„11-9 was mogelijk door Clinton”
De aanslagen in New York en Washington in september 2001 door de terreurbeweging al-Qaida waren mogelijk door het beleid van de Democratische president Bill Clinton. Zijn opvolger, de Republikein George Bush, en zijn team dragen geen enkele verantwoordelijkheid voor deze catastrofe, waarbij 3000 mensen omkwamen.
Dat was dinsdag de essentie van de boodschap van minister van Justitie John Ashcroft tegenover de onafhankelijke commissie die onderzoekt of de aanslagen in 2001 mogelijk voorkomen hadden kunnen worden. Enkele weken geleden verklaarde Bush’ voormalig antiterreurcoördinator Richard Clarke dat president Bush en zijn team de dreiging van de terreurbeweging al-Qaida in de eerste maanden van hun bewind in 2001 hadden onderschat. Dat werd dinsdag tegenover de commissie bevestigd door Thomas Pickard, tijdelijk hoofd van de federale recherchedienst FBI van juni 2001 tot begin september van dat jaar.
In juni 2001 stapte Louis Freeh op als FBI-directeur. In afwachting van een opvolger werd Pickard tijdelijk belast met de leiding van de dienst. Begin september benoemde minister Ashcroft Robert Mueller als opvolger van Freeh. In de paar maanden van zijn interim-bewind probeerde Pickard Ashcroft verschillende malen te attenderen op de dreiging van al-Qaida. „Tot tweemaal toe verklaarde de minister nadrukkelijk tegenover mij dat hij niet geïnteresseerd was in dit onderwerp”, aldus Pickard dinsdagmorgen tegenover de onafhankelijke commissie.
Ashcroft ontkende dit later die dag ten stelligste. „Het antiterreurbeleid was mijn topprioriteit”, aldus de bewindsman. Waarom weigerde hij de FBI dan de dag voor de aanslagen de gevraagde verhoging van het antiterreurbudget? Die weigering had volgens Ashcroft niet te maken met beleid maar met „begrotingsprocedures.” In september 2001 draaide de regering-Bush nog op de laatste begroting uit het tijdperk-Clinton. Het begrotingsjaar loopt in de VS namelijk van oktober tot en met september van het daaropvolgende jaar. Een verhoging van het budget voor de FBI was volgens Ashcroft daarom „begrotingstechnisch gezien niet mogelijk.”
„President Bush verhoogde in zijn eerste eigen begroting het budget voor ons antiterreurbeleid dramatisch”, aldus Ashcroft. Hij ontkende echter niet dat dat pas het geval was ná de terreuraanslagen. Volgens de minister van Justitie was de FBI na een periode van „tien jaar verwaarlozing” in 2001 niet meer in staat om adequaat te reageren op de dreiging van terreur die door de inlichtingendienst CIA in de zomer van 2001 werd geconstateerd. Ashcroft noemde gebrek aan mensen, gebrek aan geld en gebrek aan voldoende computers als enkele van de knellende problemen. Concreet feit is echter dat na de eerste aanslag op het World Trade Center in New York, in 1993, de antiterreurafdeling van de FBI van 600 man werd uitgebreid tot 1200 man in 1999.
Het gebrek aan efficiëntie van de FBI was het onderwerp van een stafrapport van de onafhankelijke commissie dat gistermorgen werd bekendgemaakt. Hierin wordt het grote gebrek aan communicatie door de FBI aan de kaak gesteld. Niet alleen communicatie tussen de FBI en bijvoorbeeld de inlichtingendienst CIA, maar ook communicatie binnen de FBI zelf. „De FBI wist soms niet alleen hetgeen men niet wist, maar de top van de organisatie wist soms ook niet wat de organisatie wél wist”, aldus Janet Reno dinsdag tegenover de commissie. Reno was minister van Justitie onder president Clinton.
Onder haar bewind probeerde het ministerie een duidelijke lijn te trekken tussen de opsporingsfuncties van de FBI en de binnenlandse veiligheidsverantwoordelijkheden van de organisatie. Gegevens dienen bij een opsporing juridisch zwaarder gewogen te worden omdat zij kunnen resulteren in een formele beschuldiging. Bij veiligheidsvraagstukken gaat het meer om een evaluatie van een situatie waarvoor geen juridische bewijzen geleverd hoeven te worden. In 1995 schreef Reno’s plaatsvervanger Jamie Gorelick (nu lid van de onderzoekscommissie) een memo waarin deze materie duidelijk werd uiteengezet voor het FBI-personeel. Critici spraken in dit verband vaak van een ”wall” (muur) tussen de opsporingssector en de veiligheidssector van de FBI die communicatie over onderzoeken bemoeilijkte.
Janet Reno ontkende dinsdag tegenover de commissie dat deze kwestie in de praktijk veel invloed had op het functioneren van de FBI. Maar volgens haar opvolger Ashcroft was de ”wall” de belangrijkste oorzaak voor het falen van de FBI aan de vooravond van de terreuraanslagen in 2001. Daarbij kwam dat er onvoldoende geld was voor modernisering van het verouderde computersysteem van de FBI. In dit laatste verband prees Ashcroft de moderniseringen die plaatsvonden onder het bewind van de nieuwe FBI-directeur Robert Mueller, die door hem werd benoemd.
Een van de commissieleden, voormalig plaatsvervangend minister van Defensie (onder de Republikeinse president Ronald Reagan) John Lehman, erkende na afloop van de bijeenkomst van de commissie dat Robert Mueller veel voor de FBI heeft gedaan. „Het probleem is echter dat de FBI nauwelijks meer kan functioneren. Daar kan ook Mueller weinig meer aan veranderen. Dat ligt niet alleen aan de regering, maar ook aan ons eigen Congres. Af en toe gaan er dingen mis, dat is gebruikelijk bij diensten als de FBI en de CIA. Elke keer als dat gebeurt, kondigt het parlement nieuwe beperkingen af die de effectiviteit van beide organisaties in de afgelopen pakweg dertig jaar danig hebben geschaad”, aldus Lehman.
De opmerkingen van minister Ashcroft voor de onafhankelijke commissie zijn volgens politieke waarnemers typerend voor de houding van de regering-Bush ten aanzien van de septemberaanslagen en de gevolgen ervan. „Net als nationaal veiligheidsadviseur Condoleezza Rice vorige week, ontkende ook minister Ashcroft dat de regering-Bush het terreurgevaar onderschatte. Elke suggestie van eigen falen wordt weggewuifd. Dat is misschien niet verwonderlijk in een verkiezingsjaar, maar deze houding bemoeilijkt wel ingrijpende hervormingen die duidelijk nodig zijn om een herhaling van 11 september te voorkomen”, meent Stanley Kober, politiek analist van het Cato Research Institute in Washington.