In het campingpastoraat is opdringerigheid taboe
Aan de tuintafel onder de veranda van Johan en Ineke de Jonge zou je zomaar een beetje in vakantiestemming kunnen komen. Het is warm en benauwd buiten. Af en toe brengt een zuchtje wind wat verkoeling. Nog een paar weken en dan vertrekken de Nunspeters naar een camping waar deze zomer Dabarwerk wordt gedaan. Niet om er te ontspannen maar om zich te wijden aan het campingpastoraat.
De vijftigers, naast elkaar in een tuinstoel, hechten eraan om samen het interview te geven. „Je moet het pastoraat óók samen dragen”, verklaart Johan. „Het zijn heftige weken. De meeste gasten op deze camping hebben geen christelijke achtergrond. Mensen zijn helemaal van God los. Al blijkt er soms toch nog een stukje geloof te zijn, een besef van God. Dat merk je als je aan de babbel raakt.”
Knikkend naar zijn vrouw: „We lopen samen over de camping en we vullen elkaar aan. Als ik stilval, is Ineke er en andersom. Soms is het goed dat we allebei even stil zijn. Dat wat gezegd is, moet landen. Niet alleen bij mij maar ook bij de verteller. Soms vertrouwen mensen je behoorlijk heftige dingen toe. Dan sta je niet meteen met een oplossing klaar. Gesprekstechnieken zijn van belang. En vooral dat je goed luistert.”
Ineke: „Ik kan koffiezetten en heb twee goede oren. Dat is het belangrijkst.”
Johan: „Je moet niet denken dat je daar met de Bijbel in je hand een aantal mensen tot Jezus brengt. Al zal dat óók gebeuren, dat geloof ik. Want we gaan gelukkig niet alleen. Gods Geest is bij ons. Als we het zelf zouden moeten doen, zou er niet veel van terechtkomen. Het eerste jaar hebben we hoofdzakelijk op de camping rondgelopen.” Met een grijns: „En altijd ging het over de bloempjes en de vogeltjes.”
Stoom afblazen
De vakantiestek waar Johan en Ineke pastoraat bedrijven, is een familiecamping met zo’n 300 plaatsen. Johan: „Gasten komen er soms al 30, 35 jaar. Hun kinderen gaan met hun gezinnen verder in een eigen caravan. Vorig jaar spraken we een vrouw die al veertig jaar de camping bezoekt. Velen zitten er van april tot oktober. Deze vaste bewoners hebben soms tuintjes aangelegd waar je stil van wordt. Er komen ook watersporters, surfers. Hoofdzakelijk Nederlanders, ook wel Duitsers. Maar die zijn meer op zichzelf.”
Het echtpaar ziet het verblijf op de camping niet als straf maar evenmin als vakantie. Er is dan ook weinig tijd om te ontspannen. Ineke: „We ondersteunen het Dabarteam dat op de camping werkt. Als de teamleden het druk hebben, bijvoorbeeld met de voorbereiding van de kinderclub, doen wij voor hen een afwasje of maken we wat schoon. Soms moet er iemand van het team stoom afblazen. Tegen de tijd dat ouders hun kinderen naar de club komen brengen, gaan wij bij de ingang staan om een praatje met hen te maken.”
Johan: „Dat is vaak het begin van de kennismaking. Als we even later over de camping lopen, is het gemakkelijker om een gesprekje aan te knopen.”
Hoe gaat dat?
Johan: „We komen mensen tegen. Er ontstaat spontaan een gesprekje. Soms worden we op de koffie gevraagd. En als dat niet gebeurt, keren we terug naar ons huisje en drinken we daar koffie. Meestal is er wel iemand die zin heeft in een praatje.”
Over het weer?
Johan: „Daar begint het vaak mee, ja. Of we hebben een gesprekje over de kinderen die naar de kinderclub gaan. Op die manier kom je soms terecht bij de vraag of mensen wat met het geloof hebben.”
Stuurt u daar op aan?
Ineke: „In elk geval niet op een opdringerige manier. Daar zit niemand op te wachten. Mensen zijn op vakantie. We zullen ook nooit ongevraagd een tuintje inlopen. Campinggasten zijn erg gesteld op hun privacy.”
Johan: „Bovendien weet iedereen op de camping wel wie we zijn. Op zaterdag delen we een flyer uit waarin we ons voorstellen. Daardoor komt er soms toch ineens iets uit bij mensen. „Ja, vroeger ging ik wel naar de kerk…” Daar haak je dan op in. Het is veel lopen en veel luisteren.”
Ineke: „We evangeliseren desnoods met woorden. De mensen lezen de Bijbel niet meer, ze ‘lezen’ ons. Er wordt erg op ons gelet, dat voel je gewoon. Maar soms is er een opening. Toen er eens een klaverjasavond op het programma stond, hebben wij gewoon meegedaan. Dan zie je ze denken: Huh, kunnen ze dat ook? Na die tijd ontstonden er mooie gesprekken.”
Johan: „De volgende dag praten ze ineens met je.”
Ineke: „Je moet zoeken naar een ingang zonder opdringerig te zijn. Dat is niet wat ze willen. Dat zouden we zelf ook niet prettig vinden in onze vakantie.”
Johan: „Als je voor hen bidt, mag je de rest aan God overlaten. Hij weet allang wat er met mensen moet gebeuren. Of ik daarin iets moet betekenen of iemand anders, dat maakt niet uit. Je bent maar een klein radertje in het raderwerk van God. Het is ook niet zo dat we teleurgesteld zijn als we eens een dag geen gesprek hebben gevoerd, nee. We staan er ontspannen in. En het Dabarteam is er ook nog. Dat laat op de camping iets van God zien. Als ik zie hoe de leidinggevenden de kinderen soms knuffelen… Dat gaat me ook weleens aan het hart. Lang niet alle kinderen krijgen thuis zo’n knuffel. Op de camping is er liefde en veiligheid. Dit motiveert ons om er dit jaar weer aan te beginnen. Volwassenen hebben soms al zo’n muur opgetrokken.”
Ineke: „We zorgen altijd dat de kinderen een taak hebben in de campingdienst op zondag. Want ouders komen naar hun kinderen kijken.” Lachend: „Dan komen ze binnen zonder dat wij hen achter de broek hoeven zitten.”
Johan: „Je moet de kinderen iets laten doen aan het einde van de dienst, anders lopen hun ouders tussentijds gewoon weg. Dat merkten we in ons eerste jaar.”
Past dit werk bij u?
Johan: „Ja, ik denk het wel. Ik zie het ook als een opdracht. Je hebt gaven gekregen, dat is niet voor niets. Die mag je gebruiken om werkzaam te zijn in Gods wijngaard.”
Het moet je wel een beetje liggen, campingpastor zijn.
Johan: „Ik werk in het dagelijks leven met verstandelijk beperkte jongens. Daar geniet ik ook van. Niet omdat ze altijd zulke geweldige vorderingen maken maar omdat ze echt zijn. Op de camping zie je precies hetzelfde. Kinderen zijn zichzelf. Toen we voor de eerste keer gingen, verwachtten we dat er veel vijandigheid en tegenwerking zouden zijn. Maar zolang je mensen in hun waarde laat, zijn ze helemaal niet vijandig, wil een enkeling zelfs praten.”
Ineke: „We zijn doeners. Ik fluit soms een volleybalwedstrijd of sla een balletje mee. Of ik loop tijdens de vossenjacht verkleed als clown over de camping. Daardoor ontstaan er veel contacten. Wij houden daarvan. Ieder mens is een schepsel van God. God wil niets liever dan dat Zijn schepselen dicht bij Hem zijn. Wie door de ogen van Jezus naar mensen leert kijken, gaat anders kijken. Je wordt milder over anderen. Het is immers gemakkelijk om een oordeel klaar te hebben over wat ze wel en niet doen, over hun drank- of drugsverslaving.”
Johan: „Want dat komt daar ook voor.”
Het is even stil. „Soms zijn we bemoedigd en verwonderd”, vervolgt Johan dan. „Over wat mensen denken en geloven. Soms ook teleurgesteld.”
Over wat, bijvoorbeeld?
„Wat mij verwonderde was dat ik op een avond met iemand in gesprek raakte, in de kantine. De man vertelde zijn levensverhaal aan mij, een wildvreemde. Aan het einde van de avond, nadat hij een biertje had gedronken met bekenden, kwam hij nog even naar me toe en klopte me op mijn schouder. Ja vriend, dacht ik, dit gesprek heeft echt iets met je gedaan. Ik hoop en bid dat God dit verder oppakt. Anderen zijn heel onverschillig. Dat kan ontmoedigen. Zodanig zelfs dat je overweegt het bijltje erbij neer te gooien. Maar dat deed Jezus ook niet.”
U noemt drank- en drugsgebruik. Wat merkt u daarvan?
„Sommige campinggasten drinken stevig door en doen dan dingen waardoor ze in de problemen kunnen komen. Dat voorkom je niet. Wel probeer je in gesprek te raken met mensen.”
Spreekt u hen aan op hun gedrag?
„Ja. Zo van: „Hé joh, hoe kun je dat nou doen?” Zonder een oordeel uit te spreken.”
Ineke: „Tijdens ons eerste jaar liepen we echt te zoeken naar een manier waarop we met mensen in contact konden komen. Nu zijn er campinggasten die zeggen: „Je komt toch wel even een bakkie doen?”
Johan: „Er is pijn en verdriet. Mensen hebben veel meegemaakt, kampen met ziekte, verlies, teleurstelling. Dat zal op een andere camping niet anders zijn, maar misschien kunnen ze hun moeiten daar beter verbergen. Eenzaamheid is er ook. Sommigen wonen maandenlang op de camping zonder dat ze aanspraak hebben.”
Met welk gevoel gaat u straks naar de camping?
Johan: „Een goed gevoel. Het klinkt misschien gek maar we zien het wel. Als God ons kan gebruiken, zal dat gebeuren.”
Ineke: „We zullen biddend zien wat de dag brengt. Dan komen er soms bijzondere dingen op je pad.”
Johan en Ineke de Jonge
Johan (1958) en Ineke (1961) de Jonge uit Nunspeet zijn in juli voor het vierde jaar campingpastor op een van de twintig Nederlandse ”Dabarcampings”, campings waar in de zomervakantie een evangelisatieteam van Dabar actief is. Een campingpastor werkt evenals het team onder verantwoordelijkheid van de plaatselijke (interkerkelijke) Dabarcommissie. Het campingevangelisatiewerk wordt aangestuurd door de IZB, vereniging voor zending in Nederland. Een campingpastor staat in nauw contact met het Dabarteam, dat uit jongeren bestaat, en is beschikbaar voor de campinggasten. Ook gaat hij voor in de campingdienst op zondag, tenzij dat plaatselijk anders geregeld is, bijvoorbeeld omdat er plaatselijke predikanten voorgaan.
Johan is ambulant begeleider en intern begeleider op De Wingerd, een christelijke school voor zml-onderwijs in Nunspeet. Ineke is huisvrouw en doet vrijwilligerswerk voor onder meer Voedselhulp Nunspeet en voor vluchtelingen. Van hun drie kinderen wonen er nog twee thuis. Het echtpaar De Jonge leeft mee met de hervormde gemeente Nunspeet.