LOVK begeleidt onderwijs aan jonge schipperskinderen
Tot hun zevende jaar krijgen schipperskinderen thuis les. Aan boord, in de kajuit. Of in de stuurhut. „Het is geweldig knap hoe hun ouders naast hun drukke werk de verantwoordelijkheid voor het onderwijs van hun kinderen nemen.”
De vierde etage van voormalig schippersinternaat Robbenoord in Rotterdam-Charlois biedt een riant uitzicht op de Waalhaven. Vanaf de schepen die er zij aan zij liggen komen kinderen via de rode brug die boven de trein- en tramrails is gebouwd naar ligplaatsschool De Zwarte Zwaan. Die zit hier, vierhoog, in dezelfde vleugel als het hoofdkantoor van het Landelijk Onderwijs Varende Kinderen (LOVK). Onder in het pand is kinderopvang Prokino gevestigd, verder staat het grotendeels leeg. Sinds vorig jaar heeft het gebouw geen internaatbestemming meer. Steeds meer schippersgezinnen gaan aan de wal wonen als de kinderen naar school moeten. Daardoor loopt het aantal internaten terug.
Bij het LOVK hebben directeur Anita van Laren en Lienke van Dijk, coördinator ontwikkeling en innovatie, hun tafel boordevol lesmateriaal liggen. VoorSprong, een speel-leerprogramma voor peuters. VoortVarend, de methode voor kleuters. Platen, materiaaldozen, een logboek, een dvd. „Het is feest als er een krat vol materiaal aan boord wordt gebracht. De kinderen zijn altijd benieuwd wat er allemaal tevoorschijn komt.”
Organisatie
Tot het jaar waarin ze zeven worden behoeven schipperskinderen niet naar school. Ze zijn vanaf hun vijfde wel leerplichtig, dus ze krijgen aan boord les van hun ouders. Het LOVK zorgt voor materiaal en begeleiding. „Het doel is dat de kinderen op hun zevende probleemloos doorstromen naar het reguliere onderwijs. Ze gaan dan in een internaat of aan de wal wonen.”
Dat is in een paar woorden gezegd, maar het vergt enorm veel organisatie, zeggen Van Laren en Van Dijk. In de logistieke ruimte staan de gele kratten hoog opgestapeld. Schappen en stellingen liggen vol materiaal. „Allemaal door het LOVK zelf ontwikkeld.”
Aan de overkant van de gang zitten mentoren te telefoneren of informatie te ordenen van de kinderen die ze onder hun hoede hebben. Een prikbord met foto’s van de leerlingen vult een wand.
Knuffie
Schippersechtparen schrijven hun kind in als het drie jaar wordt. „Deze leerlingen kunnen niet eenvoudig naar een peuterspeelzaal, dus we beginnen bijtijds.”
Een jaar lang trekken de driejarigen op met Knuffie, een knuffeldier dat ze na dat jaar ook mogen houden. Rond Knuffie is de methode VoorSprong opgezet, die bestaat uit acht thema’s van elk vier weken. Het beest gaat in bad, wordt aangekleed, moet naar de dokter. Spelenderwijs wordt zo de taalontwikkeling gestimuleerd. Ook voorbereidend rekenen, motoriek en sociale vaardigheden zijn in de methode verweven.
De nieuwe woorden die worden aangeleerd, zijn verwerkt in een praatplaat. En op elke plaat komen de kinderen hun knuffeldier weer tegen. „Van dag tot dag reiken we aan wat er gedaan moet worden. Daarbij bieden we op maandag en vrijdag een wat lichter programma: dat zijn voor schippers vaak drukke dagen.”
Na VoorSprong volgt VoortVarend. Dat verzorgt voor kleuters elke vier weken een nieuw thema. „Hier en daar sluiten we bewust aan bij hun leefwereld. Zo behandelen we bij het thema ”water” verschillende soorten bruggen.”
De website zelflesgeven.nl biedt aanvullend materiaal. Voor muziek- en bewegingsonderwijs ontvangen ouders een dvd.
Mentor
Veel aandacht geeft het LOVK aan de begeleiding van de ouders. „Moeders worden opeens juf, zonder daarvoor opgeleid te zijn. We nemen hen stap voor stap mee. Het lesgeven moet een plaats krijgen in het gezinsritme, ook als moeder op het schip meewerkt omdat er geen matroos aan boord is.”
