Nanotechnologie vereist bijbels antwoord
Toen God man en vrouw schiep, noemde Hij Zijn schepping zeer goed. Transhumanisten beweren dat wij het beter kunnen, door onze lichamen te manipuleren met microscopisch gereedschap. Maar christenen zijn nog lang niet klaar voor het grote debat, meent de Amerikaanse onderzoeker Christopher Hook.
Kanker uitroeien. Alles wat je op internet vindt onthouden. Je kind een hoog IQ geven. Het aantal oorlogsslachtoffers onder soldaten drastisch terugdringen. De blinden het gezicht geven. Spoedig zou je geen God meer hoeven te zijn om deze wensen te vervullen. Maar mogelijk ben je ook geen mens meer. Dit is de belofte én het gevaar van de nanotechnologie.
Manipuleren
De nanotechnologie, die het eerst gedefinieerd werd door technicus en wetenschapper K. Eric Drexler, in de jaren ’80 en ’90, gebruikt gereedschappen die opereren op de nanoschaal. Een nanometer is een miljardste van een meter. De DNA-molecuul is 2,3 nanometer. Nanotechnologie houdt zich dus bezig met het manipuleren van materie op atomisch of moleculair niveau. Hoewel een doorsnee leek misschien ooit enkele afbeeldingen van deze technologie heeft gezien, weten slechts weinigen wat de huidige en toekomstige toepassingen ervan zijn. Nog minder mensen kunnen de ethische gevolgen van de nanotechnologie bevatten.
In mijn praktijk als hematoloog zal ik als gevolg van de nanotechnologie spoedig te maken kunnen krijgen met biologisch bewerkte bloedcellen. Ze zouden als alternatief voor bloed kunnen dienen, om zuurstof te dragen, en ons kunnen helpen vele risico’s en nadelen van bloedtransfusies te vermijden. Andere toekomstige toepassingen zijn bijvoorbeeld middelen die (1) nieuw verbindend weefsel ontwikkelen en aanbrengen om ontstoken gewrichten en gescheurde gewrichtsbanden te genezen; (2) dichtgeslibde bloedvaten van hart en hersenen verwijden; (3) bepaalde medicijnen, zoals insuline, in het lichaam aanmaken en toedienen; (4) beschadigde hersencellen van mensen met aandoeningen zoals parkinson of alzheimer vervangen en herstellen.
Als je nanotechnologie combineert met cyborg-technologie (het koppelen van levend hersenweefsel aan elektronische apparatuur), zijn de resultaten adembenemend. Onderzoekers in Georgia helpen mensen die lijden aan een verschrikkelijke stoornis, het zogeheten ”locked-in-syndroom”. Mensen die lijden aan deze ziekte lijken voortdurend in een vegetatieve toestand te verkeren, maar in feite zijn ze zich volledig bewust van hun omgeving. Via elektroden, vlak bij de motorieke gebieden van de hersenen van deze patiënten geïmplanteerd, is hun geleerd de cursor op een computerscherm met hun gedachten te bewegen. Dit betekent dat ze eigenlijk met hun gedachten typen, en dus kunnen communiceren met anderen.
Het is niet moeilijk voor te stellen dat zulke methoden niet alleen voor therapie gebruikt zullen worden, maar ook voor uitbreiding of versterking van ’normale’ mensen - wat een beetje objectiever ”biotechniek” genoemd wordt. Een directe koppeling van hersenen aan computersystemen zou aantrekkelijk zijn voor mensen die toegang willen hebben tot een heleboel informatie. Centra als MIT, Stanford en de universiteit van Toronto hebben onderzoeksprogramma’s voor de ontwikkeling van ’draagbare computers’, dingen die consequent deel worden van onze dagelijkse uitrusting, maar toch 24 uur per dag, zeven dagen in de week in verbinding staan met internet en andere computerdatabases. De interface gebruikt optische projectors in speciaal ontwikkelde brillen, en een kleine handheld module. Hitachi en Charmed Technologies maken al reclame voor zulke middelen. We zijn heel dicht bij de uiteindelijke stap naar permanente koppeling door middel van directe hersenimplantaten.
Onsterfelijkheid
Veel wetenschappers zien cyborg- en nanotechnologische versterkingen als middelen om het ouder worden tegen te gaan, of zelfs onsterfelijkheid te verkrijgen. De mogelijkheden behoren momenteel voor het grootste deel tot het rijk van de science fiction, maar ze lijken steeds minder onwaarschijnlijk te worden naarmate de tijd vordert.
De ethische gevolgen van nanotechnologie zijn enorm, maar de filosofie van sommige van haar voorvechters, die het transhumanisme onderschrijven, is nog zorgwekkender. Het transhumanisme is het geloof dat we op een dag onze natuur in zoverre zullen kunnen herontwerpen, dat een postmenselijke soort, of verschillende nieuwe soorten, geschapen kunnen worden die superieur zijn aan de ”homo sapiens”. Dat we biologische schepsels zijn, is gewoon onze huidige status, geloven transhumanisten, maar het is niet nodig om te definiëren wie we zijn of wie we zouden moeten zijn. Bart Kosko, professor in de elektrische techniek aan de universiteit van Zuid-Californie, schrijft het wat botter in zijn boek ”Heaven in a Chip” (2002): „Biologie is geen bestemming. Het was nooit meer dan een tendens. Het was gewoon de eerste snelle en slechte manier van de natuur om te rekenen met vlees. Chips zijn de bestemming.”
Transhumanisme is op een bepaalde manier een nieuwe vorm van gnosticisme. Het ziet het lichaam als simpelweg de eerste prothese, die we allemaal leren manipuleren. Als christenen hebben we ons heel lang verzet tegen de gnostieke beweringen dat het menselijk lichaam slecht is. Belichaming is fundamenteel voor onze identiteit, geschapen door God, en geheiligd door de vleeswording en lichamelijke opstanding van onze Heere. Anders dan gnostici, verwerpen transhumanisten het idee van de ziel en vervangen ze het door het idee van een informatiepatroon.
De National Science Foundation, de National Science and Technology Council en het Department of Commerce publiceerden een rapport dat zegt dat er ethische en sociale vragen verbonden zijn aan de implementatie van deze technologie, maar ze worden in het stuk nergens duidelijk benoemd. Men neemt aan dat ethici, als die er al bij betrokken worden, wel gewoon een pragmatische rechtvaardiging voor het plan zullen geven, in plaats van essentiële vragen te stellen over de filosofie achter het programma.
Op 2 december 2003 ondertekende president Bush de wet op nanotechnologisch onderzoek en ontwikkeling voor de 21e eeuw. Deze wet geeft de nanotechnologie „een permanent thuis binnen de federale regering” en de regering heeft bijna 3,7 miljard dollar toegewezen voor nano-onderzoek en -ontwikkelingsprogramma’s voor de komende vier jaar.
Ik hoop dat de mensen die betrokken zijn bij dit onderzoek acht zullen slaan op de wijsheid van het in oktober gepubliceerde rapport van de Raad voor Bio-ethiek, dat de ethische en sociale consequenties onderzoekt van het gebruik van biotechnologie voor doelen die „verder gaan dan therapie.” Het is een instelling die terecht sceptisch is ten opzichte van het transhumanistische en wetenschappelijke utopisch denken.
Vernietigde identiteit
„Wanneer we meer willen worden dan we zijn, en soms handelen alsof we al bovenmenselijk of goddelijk zijn, lopen we het gevaar te verachten wat we zijn en te negeren wat we hebben”, waarschuwt de raad. „Als we onze lichamen en onze geest willen verbeteren door nieuwe middelen te gebruiken om de prestaties te vergroten, lopen we het gevaar ons lichaam en onze geest nauwelijks anders te maken dan onze gereedschappen, en daarbij het onderscheiden menselijk karakter van lichaam en activiteit in gevaar te brengen. Door te proberen met deze middelen beter te worden dan we nu zijn of tevredener te zijn met onszelf dan we nu zijn, riskeren we ’iemand anders te worden’, en daarmee de identiteit die we hebben verworven door de gave van de natuur, gecultiveerd door werkelijk beleefde ervaringen, alleen en met elkaar, te vernietigen. Door te zoeken naar helderder vooruitzichten, betrouwbare bevrediging en afhankelijke gevoelens van zelfrespect, op manieren die hun gebruikelijke natuurlijke bronnen omzeilen, lopen we gevaar onze ziel af te stompen, onze ambities te verlagen en onze liefde en genegenheid te verzwakken.”
Maar is er nu echt iets verkeerds aan het versterken van onze eigenschappen? We zijn allemaal betrokken bij verschillende vormen van ontwikkeling. We gaan naar school. We trainen om ons uithoudingsvermogen en onze behendigheid te vergroten. We nemen vitaminen in. We gebruiken corrigerende lenzen, prothesen en gehoorapparaten.
Dat is waar. Maar geen van deze zaken of activiteiten probeert de normale mogelijkheden van onze soort te overstijgen. Ze worden geaccepteerd omdat ze de prestaties min of meer optimaliseren, binnen de natuurlijke beperkingen van de homo sapiens.
Er zijn verschillende kernvragen die onze kerken en theologen zullen moeten beantwoorden. Kunnen leden van het lichaam van Christus betrokken zijn bij veranderingen die verder gaan dan therapie en onomkeerbaar zijn? Is het goed om zo te handelen in een wereld waarin het kwaad al zulke diepe sporen achtergelaten heeft? Wat betekent het dat onze Heere Jezus genas en herstelde tijdens Zijn omwandeling - maar nooit vermeerderde?
