Binnenland

Zo doen Nederlanders dat altijd

Tradities zijn overal om ons heen. Soms zo vanzelfsprekend dat we ze niet eens opmerken. Soms met uitsterven bedreigd. Sommige tradities in ons land zijn gekleurd door het christendom, andere niet. Sommige dateren uit een ver, heidens verleden, andere zijn pas in de jongste eeuw uitgevonden. Op deze pagina zomaar een handvol Nederlandse gebruiken en gewoonten, oud en jong. Waarbij meteen ook zichtbaar wordt hoe de Nederlandse cultuur zich in de loop van de eeuwen ontwikkelt: langzamerhand wat minder religieus, wat meer individualistisch.

Redactie cultuur

6 June 2016 22:18Gewijzigd op 16 November 2020 04:04
Beeld iStock
Beeld iStock

1. Traditionele gerechten

Er zijn veel prachtige zeventiende-eeuwse schilderijen waarop zichtbaar is hoe oliebollen, wafels en pannenkoeken gebakken, verkocht of gegeten worden. Dat zijn echt traditionele lekkernijen, al werden ze bepaald niet alleen in Nederland gegeten. Ook worst en spek –gezouten en gedroogd, zodat je het vlees goed kon bewaren nadat in november de varkens geslacht waren– hebben een oude geschiedenis. Net als gedroogd of tot moes gekookt fruit: eeuwen geleden al was de Betuwe de fruittuin van het land, en voeren er in de herfst schepen vol appelen naar de grote steden. Wie ze koel bewaarde, kon de hele winter ”appelspijs” (appelmoes) en appeltaart eten.

Wie denkt dat stamppot het meest typische oud-Hollandse gerecht is, vergist zich deerlijk. Stamppot komt nét pas kijken, vergeleken met eeuwenoude gerechten als oliebollen, pannenkoeken, appelmoes of bonen met spek. Het allereerste (bewaard gebleven) recept voor andijviestamppot staat in een kookrubriek uit 1929. Nog geen eeuw geleden dus. Hutspot en zuurkoolstamppot zijn mogelijk wat ouder, maar ook geen eeuwen oud. Niettemin beleven wij vandaag een gerecht met gestampte aardappelen, groente en worst of spek als supertraditioneel. Kennelijk doet zo’n bordje een beroep op het gevoel van beproefde, ouderwetse, smakelijke kost, zoals bij moeder thuis. En daarmee is het een traditie geworden.

2. Rouwrituelen

Als er vroeger een van je naaste familieleden was overleden, droeg je een jaar en zes weken rouwkleding (vaak zwart, bij sommige klederdrachten in gedekte kleuren). Of een rouwband om je arm. Die rouwband is tegenwoordig voornamelijk nog te zien bij sportploegen, de rouwkleding voornamelijk in kerkelijke kringen. Maar ook daar gaan mensen korter dan vroeger of alleen op zondag in de rouw, terwijl ook het gebruik van rouw in de kerk brengen aan het verdwijnen is. Oude tradities die nog wél leven: kaarsjes branden bij het herdenken van de doden, of klokken luiden bij een begrafenis – gereformeerde predikanten hebben dat ‘heidense gebruik’ na de Reformatie proberen uit te roeien, maar zonder succes.

In het seculiere Nederland is zichtbaar behoefte aan nieuwe rituelen rond de dood. Die grijpen overigens vaak terug op rooms-katholieke gebruiken, maar worden nét weer iets anders ingevuld. Denk aan het markeren (met bloemen en kaarsen) van de plekken waar iemand is verongelukt of door geweld om het leven gekomen. Of aan de stille tochten die sinds de jaren negentig worden georganiseerd na een voorval van zinloos geweld. Zelfs een minuut (of twee minuten) stilte houden om de doden te gedenken is nog geen heel oude traditie. Dat gebeurt pas sinds de Eerste Wereldoorlog.

3. Kraamgebruiken

Een geboorte is vanouds omgeven met een stortvloed aan traditionele gebruiken. Kandeel drinken bijvoorbeeld, en krentenwegge eten, en alle kinderen trakteren op suikergoed. Verre familieleden werden vroeger op de hoogte gebracht door een geboortebrief – een gewone brief waarin melding gemaakt werd van de geboorte van een kind. Bij de doop werd vervolgens een grote maaltijd gegeven voor familie en vrienden, waarbij slemppartijen geen uitzondering waren – reden voor predikanten om daartegen te waarschuwen.

Na de Tweede Wereldoorlog gaan de meeste mensen over op het rondsturen van gedrukte geboortekaartjes, in plaats van de traditionele geboortebrieven. In de loop van de 20e eeuw verschijnen er ook steeds meer ooievaars in tuinen. De kraamvisite is in de plaats gekomen van de overdadige doopmaaltijden, en sinds de firma De Ruyter in 1860 muisjes (anijszaadjes met een suikerlaagje) ging produceren en de Nederlandse bakkers een versere en lekkerdere variant van de aloude scheepsbeschuit gingen maken, is er sprake van de typisch Nederlandse gewoonte om beschuit met muisjes te eten. Overigens zijn de blauwe muisjes (speciaal voor jongetjes) nog niet zo oud: die verschenen pas in 1994 op de markt.

4. Volks- en familiefeesten

Vanouds is de jaarmarkt met kermis hét feest van de Nederlandse steden en dorpen. Elk jaar werden beurtelings in vrijwel alle grote en kleine plaatsen de kraampjes opgesteld, er waren muzikanten en goochelaars, er werden zaken gedaan, er werd koek gegeten en bier gedronken, er werd gespeeld en gegokt, en vrijers en vrijsters vonden elkaar. In rooms-katholieke streken had je bovendien de jaarlijkse processies naar het dichtstbijzijnde heiligdom, en het jaarlijkse carnaval nét voor de vastentijd. Daarnaast waren er gildenfeesten, waarvan de Limburgse schuttersfeesten wellicht het best bekend zijn gebleven. Ook een oude traditie: oud en nieuw vieren met veel lawaai, vuurwerk en in de lucht schieten.