Eerder had het LOVK mobiele kleuterleidsters in dienst die aan boord klommen om les te geven terwijl een schip voor anker lag. Nu geven de ouders zelf alle lessen, terwijl een mentor op een van de vijf LOVK-locaties nauw contact houdt met het gezin. „De mentor doet een uitgebreide intake en brengt daarna steeds het volgende krat met lesmaterialen. Tussendoor is er contact via WhatsApp, Skype en andere media.”
Gezamenlijk houden ouders, mentor en de leerkrachten van scholen waar de kinderen soms te gast zijn, het registratiesysteem KIJK! bij, zodat de ontwikkeling van het kind op de voet kan worden gevolgd. „Wij zijn de enige school waarbij ook ouders toegang tot dit systeem hebben. Zij zijn voor ons educatieve partners. Als de kinderen vervolgens naar de basisschool gaan, blijken schippersechtparen kritisch mee te denken. Zij hebben het onderwijs enkele jaren zelf verzorgd, dus ze laten zich niet met een kluitje in het riet sturen.”
Zwemles
Zodra een schip in een haven ligt, gaat een kind naar school. Het LOVK heeft ligplaatsscholen in Dordrecht, Maasbracht, Rotterdam, Terneuzen en Zwolle. „De juf moet ’s morgens maar afwachten hoeveel kinderen er komen. Andere scholen tellen de afwezigen, wij de aanwezigen. Een vrije woensdagmiddag hebben we niet: alle tijd wordt benut. De ligplaatsscholen zorgen ervoor dat deze kinderen al op jonge leeftijd zwemles krijgen.”
In het portaal is een koffiehoek ingericht. „Ouders die hun kinderen ophalen, komen soms een halfuur te vroeg. Voor het onderling contact. Ze mogen hier ook gratis spullen lenen uit de spel-o-theek.”
Te gast
Niet altijd is een van de vijf ligplaatsscholen in de buurt. In andere plaatsen gaan schipperskinderen naar een van de dertien scholen van BasisScholen Onderwijs Schipperskinderen (BSOS) of naar een van de 200 gastscholen waarmee het LOVK contact houdt. „Die zijn verspreid over heel veel samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs. Met al die verbanden moeten we overleggen. Voor ons is het dan ook ideaal dat het reformatorisch onderwijs maar één –landelijk– samenwerkingsverband heeft”, zegt Van Laren.
Het LOVK heeft met de BSOS-scholen die regelmatig een schipperskind ontvangen een financiële regeling getroffen. Daarnaast ontvangt elke BSOS-school subsidie van de overheid om eventueel de groepen in de onderbouw te verkleinen. „Schipperskinderen hebben daar baat bij. De overgang van groep 2 naar groep 3 is voor elk kind groot, maar bij schipperskinderen komt daar bij dat ze voor het eerst naar school gaan en vaak ook van woonadres veranderen.”
Crisis
Bij het LOVK staan steeds tussen de 200 en de 250 kinderen ingeschreven. „Ze mogen het hele jaar door instromen. Tijdens de recente economische crisis zagen we het aantal kinderen stijgen: meer moeders bleven meevaren omdat er geen personeel kon worden bekostigd, en dus kregen meer jonge kinderen aan boord les.”
Het aandeel LOVK-leerlingen van reformatorischen huize steeg de achterliggende jaren van 33 naar 40 procent. „Hun moeders kiezen er eerder voor om aan boord mee te werken in plaats van een baan op de wal te nemen. Van de schippersinternaten zijn de drie reformatorische dan ook het stabielst.”
Een aantal jaren maakte een reformatorische werkgroep zelf lesmateriaal. Dat is echter al tal van jaren niet meer nodig, zegt directeur A. Geuze van de Ds. Johannes Groenewegenschool in Werkendam. „De LOVK-pakketten zijn nu zeer aanvaardbaar.” „Onze achterban is heel divers. We proberen materiaal te maken dat voor iedereen acceptabel is”, zegt coördinator Van Dijk.
De overheid bekostigt het onderwijs, dus het LOVK verleent zijn diensten gratis, net als een reguliere basisschool. De lespakketten zijn ook te bestellen voor ouders buiten de schipperswereld. „Bijvoorbeeld voor een tweejarig kind dat de hele dag vragen stelt. Met ons materiaal kan een leergierig kind zich ontwikkelen. We zijn nu bezig wat lesjes Engels te maken, voor ouders die daarmee bij kleuters al willen beginnen.”