Syrische vluchteling: Baan in de ict is mijn droom
Hoe schrijf ik een goede sollicitatiebrief? Wat mag ik tijdens een gesprek zeggen over het salaris? En: mag ik zelf ook vragen stellen aan de werkgever? Tijdens een sollicitatietraining voor vluchtelingen informeren onder anderen Syriërs, Afghanen en Eritreeërs naar de Nederlandse gebruiken bij het zoeken van een baan.
Tien minuten te laat komt docent Josefine Boertjens het leslokaal in de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) binnen. „Dat moet je bij een sollicitatie dus niet doen”, zegt ze lachend. Samen met collega Gerrit van der Heijden geeft ze deze middag een sollicitatietraining aan vluchtelingen met een verblijfsvergunning, ofwel statushouders.
Een van de zestien cursisten is Khalil Amiri (24). De Afghaan vluchtte achttien maanden geleden naar Nederland en kreeg een halfjaar later een verblijfsvergunning. In zijn eigen land werkte hij als nieuwslezer voor radio en tv. Later volgde hij een verkorte opleiding marketing en ging hij in die sector aan de slag.
Het liefst zou Amiri in Nederland een baan als journalist vinden, maar hij denkt dat dit niet reëel is. „Hier in tien jaar kan niet mijn taal goed genoeg worden”, legt hij in zo goed mogelijk Nederlands uit. „Een journalist moet netjes spreken op tv, alles weten van de samenleving en het snappen als iemand een grapje maakt.”
De Afghaan vindt het moeilijk om alle Nederlandse –hij zoekt even naar het woord– „uitdrukkingen” goed te begrijpen. In plaats van de journalistiek wil hij zich nu richten op het maken van films en documentaires, „bijvoorbeeld over oorlog, nieuwe technologie, mensen of religie.”
Als hij het vereiste taalniveau heeft gehaald, hoopt Amiri een mbo- of hbo-opleiding beeld en geluid te kunnen volgen. Intussen werkt hij als kok en bediende in een falafelrestaurant en is hij bezig de theorie voor het rijbewijsexamen te leren. Op de CHE rondt hij deze week de oriëntatiemodule voor statushouders af (zie ook kader bovenin), die deze middag in het teken van een sollicitatietraining staat.
Lange broek
Opleidingsdocent Boertjens, werkzaam op de CHE, informeert naar punten die de cursisten belangrijk vinden. „Welke vragen krijg je tijdens een sollicitatiegesprek?” zegt de één. Een ander wil weten: „Hoe schrijf ik een goede brief?” „Heel goed”, reageert de docent. „Daar begint het mee. Een brief is het eerste wat een bedrijf van je ziet.”
„Hoe denkt de werkgever over de medewerker?” vraagt een man zich af. Boertjens probeert duidelijk te krijgen wat hij bedoelt. „Als ik dat weet, kan ik goed solliciteren”, reageert de cursist. De docent knikt. „Ik solliciteerde ooit in lange broek, maar de werkgever wilde alleen vrouwen in rok. Dat wist ik niet. Ik kreeg die baan niet.”
Geen zwakke punten
In een serie videofragmenten zien de cursisten een in scène gezet sollicitatiegesprek voor de functie van manager. Na elk onderdeel willen de cursusleiders weten wat de vluchtelingen opviel of wat er fout ging. Op de vraag of hij iets over zichzelf kan vertellen, zegt de sollicitant dat hij gestopt is met zijn studie, momenteel niet werkt en dat hij houdt van voetballen, uitgaan, koken en films kijken.
„Hij begint over zijn zwakke punten”, zegt een cursist met pet. „Hij noemt hobby’s die niks met het werk te maken hebben”, vult een Syrische vrouw aan.
In het volgende fragment vraagt de werkgever: „Wat zijn je zwakke punten?” „Ik heb geen zwakke punten”, reageert de sollicitant. De cursisten schieten in de lach. „Iedereen heeft zwakke punten”, luidt een reactie.
Mede aan de hand van fragmenten die een góéd voorbeeld geven, reiken de docenten de vluchtelingen tips aan. Variërend van: Zorg dat je goed ruikt als je op gesprek gaat, tot: Als je je sterke punten noemt, geef er dan ook voorbeelden bij waaruit blijkt dat je ergens goed in bent. „Ik kan goed koken en heb het vorige week nog voor veertig mensen gedaan”, illustreert Boertjens.
Beetje scheren
In tweetallen bespreken de cursisten hoe ze een sollicitatiegesprek kunnen voorbereiden. „Goed overhemd aantrekken en me een beetje scheren”, zegt een Afghaan lachend. Hij vindt de voorbeelden in de video’s te hoog gegrepen. „Wij solliciteren niet voor manager, maar voor een baantje bij de HEMA of in een restaurant.”
Tijdens de afsluitende groepsbespreking komen er diverse ideeën en vragen op tafel. Een van de vluchtelingen wil weten of een sollicitant vragen mag stellen tijdens het gesprek. Van der Heijden: „Het is belangrijk dat de ander jou leert kennen. Daarbij is het goed als je zelf ook een paar vragen hebt, bijvoorbeeld over hoe het werk eruitziet. Het is een gesprék. Ik hoop dat je daarin jezelf kunt zijn.”
Een ander vraagt of je kunt aanbieden één of twee maanden onbetaald te werken om jezelf te bewijzen. Boertjens kent een voorbeeld van iemand die op die manier een baan kreeg in de vrouwenhulpverlening. „Je moet soms gewoon iets proberen. Je hebt niets te verliezen.”
Docent Engels
De Syrische Waed Alkuteifan (35) –getrouwd en moeder van twee kinderen– toont zich na afloop van de training gemotiveerd om een baan te zoeken. Ze kwam twee jaar geleden naar Nederland en werkte voorheen als docent Engels in Syrië, Saudi-Arabië en Jordanië.
Als ze haar taalexamen heeft gehaald, wil Alkuteifan een hbo-opleiding volgen, om daarna als docent aan de slag te kunnen. „Op dit moment ben ik ook bezig met andere dingen. Drie maanden geleden heb ik de stichting Phoivikes opgericht die vluchtelingen wil helpen om te integreren.”
De 22-jarige Ahmad Nafouri is eveneens gemotiveerd om een nieuw bestaan op te bouwen. In Syrië volgde hij een ict-opleiding. „Die heb ik door de oorlog niet afgemaakt.” Hij is positief over de oriëntatiemodule voor statushouders. „Ik leer veel over de Nederlandse taal en studiemogelijkheden. De bezoeken aan een ict-bedrijf, de universiteit in Wageningen en het Rijksmuseum waren ook interessant.”
EHBO-cursus
De komende tijd heeft Nafouri, die negen maanden in Nederland is, het vooral druk met zijn taalstudie. „Nederlands is moeilijk.” In september 2017 hoopt hij te kunnen starten met een mbo-opleiding ict. „Dat is mijn droom, mijn passie.”
Intussen neemt de vluchteling ook andere initiatieven. Hij volgde een EHBO-cursus en heeft zijn diploma Uitgebreide Eerste Hulp op zak. „Binnenkort ga ik voor het eerst als EHBO’er aan de slag bij een evenement. Ik wil graag mensen helpen.”
Vluchtelingen bezoeken onderwijsinstellingen, bedrijven en musea
Vluchtelingen met een verblijfsvergunning laten kennismaken met het Nederlandse onderwijsstelsel en het bedrijfsleven. Dat is kortgezegd het doel van een oriëntatietraject voor statushouders, ontwikkeld door onder meer de Christelijke Hogeschool Ede (CHE). Vandaag rondden de achttien cursisten de module met succes af.
Het idee ontstond tijdens een overleg van diverse (onderwijs)instellingen op uitnodiging van de provincie Gelderland, zegt woordvoerder Saskia van Helden van de CHE. „Dit sloot goed aan bij de vraag van zowel studenten als docenten op de CHE: Wat kunnen wij voor vluchtelingen doen? Sommigen zijn betrokken bij maaltijden met vluchtelingen in Ede, maar als hogeschool wilden we vooral op onderwijsgebied iets voor hen betekenen. Een projectgroep heeft dat uitgewerkt. Zo geven docenten samen met studenten wekelijks taallessen aan bewoners van de noodopvang in Ede.”
Voor de oriëntatiemodule voor statushouders, die in april van start ging, werkt de CHE samen met diverse instellingen in de regio Food Valley, waaronder ROC A12 en Wageningen UR. „Het is een omvangrijke module waarbij veel partijen betrokken zijn. Deze richt zich speciaal op vluchtelingen die in hun land een hogere opleiding hebben gevolgd of op een hoger niveau hebben gewerkt. Tijdens de module ontdekken ze hoe het Nederlandse onderwijssysteem eruitziet en welke opleiding –mbo, hbo of wo– het beste bij hen aansluit.”
De cursisten zijn vooral twintigers en dertigers, afkomstig uit Syrië, Eritrea, Irak en Afghanistan. Ze hadden vooraf een intakegesprek. Voorwaarde voor deelname was dat ze de Nederlandse taal redelijk beheersen. „De meesten volgen elders een taalcursus en zijn begonnen met hun inburgeringstraject of hebben dat al afgerond. Onze module is aanvullend. We wilden een brug slaan tussen de nieuwkomers en het Nederlandse onderwijs en bedrijfsleven. Daarbij kregen de statushouders een beter beeld van de mogelijkheden. Ze ontdekten bijvoorbeeld dat kleding ontwerpen hier op een andere manier gebeurt dan in een Syrisch naaiatelier.”
Tijdens de module –met gemiddeld twee dagdelen per week een programma– gingen de deelnemers op bezoek bij bedrijven en instellingen op het gebied van mode, administratie, ict en gezondheidszorg. Voor een kennismaking met de Nederlandse cultuur stonden excursies naar het Rijksmuseum en het Nederlands Openluchtmuseum op het programma. Naast de groepssessies hadden de vluchtelingen wekelijks contact met een coach. Aan het eind van het traject maakten ze elk hun eigen LinkedInprofiel.
CHE-docenten werkten als vrijwilligers mee aan de module. „Ze vonden het verrijkend om met de vluchtelingen op te trekken. Die bleken nieuwsgierig en leergierig”, zegt Van Helden. Wat haar betreft, is de pilot geslaagd. „We gaan nu in overleg met alle betrokken partijen kijken wat ervoor nodig is om die opnieuw te kunnen aanbieden.”