Op het platteland wordt oud en nieuw nog altijd gevierd met enorme knallen, zij het dat de melkbus met carbid begin 20e eeuw in de plaats is gekomen van de traditionele geweren en het buskruit. Naast de aloude jaarmarkten en kermissen hebben we sinds Koningin Wilhelmina ook Koninginne- of Koningsdag. En verder valt op dat de huiselijke feestdagen heel belangrijk geworden zijn. Het gebruik om je verjaardag te vieren is onder de rijksten al behoorlijk oud, maar in de 17e eeuw wisten veel mensen niet eens hoe oud ze precies waren. Het vieren van zulke dagen, net als huwelijksjubilea, heeft pas later een hoge vlucht genomen. Jonger nog zijn de tradities van Vaderdag en Moederdag, afkomstig uit Amerika.

  1. Kleding en groepsidentiteit

Met je kleding druk je uit wie je bent en bij welke groep je wilt horen. In dat opzicht hadden de verschillende Nederlandse streekdrachten een duidelijke functie. De grote witte Zeeuwse kap tegenover het puntige Volendammer mutsje, de bonte gesteven Spakenburgse kraplap tegenover de roodgeruite Staphorster halsdoek. Aan kleding kon je ook zien tot welke stand iemand behoorde, of hij (of zij) een rijke burger was, een regent of een arbeider, of hij van boerenafkomst was of in de stad woonde. Een toga hoorde bij geleerden, een kalotje bij predikanten, een koks- of bakkersmuts bij beoefenaars van die beroepen enzovoort.

In onze huidige samenleving kun je je, meer dan vroeger, als individu onderscheiden. Maar nog altijd kan kleding iets zeggen over de groep waarbij je hoort: een bankmanager draagt een duur pak, een kunstenaar een slobbertrui, een boer een overall en een kok (ook nu nog) een koksmuts. In de loop van de twintigste eeuw zijn er ook nieuwe tradities op het gebied van kleding ontstaan. Neem de witte trouwjurk, speciaal gemaakt voor die ene bruiloftsdag. In vorstelijke kringen werd die in de 19e eeuw voor het eerst gedragen (koningin Victoria, keizerin Sissi), maar het duurde tot diep in de 20e eeuw voordat het verschijnsel algemeen werd. Dat geldt overigens ook voor het bruidsboeket. Nog recenter is de traditie om oranje kleding te dragen als uiting van nationalisme, bijvoorbeeld op Koningsdag of bij voetbalwedstrijden.

6. Markering van de tijd

Ons kalenderstelsel is superoud. Denk aan de Germaanse namen van de dagen, de Romeinse namen van de maanden, de christelijke jaartelling, het gebruik van schrikkeljaren. Daarnaast zijn er week- en seizoensgebonden tradities waarvan we het bestaan weliswaar nog beseffen, maar die bij een groot deel van de Nederlandse bevolking minder leven: grote schoonmaak in het voorjaar, de koeien naar buiten rond 1 mei, de oogst in augustus, de varkens slachten in november. In het voorjaar een biddag, in het najaar een dankdag voor gewas en arbeid. Op zaterdag het grind harken, de ramen zemen en alle kinderen in de tobbe doen, op zondag naar de kerk, op maandag de was doen, op vrijdag (bij rooms-katholieken) vis eten.

Hoewel veel oude tradities aan het verdwijnen zijn, komen er ook nieuwe gewoonten die de tijd markeren. Denk aan de klok die we sinds 1977 in het voor- en najaar verzetten, een gevolg van de oliecrisis die de diverse Europese regeringen dwong om energiebesparende maatregelen te nemen. Overigens was er ook tijdens de Eerste en de Tweede Wereldoorlog en in de periode daartussen sprake van een zomertijd, en ook toen had dat te maken met een beter gebruikmaken van het beschikbare daglicht. Andere jonge gebruiken: woensdag gehaktdag, de goede voornemens voor het nieuwe jaar, de voorjaarsvakantie en de meivakantie.

7. Zon- en feestdagen

Binnen het christendom en de westerse cultuur wordt de indeling van weken en jaren óók gemarkeerd door de christelijke invulling van zon- en feestdagen. Het kerkelijke jaar is zo’n traditioneel gegeven: advent, Kerst, lijdenstijd, Goede Vrijdag, Pasen, Hemelvaart, Pinksteren. Net als de zondagsrust met de bijbehorende zondagse kerkgang. Daar horen tal van kleinere, oude en minder oude tradities bij: het zondagse pak, de hoofdbedekking bij vrouwen (mannen horen hun hoed in een kerk of bij een begrafenis juist áf te zetten als teken van eerbied), staan (bij protestantse mannen) of knielen (bij rooms-katholieken) tijdens het bidden in de kerk enzovoort.

In onze huidige samenleving krijgen de zondagen en de christelijke feestdagen een veel seculierdere invulling. Maar ook daarbij zijn tradities ontstaan. De zondag als familiedag bijvoorbeeld, en Kerst als familiefeest, met alle rituelen van kerstkaarten, kerstpakketten, kerstbomen en kerstdiners daaromheen. Het religieuze karakter van deze dagen is dan verdwenen, en ze worden ook niet in de grotere gemeenschap van de kerk beleefd. Het gaat om een veel individuelere invulling, waarbij waarden zoals saamhorigheid en vrijgevigheid en liefde binnen de eigen familiekring belangrijk zijn.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer