„Niet marchanderen met de zondagsrust”
De koopzondag leidt tot hoofdbrekens voor christenpolitici. Vorige week ging in Zwolle de ChristenUnie akkoord met een ruimere zondagsopening. Eind 2014 deed de SGP in Bodegraven iets soortgelijks. Waar dat voor de SGP-top „eens maar nooit weer” was, acht de CU zulke besluiten soms onontkoombaar. „Zondagsrust weegt voor ons zwaar, maar de consequenties als je géén compromis sluit evenzeer.”
Hoe ga je als kleine christelijke partij om met de zondagsrust in een maatschappij waarop de seculiere meerderheid steeds meer haar stempel drukt, terwijl je tegelijkertijd –leve de electorale versplintering– váker dan ooit bestuurlijke verantwoordelijkheid kunt dragen?
Dat is de vraag die in tal van plaatsen prangt nu sinds enkele jaren de taak om koopzondagen toe te wijzen in handen ligt van gemeenten. Nul koopzondagen, 12 stuks, 20 of helemaal los met 52: het is sinds 2013 aan het gemeentebestuur.
Ard Kleijer, voorzitter van de Bestuurdersvereniging van de ChristenUnie (een orgaan dat CU-bestuurders in het land adviseert en ondersteunt), merkt dat de druk op de zondagsrust sindsdien exponentieel is toegenomen. Al heeft hij daarover zelf, als CU-wethouder in Putten, niet te klagen. „Koopzondagen hebben we niet in Putten en het is ook geen issue. Vooralsnog gaat de discussie hier alleen over de vraag of winkels op tweede feestdagen open kunnen.”
Om zich heen ziet hij partijgenoten echter steeds vaker worstelen met de koopzondag. Toch was ook Kleijer verbaasd toen vorige week bekend werd dat in Zwolle de beide CU-wethouders én de fractie in de gemeenteraad het college volgden in het besluit om het aantal koopzondagen voor winkels op te krikken van twaalf naar vijftien en de zondagsopening voor supermarkten (van 13 tot 17 uur) vrij te geven. „Mijn eerste gevoel was: Wat gebeurt hier? In nota bene de ChristenUniehoofdstad van Nederland, waar we twee wethouders hebben en acht raadszetels, gaan we akkoord met een ruimere zondagsopening! Het argument leek bovendien vooral te zijn geweest om aan te sluiten bij de diversiteit in de samenleving. Ik las niets over de pijn die dit besluit doet.”
Inmiddels weet Kleijer dat het wel degelijk een worsteling is geweest. „Ik heb contact opgenomen met onze mensen in Zwolle en dan hoor je dat. Maar ik heb het gemist in de communicatie.” Dat had, meent Kleijer, beter verwoord kunnen worden. „In Bodegraven is in 2014 óók ingestemd met een ruimere zondagsopenstelling. Dát besluit ging toen bij SGP en ChristenUnie gepaard met veel pijn en moeite en zelfs met verdeeld stemgedrag. Die strijd, die pijn, omdat je in moet stemmen met iets wat zó indruist tegen waar je voor staat, dát zag ik in Zwolle allemaal niet.”
Dat maakt de beeldvorming rond het Zwolse besluit „op zijn minst opmerkelijk”, erkent hij. „Het leek alsof de CU in Zwolle actief het voortouw heeft genomen bij de uitbreiding van de zondagsopening.” Vanuit „de binnenlijn” begreep Kleijer echter dat zonder de knieval van zijn partijgenoten „het aantal koopzondagen mogelijk nog veel verder was verruimd.” Want hoewel er geen concreet initiatief op tafel lag en het coalitieakkoord bovendien een verruiming van de zondagsopenstelling leek uit te sluiten, zou zich volgens Kleijer wel degelijk een meerderheid hebben afgetekend voor een ruimere koopzondag. „Inclusief het CDA, dat dit besluit nog lang niet ver genoeg vindt gaan. Maar ook dat bleef te veel intern.”
Verdedigbaar
Hoewel de communicatie dus te wensen overliet, noemt Kleijer besluiten zoals in Zwolle –instemmen met een ruimere zondagsopening in de hoop een verdergaande verruiming te voorkomen– verdedigbaar. „Vanuit de oppositie kun je natuurlijk met al je bezwaren tegen de koopzondag vol op het orgel gaan. Als je bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt, vereist dat meer wikken en wegen. Als je er héél strak in gaat zitten, en alles of niets speelt, kan het resultaat zijn dat het daardoor nog veel erger wordt. En dan vind ik dat je daar als christelijke bestuurder evengoed verantwoordelijk voor bent. Zoiets zagen we pas in Nijkerk. Daar zijn CDA, CU en SGP opgestapt uit de coalitie omdat de VVD, in strijd met het coalitieakkoord, er met behulp van de oppositie koopzondagen probeerde door te drukken. Het gevolg is dat er nu ook in Nijkerk een koopzondag is. Dat zijn dilemma’s waarin je verzeild raakt, terwijl je in je hart de zondag ziet als dag die we van God hebben gekregen voor kerkgang, geloof en rust.”
