Deflatie in Nederland
Gefeliciteerd: uw geld is de afgelopen tijd meer waard geworden. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) meldde donderdag dat in juli het prijspeil met 0,3 procent is gedaald. Dat betekent dat prijzen voor goederen en diensten gemiddeld 0,3 procent lager liggen dan twaalf maanden terug. Het leven is dus goedkoper geworden. En dat is best bijzonder; de laatste keer dat de inflatie onder de nul dook, was in 1987. Volgens het CBS droeg recent vooral een beperkte huurstijging bij aan het ontstaan van de „negatieve inflatie.”
Hoewel het CBS de term duidelijk vermijdt, komt dit feitelijk neer op deflatie, al wordt die term vooral gebruikt voor aanhoudende periodes van dalende prijzen over een breed front, inclusief loondalingen.
Terwijl deflatie ervoor zorgt dat de koopkracht van iedere euro toeneemt –in plaats van gestaag daalt, zoals bij de meer gebruikelijke inflatie– zijn veel economen hier huiverig voor. Deflatie, zo is de gedachte, kan ertoe leiden dat consumenten hun bestedingen uitstellen omdat wachten loont: bij aanhoudende deflatie is straks immers alles nóg goedkoper dan nu. Dat kan zodoende een rem zetten op de economie.
Het is de vraag of die angst reëel is. In de ‘monetaire proeftuin‘ Japan zagen we de afgelopen decennia dat deflatie best kan samengaan met op peil blijvende consumentenbestedingen. Om andere redenen is de vrees voor deflatie wel terecht. Zo maakt deflatie schulden zwaarder en investeren met geleend geld méér risicovol, terwijl die investeringen juist dienen als smeermiddel van de economie. Om die reden proberen centrale banken wereldwijd –de ECB niet het minst– daarom met kunst- en vliegwerk de lage inflatie te bevorderen en zo de kwakkelende economie een impuls te geven. Zo heeft de Europese Centrale Bank de rente al verlaagd tot nul en koopt hij voor tientallen miljarden per maand aan obligaties op van overheden en bedrijven. Tot nu toe heeft dit nimmer vertoonde beleid nog weinig inflatie uitgelokt, hoewel zónder dat beleid de inflatie mogelijk nog lager was geweest.
Ondertussen lokt de lage rente wel allerlei verstoringen uit, waardoor sparen steeds vaker geld kost en geld lenen geld oplevert. Inflatie is er ondertussen vooral op de beurzen, waar de koersen van aandelen en obligaties zijn opgelopen tot recordniveau’s. Ook huizenprijzen varen wel bij de lage rente. Van Japan kunnen we leren hoe moeilijk het is om in de huidige economische werkelijkheid met onorthodox beleid (negatieve rentes, massieve opkoopprogramma’s en overheidsuitgaven) de inflatie op te voeren. Dat is niet zonder reden. De westerse wereld kampt met een vraag die structureel op het aanbod achterblijft, door factoren als te hoge schuldopbouw in het verleden, een vergrijzende bevolking, toegenomen inkomens- en vermogensongelijkheid en geringe groei van de arbeidsproductiviteit. Dat laat zich niet oplossen met wat strapatsen van centrale bankiers. Lage inflatie, met af en toe wat deflatie, lijkt daarom het beeld te zijn voor de komende tijd. Al hoeft het tegelijk niemand te verbazen als het huidige monetaire gespeel met vuur (zelfs ‘gratis’ geld strooien uit helikopters wordt serieus besproken) op langere termijn leidt tot méér inflatie dan ons lief is.