Binnenland

Het spreekwoord: Waar een Huizer heeft gelopen, groeit geen gras meer

Zijn Huizers zo slecht zoals het spreekwoord zegt? De meeste inwoners van het dorp in het Gooi die er naar gevraagd wordt, halen lachend de schouders erover op. „Ik trek me er niets van aan. Ze kunnen wel alles van ons zeggen.”

12 July 2016 17:30Gewijzigd op 16 November 2020 05:00
Bij de Oude Kerk in Huizen staat een beeld met vrouwen in klederdracht. In het dorp in het Gooi gaat geen vrouw meer in de dracht gekleed. beeld RD, Jeannette Zeeman
Bij de Oude Kerk in Huizen staat een beeld met vrouwen in klederdracht. In het dorp in het Gooi gaat geen vrouw meer in de dracht gekleed. beeld RD, Jeannette Zeeman

Adrie Kruijmer, vrijwillig medewerkster bij het Huizer Museum, heeft nog nooit van het spreekwoord gehoord. „Waar een Huizer heeft gelopen, groeit geen gras meer”, zegt ze langzaam, als het ware de woorden proevend. „Nee, die uitdrukking ken ik niet. Wordt dat gezegd?”

Echtgenoot Lukas denkt hardop mee. „Volgens mij is het een rijmpje. Net zoals je kunt zeggen: „Waar een Huizer heeft liggen stoeien, wil geen gras meer groeien.” Die rijmpjes worden ook voor inwoners van andere plaatsen gebruikt. Dan krijg je bijvoorbeeld: „Waar een Amsterdammer heeft gelopen, groeit geen gras meer.””

Het kon weleens zijn dat Kruijmer het bij het rechte eind heeft. In het geschiedenisboek ”Wereld in wording” uit 1959 staat de uitdrukking: „Waar Attila’s paard een hoef zette, groeide geen gras meer.”

Misschien gaat het dus om een meer algemeen spreekwoord dat op de Huizers werd toegepast. Want dat was of is natuurlijk wel het geval, ook al kennen de Kruijmers hem niet. Bep de Boer bijvoorbeeld, woonachtig in Laren maar van oorsprong een Huizer, kent de spottende woorden wel. „Toen ik me hier in Laren aansloot bij de historische kring confronteerden ze me lachend met die uitdrukking. Ik zei daarop: „Was het maar waar, ik maai me een ongeluk.””

De Boer weet niet waar de uitdrukking vandaan komt. „Huizen was een orthodox protestantse enclave in het Gooi, maar of dat de reden was?”

Het is in ieder geval de verklaring die Marinus A. van den Broek geeft in zijn boek ”Boeren, burgers en buitenlui spreekwoordelijk geportretteerd”. Hij schrijft: „De Huizers vormden binnen het Gooi een zeer besloten, orthodoxe gemeenschap en werden daarom door de overige bewoners van deze regio niet erg gewaardeerd.”

De Boer betwijfelt of het orthodoxe karakter van de Huizer de verklaring is voor het spreekwoord. „Vroeger kwamen de Huizer jongens wel naar Laren als hier kermis was en dan was het geregeld knokken. Dat was meer het ene dorp tegen het andere. Dat kom je wel vaker tegen. Misschien vindt de uitdrukking daar haar oorsprong.”

Frans de Gooijer, amateurhistoricus uit Naarden, bevestigt de woorden van De Boer. „Er zijn nogal wat voorbeelden van mannelijke Huizers die zich misdroegen. Als je oude jaargangen van de Gooi- en Eemlander doorleest kom je heel wat stukjes tegen van jonge Huizers die erop los sloegen als ze te veel gedronken hadden. Tegelijk moet je zeggen dat de Huizers harde werkers waren. Zo stonden ze tenminste bekend.”

„Messentrekkers, stenengooiers. Wij Huizers waren het allemaal”, zegt dr. Anton Kos kort en bondig. Kos, mediëvist en gepromoveerd op de erfgooiers, woont in Hilversum maar is in Huizen getogen. „Huizers waren niet erg geliefd. Het protestantse stempel speelde mee, maar het was toch meer de bekende onderlinge afkeer die buren van elkaar hebben. In dit geval dorp versus dorp. Hoe dichter bij elkaar, des te feller soms de afkeer.”

„De Huizers stonden bekend als harde werkers”, vertelt Kos. Hij citeert de historicus dr. A. J. C. de Vrankrijker: „Men bedenke hierbij, dat de Huizer mannen meer dan andere Gooiers buiten het dorp kwamen, al meer dan een eeuw lang, als venters van vis en kaas, als bouwvakkers, en dat de vrouwen als werksters uitzwermden. De Huizers verdienden vrij wat geld buiten het dorp en trokken zich daarna terug binnen de vertrouwde eigen gemeenschap. Huizen was –het klinkt dwaas– een open geslotenheid. Ik zou geen betere woorden weten voor het dorp dat een halve eeuw geleden zo sterk afstak als orthodox protestantse gemeenschap van landbouwers en vissers. De Huizer met vis of kaas was een Europeaan in de beslotenheid van het oude Gooi.”

Bep de Boer moet lachen als hij de woorden van De Vrankrijker hoort. „Huizers werken hard en komen inderdaad overal. Ze zeggen weleens: „Luizen en Huizers vind je over de hele wereld”.”

zomerserie Plat gezegd

Dit is het derde deel in een serie over spreekwoorden waarin een plaats op de korrel wordt genomen.

Meer over
Plat gezegd

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer