Buitenland

„Tranen van wezen en weduwen zijn heel kostbaar”

Hij kreeg de woorden uit Jesaja 40 in zijn hart: „Troost, troost Mijn volk, zal ulieder God zeggen.” Lange tijd worstelde hij met de vraag hoe hij een land kon bemoedigen dat tijdens de gruwelijke genocide van 1994 bijna 1 miljoen inwoners had verloren. Jean Gakwandi: „Eindelijk vond ik het antwoord: Ik moest de Rwandezen naar de Trooster leiden.”

Mr. Richard Donk
16 April 2004 11:27Gewijzigd op 14 November 2020 01:08

„Frans, Duits, Engels?” Als een van de weinige Rwandezen kan Jean Gakwandi zich uitstekend in de moderne vreemde talen uitdrukken.

Zijn kennis van de Duitse taal kwam Gakwandi tien jaar geleden goed van pas toen hij zich tijdens de Rwandese volkerenmoord drie maanden in de Zwitserse ambassade in Kigali verborgen hield. „Toen de slachting begon, hebben we ons eerst twee dagen met zeven mensen in kasten in mijn huis verstopt”, herinnert hij zich. „Toen mijn woning werd beschoten, dachten we dat het afgelopen was met ons. Juist op dat moment kreeg ik een telefoontje van mijn leraar Duits dat Zwitserse diplomaten ons zouden ophalen. We zijn zonder problemen alle wegversperringen gepasseerd. God moet de soldaten met blindheid hebben geslagen.”

Ook in de ambassade was het allesbehalve veilig. De op bloed beluste strijders kenden weinig ontzag voor kerkmuren of diplomatieke onschendbaarheid. Na drie weken van angst en onzekerheid kreeg Jean Gakwandi het bericht dat zijn hele familie was gedood. De moed zonk hem volledig in de schoenen. „Ik voelde me totaal gebroken. Toen sloeg ik het Woord open bij Psalm 118:17: „Ik zal niet sterven, maar leven; en ik zal de werken des Heeren vertellen.” Dat was toen heel moeilijk te geloven, want het moorden ging ondertussen gewoon door.”

In juli 1994 kwam een einde aan de oorlog. Een maand later kreeg Gakwandi een betrekking bij de centrale bank aangeboden. Hij weigerde. „Na alles wat ik had meegemaakt, voelde ik dat mijn roeping elders lag. Kort daarop verzochten diverse internationale organisaties mij iets voor weduwen en wezen te gaan doen. Ik sprak met vele overlevenden, luisterde naar hun verhalen, maar vooral naar hun harten. Ik vroeg aan de Heere: „Wat wilt U dat ik doe?” Toen kreeg ik de woorden uit Jesaja 40:1 in mijn hart: „Troost, troost Mijn volk, zal ulieder God zeggen.” Maar hoe kon ik mensen troosten die hun hele familie hadden verloren? Eindelijk vond ik het antwoord: Ik moest de Rwandezen naar de Trooster leiden.”

In 1996 richtte Jean Gakwandi ”Solace Ministries” op, een instantie die zich specifiek op weduwen en wezen richt. „Het was een werk van geloof”, aldus de Rwandees. „We hadden geen fondsen en wisten nauwelijks waar we moesten beginnen. We hebben zelf het eerste geld bijeengebracht. Met Gods hulp kon ik eind 2000 fulltime voor de organisatie gaan werken.”

Solace Ministries kon zich bepaald niet alleen tot de geestelijke nood onder de bevolking beperken, benadrukt Gakwandi. „In Nederland kun je meestal volstaan met psychosociale hulpverlening. In Rwanda liggen de prioriteiten vaak in de eerste plaats bij de lichamelijke behoeften. Daarom hebben wij bijvoorbeeld ook een scholingsprogramma en verstrekken wij voedsel en medicijnen.”

Het kostte de Solace-medewerkers de eerste jaren ontzettend veel moeite om tot de zielen van de Rwandezen door te dringen. Jean: „We kwamen in 1994 uit de diepste krochten van het menselijk lijden. Dan moet je zeker niet meteen over verzoening en berouw beginnen. Hoe kun je een bloedend volk vertellen dat het moet vergeven? Dat is wel erg goedkoop en theoretisch. Het gaat er in de eerste plaats om dat je vanuit je eigen ervaring je hart openstelt en alleen maar luistert. Vervolgens probeer je een boodschap van liefde te brengen en de mensen op de enige ware Trooster te wijzen.”

„Dat wil niet zeggen dat verzoening niet noodzakelijk is”, vervolgt Gakwandi. „Als je de Heere Jezus mag leren kennen, zal de Heilige Geest ervoor zorgen dat je niet zonder vergeving verder kunt. Vergeving is een stap op de weg naar heiligmaking. Maar we moeten niet over de muur springen, zoals het bekende voorbeeld uit de Christenreis van Bunyan ons voorhoudt.”

Velen hebben zich afgevraagd waar God was tijdens de genocide. Waarom liet Hij zoiets verschrikkelijks gebeuren? Voor Jean Gakwandi staat het vast dat de Heere in 1994 dichterbij was dan ooit tevoren. „In al hun angsten schreeuwden velen tot de ware God. Ik ben ervan overtuigd dat er toen veel Rwandezen naar de hemel zijn gegaan. Christenen zijn op hun best in tijden van crisis.”

Tien jaar na de genocide valt het nog steeds niet mee de psychische barrière bij de Rwandezen te doorbreken. „Ik heb onlangs een jongen van veertien jaar ontmoet. Hij had negen jaar niet kunnen huilen. Hij greep me plotseling bij mijn arm en gooide alles eruit. Die hartenkreten moet je koesteren. De tranen van wezen en weduwen zijn heel kostbaar. Het geeft ook aan dat er eerst op het individuele niveau genezing moet komen, voor er van collectieve verzoening sprake kan zijn.”

Toch ziet Gakwandi ook positieve ontwikkelingen. „Mensen die enkele jaren geleden volledig getraumatiseerd bij ons kwamen, gaan nu zelf het land in om hun lotgenoten te bemoedigen. Soms hoef ik alleen maar te rijden en doen zij het werk. Met de hulp van God is hun getuigenis de krachtigste manier om de bevolking te vertroosten.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer