Monument voor bemanning neergeschoten bommenwerper Achterberg
ACHTERBERG. Een vuurbal, een blauwige gloed, een enorme klap. Ooggetuigen van het neerstorten van een Britse bommenwerper bij Achterberg herinneren zich de ramp nog levendig. Volgende week wordt er een monument onthuld voor de acht jonge bemanningsleden die omkwamen.
De nacht van 16 op 17 juni 1944 was voor de geallieerden een rampnacht. Anderhalve week nadat de invasie in Normandië was begonnen wilden ze de olieraffinaderijen bij het Duitse Sterkrade –bij Oberhausen– vernietigen. Slechts één fabriek werd er getroffen. De aanvallers verloren echter 33 vliegtuigen. Daarvan werden er 23 boven Nederland neergeschoten. De viermotorige Lancaster LM 134 bij Achterberg was er één van.
Mogelijk werd het 21 meter lange toestel door het afweergeschut (Flak) bij Kesteren getroffen. Waarschijnlijker is dat een Duitse nachtjager de bommenwerper op de korrel heeft genomen. Adolph Breves schoot die nacht drie geallieerde vliegtuigen uit de lucht. Dit was er waarschijnlijk één van.
Het toestel boorde zich rond 1.10 uur naast de Oude Veensegrindweg, nabij de Dalsteeg, in een houtwal. Door de klap sneuvelden tot op honderden meters afstand ruiten. Een boerin werd aan één oog blind doordat ze er een glasscherf in kreeg. Nieuwsgierigen stroomden toe. Er waren ook verzetsmensen bij die kwamen kijken of er overlevenden waren die een onderduikadres nodig hadden. Die waren er niet.
Vijf vermisten
De Lancaster had zijn 6500 kilo aan bommen nog aan boord, vandaar dat het toestel in de lucht al hevig brandde. „Die laatste minuten moeten vreselijk geweest zijn”, zegt Veenendaler G. van der Vliet, die de ramp onderzocht. „Mogelijk is het staartstuk afgebroken, want de drie bemanningsleden die middenin zaten, zijn teruggevonden. De vijf die voorin zaten, zijn nog steeds vermist.
Er was één bemanningslid meer dan gebruikelijk: er was een tweede piloot meegegaan. In het contact met hun families ben ik er wel achter gekomen dat een vermissingsbericht erger is dan een overlijdensbericht. De familie verkeert lang in onzekerheid; de vader van één bemanningslid heeft wel tien jaar gezocht, ook omdat het gerucht ging dat zijn zoon in een Russisch krijgsgevangenkamp was gezien. Na tien jaar gaf hij de moed op en vroeg hij om een overlijdensbericht. De families van de bemanningsleden –ze woonden in Engeland, Canada, Nieuw-Zeeland en Argentinië– correspondeerden ook met elkaar.”
Drie kisten met teruggevonden lichaamsdelen werden op Oud Leusden bij Amersfoort ter aarde besteld. „Best mogelijk dat het lichaamsdelen van meer dan drie bemanningsleden waren. De families ontvingen onduidelijke berichten. Eén familie dacht dat hun zoon en broer wel gevonden is. Ik heb ze een maand geleden moeten vertellen dat hij tot de vermisten behoort.”
In leeftijd varieerden de slachtoffers van 21 tot 27 jaar.
Van der Vliet nam het initiatief voor de plaatsing van een monument op de rampplek. Dat gebeurt op 17 juni, 72 jaar na het neerstorten van de Lancaster. Onder de gasten uit binnen- en buitenland bevindt zich ook zijn eigen klas van vorig jaar: groep 8b van de Patrimoniumschool te Veenendaal, die hij bij zijn onderzoek betrok. „Op de locatie hebben we restanten gevonden.”
Momenteel schrijft Van der Vliet een boekje over de ramp. Daarbij maakt hij gebruik van het onderzoek dat W. van de Burgt uit Overberg al 40 jaar uitvoert naar vliegrampen tijdens de oorlog in deze regio. „Hij heeft in de jaren tachtig en negentig in de bossen allerlei resten van de Lancaster gevonden. In die tijd heeft hij ook de weduwe van de staartschutter rondgeleid op de plaats waar haar man is omgekomen.”