Enternaar vroeger bekend als dwars en onbetrouwbaar
Zijn Enternaren echt van die dwarse en onbetrouwbare figuren, of klopt het spreekwoord niet? Met de huidige inwoners zal het wel meevallen, lacht Johan Altena (73), secretaris van de historische vereniging. „Maar vroeger stonden inwoners van Enter slecht bekend.”
Een gemoedelijk en gezellig dorp. Dat is de eerste indruk van het ongeveer 7000 inwoners tellende plaatsje ten oosten van Rijssen. Het spreekwoord ”In Enter hebben ze vierkante bedden. Dan kunnen ze ’s nachts ook dwarsliggen”, komt niet meteen in je op als je de sfeer op straat proeft.
Tussen de wat nieuwere huizen staan tal van oude boerderijen die zijn omgevormd tot woningen, winkels of musea. De terrasjes in de Dorpsstraat zijn op deze zomerse dag goed gevuld. Iets verderop staat een 4 meter lange klomp, naar verluidt de grootste ter wereld die uit één stuk is gemaakt. Het gele gevaarte verwijst naar de tijd dat in Enter zo’n 300 mensen naast hun dagelijks werk wat extra’s verdienden met klompen maken. Bij de klomp hangen Pokémon GO spelende jongeren rond. Het keurig opgepoetste monument boeit hen niet. Wel het figuurtje dat volgens hun mobieltje in de buurt zit verstopt. Klompen staan op 11 en 12 augustus centraal tijdens het festival ”Klomp 2016”. Er zijn dan 900 beschilderde exemplaren te zien.
Het beeld van een ganzenhoeder, iets verderop, duidt op een andere beroep waar veel Enternaren in het verleden hun geld mee verdienden. In het Zompenmuseum, naast het beeld, ligt een oude Enterse zomp: een platte schuit waarmee Enternaren eeuwenlang de Regge bevoeren. De ganzen en de zompen zijn de oorzaak dat Enternaren spreekwoordelijke dwarsliggers worden genoemd.
„Van alle plaatsen langs de Regge lag Enter het dichtst bij de grotere steden van Twente, zoals Almelo, Enschede en Oldenzaal”, zegt Altena. „Handel vanuit die steden met het westen liep dus via Enter.” Handelaren uit Twentse steden en het nabijgelegen Duitsland brachten hun goederen met karren naar Enter. De handel werd geladen op de zompen die in de Regge lagen. De schuiten gingen vervolgens naar onder meer Kampen en Zwolle. Van daaruit werden de goederen verscheept naar onder andere Amsterdam.
Enternaren waren daardoor, in tegenstelling tot mensen uit dorpen in de omgeving, vaak een week of langer van huis. „Ze kwamen in aanraking met andere gewoonten. In Zwolle zaten ze veel in kroegen. Daar hoorden ze over oorlogen in bijvoorbeeld Engeland en Denemarken. Enternaren namen verhalen en gewoonten mee naar huis. Ze gedroegen zich om die reden anders en dwarser dan mensen uit buurdorpen.”
Huwelijken
Onder andere door huwelijken met vrouwen die niet uit Enter kwamen, deden dialecten uit andere streken hun intrede in het Reggedorp. Als voorbeeld noemt Altena het woord ”kopen” of ”kocht”. „Dat is in het Enterse dialect ”kog”. Maar in het dialect dat is vermengd met het Duits, is het ”kof” of ”kov”.”
Handel drijven met een Enternaar betekende vaak dat je goed moest uitkijken om niet te worden bedrogen. „Een boer hoefde niet te gaan klagen omdat een Enternaar hem een mank paard had verkocht. Veel mensen werden opgelicht en klagen had geen zin.”
Altena wijst ook op een spreekwoord over geiten: ”Er komt nog geen goede sik uit Enter”. „Dat betekent dat Enternaren niet deugen. Vroeger werd ook gezegd dat inwoners bij geiten een brilletje met groene glazen opzetten als er geen gras was.”
Slag om Arnhem
Van de Enterse zompen is nog slechts één origineel exemplaar over. Later zijn er wel replica’s gebouwd. De oude boot, die niet meer helemaal compleet is, ligt in het Zompenmuseum. „Aan het begin van de twintigste eeuw gingen mensen over op vrachtwagens en treinen. Zompen waren niet meer nodig. Het laatste exemplaar belandde in het Openluchtmuseum in Arnhem. Daar is de boot tijdens de slag om Arnhem getroffen door een bom.” Het beschadigde exemplaar werd later tentoongesteld in het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen en op een expositie in Rijssen. Daarna wisten Enternaren er de hand op te leggen.
zomerserie Platgezegd
Dit is het achtste en laatste deel in een serie over spreekwoorden waarin een plaats op de korrel wordt genomen.