Soms kun je dus maar beter akkoord gaan met een kleine verslechtering, vindt Kleijer. „Zeker als je daarvoor op een ander terrein iets terug krijgt. Christelijke politiek is immers meer dan alléén de koopzondag.”
Toch blijft volgens Kleijer ook voor de CU „volledige zondagsrust” het ideaal. „De Bijbel geeft aan: zes dagen werken, één dag rust. Daar is geen woord Spaans bij.” Wel vreest Kleijer dat keuzes zoals in Zwolle het lastiger maken voor CU’ers elders in het land om standvastig te blijven. „Op de Noord-Veluwe is er niet één CU-fractie die zou willen gaan voor méér koopzondagen. Maar die discussie gaan we hier straks wel krijgen en dan wordt ons Zwolle voor de voeten geworpen.”
Hoewel volgens Kleijer binnen de ChristenUnie de zondag nog breed beschouwd wordt als de sabbatdag die op grond van Gods Woord geheiligd dient te worden, wordt diezelfde rustdag door CU’ers wel gevarieerder ingevuld dan onder SGP’ers gebruikelijk is. „Zelf kom ik uit een bondsgemeente, waar de zondag nog écht de rustdag is. Een dag waarop je, zeg maar, geen ijsje koopt. In andere kringen binnen onze partij ligt dat gemêleerder. Maar kijk, ik kom in de SGP veel mensen tegen met wie ik prima in één partij zou kunnen zitten, maar soms ook mensen van wie ik denk: daar zou ik wat meer moeite mee hebben. Dat heb ik in mijn eigen partij soms ook. Ik zeg weleens: als je een politieke partij wilt waarin je het met iedereen voor 100 procent eens bent, dan moet je geen leden toelaten. In Nederland hebben we al zo’n partij met slechts één lid; de PVV. Dat lijkt me meer dan genoeg.”
„Niet marchanderen met de zondagsrust”
Compromissen zijn in de weerbarstige, gebroken werkelijkheid onvermijdelijk, stelt SGP-senator Van Dijk. Maar rond de zondagsrust is er een heldere grens: SGP’ers kunnen níét instemmen met een verslechtering.
Vroeger was SGP-senator Van Dijk met vraagstukken rond het sluiten van compromissen een stuk sneller klaar. „Hand op het gebod en blind voor de uitkomst”, luidde zijn devies. De ervaring dat de praktijk altijd complexer is dan de theorie én het lezen van „betrouwbare oudvaders” hebben hem milder gemaakt. „Voetius schrijft bijvoorbeeld treffend dat compromissen gerechtvaardigd zijn. Dat je soms moet instemmen met het onvolkomene om het nóg slechtere te voorkomen.”
Maar, benadrukt Van Dijk, er zijn wél grenzen. Waar voor SGP’ers die grens ligt, is een onderwerp waarover de senator het laatste jaar dieper nadacht, onder meer nadat in 2014 in Bodegraven-Reeuwijk de SGP historie schreef door op een woensdagavond in november in te stemmen met een ruimere zondagsopening voor supermarkten. Dat leidde binnen de partij tot een herbezinning op de vraag hoe om te gaan met de koehandel rond de koopzondag.
Hoewel het geen wiskundige formule is en Van Dijk ook niet wil suggereren vanuit Den Haag álle dilemma’s in te kunnen vullen, is de SGP-lijn helder. „Voorop staat het streven naar verbetering: minder, of liever nog: helemaal geen koopzondagen. Lukt dat niet, dan handhaven we minimaal de bestaande situatie en proberen we op andere terreinen winst te boeken. Is er sprake van een verslechtering, dan doen wij niet mee.”
Want, stelt Van Dijk, het past een christen niet om actief te stemmen vóór een schending van de Tien Geboden. „De zondagsrust raakt het vierde gebod. Daarmee is rechtstreeks het Woord van God in het geding. En daarmee mogen wij niet marchanderen.”
