Sarphati schudde Amsterdam wakker
„Amsterdam en het land hebben een hunner nuttigste burgers verloren”, schreef oud-premier Thorbecke in een condoleancebrief na het overlijden van dr. Samuel Sarphati. Hij was de man die in de negentiende eeuw probeerde de hoofdstad tot nieuwe bloei te brengen. De stad met geur moest weer een stad met grandeur worden. Het is 150 jaar geleden dat Sarphati plotseling overleed. „Hij sloeg de stad uit haar slaap”, concludeerde historicus Geert Mak.
Sarphati (1813-1866) was slechts 53 geworden, maar liet vele sporen na in de Amsterdamse samenleving. Hij is omschreven als „een Joodse arts, chemicus, weldoener en broodfabrikant die een belangrijke rol speelde in de ontwikkeling van het onderwijs, de volksgezondheid, de stedenbouw en de nijverheid van Amsterdam in het midden van de 19e eeuw.”
Daarmee is veel gezegd. Joden vormden bepaald niet de rijkste bevolkingsgroep in de hoofdstad en ook Sarphati was van eenvoudige komaf. Mede door zijn huwelijk met Abigaël Mendes de Leon kwam hij in hogere kringen terecht.
Hij werd dus arts, dat allereerst. Maar dat zou hij niet blijven. Zijn werk in het Portugees-Israëlitisch Ziekenhuis kwam tot een voortijdig einde als gevolg van conflicten. Voor Sarphati ging zorg voor de medemens boven geld en regels, maar het ziekenhuis zat financieel niet ruim in zijn jas. De bevlogen arts nam ontslag.
Vervolgens wilde hij hoogleraar aan het Athenaeum Illustre worden, maar hij werd gepasseerd, naar eigen zeggen vanwege zijn Joodse afkomst. Hij keerde de wetenschap de rug toe en ontplooide zich op ander terrein: hij wilde iets doen aan de erbarmelijke leefomstandigheden van veel stadsgenoten en streefde naar verbetering van huisvesting, gezondheidszorg en onderwijs.
Stinkende krotten
Het negentiende-eeuwse Amsterdam had nog wel een bedrijvig havengebied, maar was toch vooral een stad van vergane glorie, achtergebleven bij andere Europese hoofdsteden. De grachtengordel bleef mooi, maar daarachter gingen vervuilde, overbevolkte krottenwijken schuil.
Acht procent van de bevolking leefde in kelders, te midden van de stank van zwavel, mest en vuilnis. Er stierven veel kinderen. Van degenen die de schoolleeftijd haalden, zat de helft op een armenschool.
Meer dan veel tijdgenoten legde Sarphati een verband tussen die omstandigheden en het uitbreken van epidemieën. Hij opperde de grachten te laten uitbaggeren en de straten te vegen en richtte een vuilnisophaaldienst op.
Vlees en brood
Sarphati stichtte ook een abattoir. Om de bevolking van betaalbaar brood te voorzien, richtte hij Nederlands eerste broodfabriek op. Aan de Vijzelgracht werden wekelijks 9000 goedkope broden gebakken. In 1855 bracht hij de Maatschappij voor Meel- en Broodfabrieken tot stand.
In 1842 richtte de gewezen arts de Nederlandse maatschappij ter bevordering der Pharmacie op. In hetzelfde jaar behoorde hij tot de oprichters van een Handelsacademie in Amsterdam. In 1847 stichtte hij de Maatschappij tot bevordering van Landbouw en Landontginning.
Volksvlijt
De conservatieve elite droomde van herstel van het roemrijke verleden. Volgens Sarphati lag de toekomst echter niet in de handel, maar in de industrie. Hij constateerde een kennisachterstand. Tijdens een bezoek aan de wereldtentoonstelling in Londen in 1851 kwam hij ervan onder de indruk „hoever wij Nederlanders bij de meeste volkeren der beschaafde wereld nog ten achter staan.” In 1852 richtte hij de Vereeniging voor Volksvlijt op. Er moest een gebouw voor congressen en tentoonstellingen komen en daarom nam hij het initiatief tot de bouw van het Paleis voor Volksvlijt in Amsterdam. Dat was tegelijk een mooie gelegenheid om –voor het eerst na lange tijd– stadsuitbreiding met een nieuwbouwwijk te realiseren en iets te doen aan de slechte behuizing van veel stadsbewoners.
Het paleis kwam er, na veel moeite. Voor toenmalig Amsterdam was het een geweldig bouwwerk. Het werd in 1929 door brand verwoest.
Tegenstand
Sarphati had ook nog tijd voor de politiek; hij was vijftien jaar Statenlid in Noord-Holland. De idealist was ook initiatiefnemer van de bouw van het luxueuze Amstel Hotel. „De betekenis van Sarphati voor de modernisering van Amsterdam kan moeilijk worden overschat, al vielen zijn progressief-liberale denkbeelden aanvankelijk in dorre aarde”, observeerde een biograaf. Dat Sarphati een Jood was, zorgde waarschijnlijk onderhuids voor extra tegenstand. Met zijn initiatieven botste hij met de bureaucratie, maar hij was een man van grote wilskracht.
Voor de opkomende industrie stichtte hij in 1863 de Nederlandsche Crediet- en Depositobank. In 1864 richtte hij de Nationale Hypotheekbank en de Nederlandsche Bouwmaatschappij op en regelde hij dat de Surinaamsche Bank voet aan de grond kreeg.
Erkenning
Dat één man zo veel op touw zette, is bijna onvoorstelbaar. Hij maakte de realisatie van sommige plannen niet meer mee. Geert Mak omschreef hem als „een gedrevene, briljant, vol ideeën en initiatieven, overtuigend en doortastend, van het soort dat slechts een enkele keer in een gemeenschap opduikt en dat het woord ”onmogelijk” weigert te kennen. Hij sloeg de stad uit haar slaap.”
Dat werd erkend, ondanks de sterke weerstand die hij had ondervonden. Koning Willem III benoemde hem in 1860 tot officier in de Orde van de Eikenkroon en bij de opening van het Paleis voor Volksvlijt in 1864 tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
Eerbetoon
Op 23 juni 1866 overleed de 53-jarige Sarphati, drie maanden na de eerstesteenlegging van ‘zijn’ Amstel Hotel. Hij was toen al twee jaar weduwnaar. Zijn dadendrang was groter dan zijn vermogen tot delegeren en ook de financiering van zijn grootse plannen was nogal eens een probleem. Mede daardoor was hij wellicht uitgeput geraakt.
Zijn teraardebestelling op de Portugees-Israëlitische begraafplaats Beth Haim in Ouderkerk aan de Amstel trok grote belangstelling. Amsterdam eerde hem met een Sarphatistraat, een Sarphatipark met een Sarphatimonument, een Studievereniging Sarphati –voor sociale geografie en planologie aan de Universiteit van Amsterdam–, een Dr. Sarphatihuis –verzorgingshuis voor ouderen– en Sarphati Amsterdam, Research for Healthy Living –instituut voor gezondheidsonderzoek. Omdat hij Jood was, moest zijn naam tijdens de Tweede Wereldoorlog van de bordjes af, maar die keerde daarna weer terug, als eerbetoon aan de man die zo veel voor de stad had betekend.
Over zijn persoonlijk leven is heel weinig bekend. Over zijn werk des te meer. Bij de onthulling van het monument werd hij ten voorbeeld gesteld, „opdat de onverschilligheid, de vreeze, de aarzeling, de zelfzucht wegvallen en gij u schaart in de rijen van hen, die hun land en hun stad liever hebben dan zichzelf.”