kerken was verboden, evenals het opknappen van oude godshuizen. Het zijn maatregelen die in veel islamitische landen nog steeds gelden.
Bemoediging
De geschiedenis van de Vroege Kerk laat volgens Bennett zien dat mensen zowel vruchten als doornen in hun leven voortbrengen. Christenen die trouw bleven temidden van verbrandingen, onthoofdingen, geselingen en berovingen, zijn een „bemoediging” voor geloofsgenoten vandaag. Maar de kerkgeschiedenis bevat ook een waarschuwing, namelijk dat „macht de neiging heeft corrupt te maken”.
Bennett stelt dat de verspreiding van het christelijk geloof ten diepste plaatsvond ondanks en niet dankzij de vervolging. Achter de groei van het christendom liggen volgens hem de woorden van de kerkvader Augustinus: het hart van de mens blijft onrustig totdat het rust vindt in God.
Martelaren hielden vast aan de belofte van de hemelse heerlijkheid. Zoals Polycarpus, die in de tweede eeuw op de brandstapel stierf. En zoals die eenentwintig Egyptische christenen, die vorig jaar op een strand in Libië door extremisten van Islamitische Staat werden onthoofd.