NAVO-landen vechten vooralsnog vooral intern
De mooie woorden over „saamhorigheid” en „solidariteit” op de NAVO-top van afgelopen weekend verbloemen een verdeelde alliantie. Het geheel is minder dan de som der delen.
De Griekse filosoof Aristoteles werd beroemd met zijn lofzang op samenwerking: één plus één is meer dan twee. Voor de NAVO geldt in zekere zin het omgekeerde: het geheel is mínder dan de som der delen.
In het besluitvormingsproces hebben alle 28 landen een stem. De consensuscultuur zorgt achter de schermen voor een spannende wedstrijd waarbij landen wikken en wegen, geven en nemen, op de rem trappen en vervolgens weer vol op het gaspedaal gaan staan.
De Nederlandse delegatie was aan het einde van de top goedgemutst. Twee de-escalerende elementen zijn aan het officiële communiqué toegevoegd: een herinnering aan het non-proliferatieverdrag en een verwijzing naar de Stichtingsakte.
Zo blijft er aandacht voor het afbouwen van het kernwapenarsenaal en benadrukt de NAVO de geldigheid van de Stichtingsakte. Dat is een document uit 1997 waarin Rusland en de NAVO beloven dat er geen „substantiële hoeveelheid” permanente troepen langs elkaars grenzen komt.
De 4000 troepen die in de Baltische staten en Polen worden gestationeerd, zullen officieel ‘roteren’. Zo omzeilt de NAVO de Stichtingsakte. Volgens sommige commentatoren is dat helemaal niet nodig: die overeenkomst zou van tafel kunnen omdat de afspraken alleen gelden voor de veiligheidssituatie van destijds.
Die situatie is veranderd. Rusland heeft de Krim geannexeerd en mengde zich in het conflict in Oost-Oekraïne. Dat de Stichtingsakte toch wordt gehandhaafd met een diplomatieke oplossing toont de invloed van landen zoals Nederland, Duitsland en Frankrijk, die pleiten voor de-escalatie.
Daarin hebben ze flinke tegenstand. De door Nederland gepropageerde dialoog werd door de Poolse minister van Buitenlandse Zaken als „naïef” betiteld. Andere landen, waaronder de VS en Frankrijk, zitten niet te wachten op nucleaire wapenbeheersing.
Oost-Europa pleit al langer voor meer troepen langs de grens. De vier bataljons zijn niet meer dan een signaal en kunnen eenvoudig onder de voet worden gelopen, bekennen militaire experts. Rusland zal echter nooit de Baltische staten binnenvallen, dus het is allemaal symbolisch.
Een gevolg van die symboliek is wél dat Rusland zegt geïntimideerd te zijn. Dat de Russen geprovoceerd worden werd in twijfel getrokken door Madeleine Albright, voormalig minister van Buitenlandse Zaken van de VS: „Wanneer het niet zo goed gaat met je land, is er behoefte aan een vijand.”
Andere militaire experts laten anoniem weten wel degelijk te geloven dat Rusland zich in het nauw gedreven voelt. De Oost-Europese regeringsleiders wuiven dat weg, maar de Griekse premier Tsipras en de Franse president Hollande lieten wat anders doorschemeren. Tsipras riep ertoe op een einde te maken aan de afstandelijkheid en Hollande beschouwt Poetin vooral als partner.
Zo lijken er steeds meer tegenstellingen te komen binnen de westerse alliantie.