Hulde aan de vrijheid van onderwijs
Het duurt nog even, maar een werkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van christelijke en reformatorische scholen, is zich nu al aan het voorbereiden op de herdenking van honderd jaar vrijheid van onderwijs in 2017. Dat dit memorabele feit breed wordt opgepakt, is terecht. Ons onderwijsstelsel, met gelijke bekostiging van openbare en bijzondere scholen, is uniek in de wereld. Ongeacht de levensbeschouwing kunnen Nederlandse ouders hun kinderen naar een school sturen die bij ze past, zonder dat het ze een cent kost.
Dat is in een land als Canada, waar de overheid reformatorisch onderwijs niet bekostigt, anders. Ouders die daar bewust kiezen voor dit type onderwijs moeten jaarlijks flink in hun buidel tasten. In Nederland ondenkbaar. Nog wel.
De vrijheid van onderwijs kwam na lang politiek getouwtrek tot stand in 1917. Niet zonder reden staat die discussie te boek als de schoolstrijd. Zij was een belangrijke aanjager voor de totstandkoming van christelijke en reformatorische scholen.
In 1917 was deze strijd niet afgelopen. Ook daarna moest er vaak geknokt worden voor het bestaansrecht van scholen met een levensbeschouwelijke grondslag. Niet zelden was de Raad van State nodig om het pleit te beslechten. Het zou niet goed zijn als dit langzaam maar zeker in het vergeetboek raakt.
Nu geeft de realiteit van vandaag de dag daar bepaald geen aanleiding toe. Wie denkt dat de vrijheid van onderwijs onaantastbaar is, vergist zich. Geregeld doen zich in de politiek incidenten voor die illustreren dat artikel 23 van de grondwet –over de vrijheid van onderwijs– een onrustig bezit is.
Een pregnant voorbeeld is het recente voorstel van staatssecretaris Dekker om het stichten van nieuwe scholen makkelijker te maken. Het gevolg daarvan zou de sluiting van ruim honderd scholen op levensbeschouwelijke grondslag zijn, omdat zij de opheffingsnorm niet halen. Gelukkig heeft Dekker onder druk van de scholen zijn plan herzien, maar het was een dubbeltje op z’n kant. De vrijheid van onderwijs was in het geding.
Een ander voorbeeld is de voortdurende bemoeienis van de Tweede Kamer met de inhoud van het onderwijs. Op straffe van een financiële korting als scholen zich niet houden aan ”algemeen aanvaarde opvattingen”, bijvoorbeeld over homoseksualiteit. Ook in zo’n geval staat de vrijheid van onderwijs onder druk, op een subtielere maar niet minder gevaarlijke manier.
”Hart van Homo’s” heeft er op dit moment ook mee te maken. De Tweede Kamer accepteert niet dat deze christelijke belangenorganisatie subsidie krijgt voor opvattingen die botsen met het seculiere denken. Hoeveel ruimte is er nog voor een eigen geluid?
Het zou jammer zijn als de herdenking van honderd jaar onderwijsvrijheid vooral kommer en kwel wordt. Er zijn redenen genoeg om de grote voordelen van ons onderwijsbestel voor het voetlicht te brengen. De kwaliteit van het Nederlandse onderwijs is goed en verreweg de meeste ouders zijn tevreden over de mogelijkheden die ze hebben om een school te kiezen die bij hen past. Met dank aan artikel 23.