Geestesgaven
Zegt het ons niets dat de gaven van de Heilige Geest -wijsheid, liefde, geduld, zachtmoedigheid- niet door de technologie kunnen worden gemaakt? Hoe zou de transformatie van homo sapiens naar ”techno sapiens” onze identiteit als dragers van Gods beeld beïnvloeden? Als christenen zouden moeten concluderen dat ze zulke ’uitbreidingen’ niet kunnen ontvangen, zouden ze zich dan niet moeten verzetten tegen het gebruik ervan door anderen?
Als we dat doen, kunnen we flinke tegenstand verwachten. Embryonaal stamcelonderzoek en kloneren buiten andere hulpeloze menselijke wezens uit, dus worden ze een ethisch probleem voor veel meer mensen. Maar deze ’verbeterings’-technologieën kunnen zonder meer voordelig lijken, omdat ze alleen toegepast worden op mensen die ervoor gekozen hebben ze te gebruiken. Je kunt mensen toch niet het recht ontnemen zichzelf te ’verbeteren’, vooral niet als het alleen henzelf betreft?
Krachten op de markt zullen mensen waarschijnlijk aansporen deze middelen te gebruiken om mee te kunnen doen. Het gebeurt al. Mensen met slechte ogen kunnen niet bij de marine - tenzij ze de onomkeerbare en nog steeds riskante Lasik-oogoperatie ondergaan. Het is slechts een kwestie van tijd dat leden van de strijdkrachten andere vormen van lichamelijke opwaardering zullen moeten ondergaan.
Veel zaken worden aan het publiek verkocht uit naam van medelijden - maar tot welke prijs? Een snelle blik op de geschiedenis van de technologie toont dat in het kielzog van bijna iedere technologische ’oplossing’ ontelbaar veel andere problemen opduiken. Nucleaire energie is slechts één voorbeeld.
Het leven van de mens mag dan verlengd worden, maar in hoeverre gaat dit ten koste van sociale structuren? Wat zal het effect zijn op de arbeidsmarkt en de pensioenen? Als we onze lichamen aanpassen met sterkere componenten, wat is dan de prijs die onze menselijkheid betaalt? Hoewel we de waarde van onze zwakheden misschien niet inzien, zegt Paulus dat zelfs onze zwakheden ons mogelijkheden bieden (2 Korinthe 12:9, Filippensen 4:11).
Met nanotechnologie ontworpen cybernetische implantaten kunnen ons toegang geven tot enorme hoeveelheden informatie, maar zal dat ook leiden tot een toename in „de wijsheid en de kennis van God”? Cyberverbindingen in de hersenen zullen communicatiemiddelen worden in twee richtingen. Dit betekent dat het laatste bastion van onze privacy -onze geest- mogelijk niet langer veilig is. Zullen zulke geïmplanteerde mechanismen ons dwingen ongewenste beelden en ideeën in ons op te nemen? We kunnen spam in onze huidige computernetwerken niet eens controleren. Stel je eens computervirussen voor die ontworpen zijn om hersencellen te beschadigen via cybernetische implantaten!
De transhumanistische filosofie beweert dat technologie de fundamentele problemen van de mensheid kan corrigeren. Als christenen weten we dat onze elementaire problemen voortkomen uit de boosheid van het menselijk hart (Markus 7:21-23). Zonde is werkelijkheid, waarneembaar, en niet te verklaren met empirische middelen. Alle technologische verbeteringen zullen niet alleen falen als ze ware vreugde moeten produceren, maar zullen ook wezenlijk aangetast worden door de zonde. Middelen die aangeboden worden tot bevrijding, zullen ook gebruikt worden voor verdere tirannie. Dat is altijd zo geweest.
Niet bang zijn
Christenen moeten overigens geen mensen worden die bang zijn van alle nieuwe technologieën. Hoewel technologie niet onze redding is, is ze op zichzelf evenmin slecht. Technologie heeft onze mogelijkheden vergroot om medelijden om te zetten in medeleven met de daad en het Evangelie te verbreiden. Christenen moeten technorealisten zijn, die de mogelijk positieve kanten van nieuwe vindingen zien, maar realistisch vooruitlopen op de toepassing daarvan en mogelijke schade beperken. Dit vereist een juist begrip van de menselijke natuur en van Gods hoogste plan voor onze soort. En dat kan alleen het Evangelie geven. Christenen moeten zich moedig mengen in de discussie rondom deze zaken, zowel onder elkaar als in het publieke domein.
voetnoot (u17(De auteur is hematoloog, directeur bio-ethisch onderwijs aan de Mayo Graduate School of Medicine en voorzitter van de Mayo Clinical Ethics Council.