Informatieve waaier aan Schriftvisies, zonder norm
Het gebeurt niet vaak dat vader en zoon samen een boek schrijven. Dat alleen al maakt ”Reading Sacred Scripture” van de Canadese theologen Stephen en Martin Westerholm bijzonder.
Vader Stephen Westerholm is vooral bekend van zijn boeken over het zogenoemde nieuwe perspectief op Paulus. Samen met zijn zoon Martin heeft hij onderzoek gedaan naar de manier waarop in de christelijke traditie de Schrift is verstaan en uitgelegd.
Na twee inleidende hoofdstukken komt Irenaeus aan het woord, vervolgens Origenes, Chrysostomus, Augustinus, Aquino, Luther, Calvijn, de piëtisten en Wesley, Schleiermacher, Kierkegaard, Barth en Bonhoeffer. Opvallend is de breedte van deze selectie, waardoor de analyse in de diepte niet altijd kan functioneren. Ook valt op dat er geen stem is gegeven aan de gereformeerde orthodoxie of aan iemand als Herman Bavinck.
Het is voorstelbaar dat de eerste keuze op Irenaeus (ca. 130-200) is gevallen. Hij zag de Schrift als het Oude Testament, terwijl hij de aanduiding Woord gebruikte voor het getuigenis aangaande Jezus. Hieruit blijkt dat de canon in deze tijd reeds grotendeels functioneerde.
Het is niet minder treffend dat men het Oude Testament op een christelijke wijze verstond. Dit betekent dat Irenaeus Christus op tal van manieren in het Oude Testament aantrof. De steen die zonder handen werd uitgehouwen is een aanwijzing voor de maagdelijke geboorte en de dauw op het vlies van Gideon is prediking dat de Geest nog niet op de heidenen is uitgestort.
Voor Irenaeus is dit geen willekeur. Hij wil daar juist voor waken. Daarom geeft hij als regel dat de uitleg van de Schrift met de duidelijkste gedeelten moet beginnen. Ook kan er geen uitleg worden gegeven waarbij het zicht op het geheel van de Schrift ontbreekt. Dit zijn nog altijd belangrijke uitgangspunten.
De keuze voor Origenes ligt minder voor de hand, omdat zijn naam het vooroordeel van allegorie oproept. Juist daarom is het belangwekkend om een dwarsdoorsnede van zijn Schriftleer te krijgen. Het blijkt dat Origenes als eerste een systematische Schriftleer ontwikkelde. Hij legde de vinger bij het onderscheid tussen Oude en Nieuwe Testament, hij wees als eerste de weg hoe om te gaan met het mensvormige spreken over God, hij legde de vinger bij de spanning tussen opschriften van psalmen en hun inhoud, en als geen ander maakte hij werk van het harmoniseren van schijnbare tegenstrijdigheden in de Schrift. Hij was dus buitengewoon betrokken op de letterlijke betekenis van teksten.
Daarbij ontdekte hij dat de Schrift veel beeldspraak bevat. De tekst dat Jezus gevangenen bevrijdt bijvoorbeeld. Bovendien zou het gevaarlijk zijn om het Hooglied alleen maar letterlijk te duiden. Zo ontwikkelde hij zijn leeswijzer voor de Schrift. Het geweld in het Oude Testament moet geestelijk worden uitgelegd en de 42 pleisterplaatsen van Israël in de woestijn verwijzen naar de 42 fasen om met Jezus uit deze wereld te worden verlost. Immers, er waren ook 42 geslachten voordat Jezus in de wereld kwam.
Het bestek van deze bespreking laat geen behandeling van elke beschreven auteur toe. Daarom een enkele typering: Augustinus onderstreept dat we God niet in de Schrift zullen vinden als we Hem niet gehoorzamen, en dat de Schrift geen wetenschappelijke taal gebruikt. Kierkegaard benadrukt dat het dwaas is om het goddelijk karakter van de Schrift met de rede te willen bewijzen. Schleiermacher is de eerste auteur in dit boek die de historische kritiek op de Schrift een plaats geeft. Hij ziet de waarde van de Schrift vooral als uitdrukking van het geloof in Jezus.
Karl Barth sluit zich hier in zekere zin bij aan. Wetenschappelijk erkent hij de historische kritiek, maar tegelijk onderstreept hij dat de wetenschap geen echte toegang geeft tot de Schrift. In dit verband hanteert hij een opvallende inspiratieleer. Inspiratie betreft niet zozeer het ontstaan van de Schrift in het verleden, maar veeleer het horen van Gods stem in het heden. Daarin gaat het niet om onze kritiek op de Schrift, maar om Gods kritiek op ons.
Iets dergelijks zien we ook bij Bonhoeffer. Zijn interesse is niet zozeer gericht op de betekenis van de tekst, maar op de boodschap die God vandaag aan ons richt. Zo treffen we bij hem iets aan van een piëtistisch „krijgen van teksten”, waardoor men zich in het leven van alledag door Gods spreken laat gezeggen. Ook de christologische duiding van de psalmen is bij hem prominent aanwezig.
Er is veel meer over dit boek te zeggen. Wie informatie zoekt, kan hier ruimschoots terecht, maar wie in deze waaier van Schriftvisies een norm zoekt, komt teleurgesteld uit.
Boekinfo
Reading Sacred Scripture. Voices from the History of Biblical Interpretation, S. en M. Westerholm; uitg. Eerdmans, Grand Rapids, 2016; ISBN 978 0 8028 7229 6; 470 blz.; $ 40,-.