Instemmen met een kleine verslechtering om daarmee een grotere verslechtering te voorkomen, acht Van Dijk dus ongewenst. „Het is ook een beetje de oude CDA-reflex. Zo van: als wij niet meedoen, dan wordt het allemaal nóg slechter. De praktijk heeft geleerd dat zachtjes meedeinen niet geholpen heeft. Als je je eenmaal op het hellend vlak begeeft, is het einde zoek. Meer zondagsopening is dan alleen nog maar relatief.”
De SGP kan volgens Van Dijk dus niet geloofwaardig in een coalitie meedoen als er sprake is van een verdere aantasting van Gods geboden. Ook niet als er, zoals in 2014 door de CU/SGP-fractie in Dordrecht, een minderheidsstandpunt wordt ingenomen. „Je werkt dan tóch mee aan de uitholling van de Bijbelse waarden, terwijl je het tegelijk lastiger maakt voor degenen die elders nog wel tegen koopzondagen strijden. Op die manier haal je de geloofwaardigheid van je christelijke boodschap onderuit. Want wat voor signaal zend je dan uit? Dat uiteindelijk helemaal niets nog heilig is?”
Het belangrijkste argument van de CU in Zwolle, om met de ruimere koopzondag aan te sluiten bij de samenleving, noemt Van Dijk een „liberale lijn” waarmee Gods wet aan de kant wordt gezet. „Als je deze redenering loslaat op abortus, euthanasie, en noem maar op, betekent dat het einde van de christelijke politiek.”
Groeit dan niet het gevaar dat SGP’ers de komende jaren bij uitbreiding van het aantal koopzondagen noodgedwongen aan de kant blijven staan, om straks, als de vrije koopzondag overal een feit is, onder het accepteren van die status quo weer volop mee te doen? Van Dijk: „Dat zou ongewenst zijn. Er is geen partij in Nederland die in een coalitie stapt als er niets valt binnen te halen. Mogen wij die eis óók stellen dan? We vragen met zondagsrust toch niets raars? En anders doen ze het maar zonder ons. De theoloog Hoedemaker zei eens: „Het is dwaas het onmogelijke te zoeken, maar het is even dwaas, ja goddeloos, je bij het verkeerde neer te leggen.””
Toch voelt Van Dijk soms bij christenpolitici een ontembare gretigheid om mee te besturen. „Zelfs als dat ten koste gaat van de geloofwaardigheid van je boodschap. Terwijl soms, dwars tegen onze menselijke overwegingen in, van een principieel ”nee” veel meer getuigenis uit kan gaan dan van een halfslachtig compromis dat je slechts met veel moeite verdedigen kunt.”
Wie, wat, waar
In verschillende gemeenten leidde de koopzondag tot dilemma’s voor politici van CU en SGP. Een kleine greep.
Dongeradeel
Eind 2015 viel de CU hier uit het college vanwege de koopzondag. De partij had bij de vorming van dat college nog ingestemd met het besluit om de koopzondag in Dokkum als proef in te voeren. De afgesproken evaluatie die daarop volgde, was volgens de CU echter onvoldoende onafhankelijk, waarop de partij tegen de daadwerkelijke invoering van de zondagsopening stemde en de coalitiepartijen CDA en Fryske Nasjonale Partij de stekker uit de coalitie trokken. Ook de „emotionele en principiële” bezwaren uit de CU-achterban speelden bij dit besluit een rol.
Bodegraven
De coalitie van CDA, SGP, CU en Burgerbelangen sloot hier in 2014 het compromis om over te gaan tot een behoefte-inventarisatie onder supermarkten voor een koopzondag. Toen hieruit bleek dat de meeste supers een wekelijkse koopzondag wensten, besloot het college met steun van de SGP- en CU-wethouders om alle supermarkten die mogelijkheid te bieden. De fracties van CDA en CU steunden het voorstel, evenals twee SGP-raadsleden. „Iets van het gevoel dat je neigt naar een tegenstem” klonk door in het tegengestelde besluit van één SGP-raadslid.
De Ronde Venen
Hoewel in 2014 in de coalitie van CDA, Ronde Venen Belang, PvdA/GL/Lokaal Sociaal en CU/SGP was afgesproken dat van een ruimere koopzondag geen sprake zou zijn, stemde de CU/SGP-fractie begin 2015 in met een draagvlakonderzoek over de koopzondag. Dat onderzoek luidde een besluit in van de gemeenteraad –de CU/SGP-fractie stemde tegen– tot een wekelijkse koopzondag. Na een beraad op haar positie besloot de CU/SGP toch deel uit te blijven maken van de coalitie, om niet „weg te lopen voor haar verantwoordelijkheid.”
Dordrecht
In 2014 besloot de coalitie van CDA, CU/SGP, VVD en Beter voor Dordt dat rond de koopzondag vrijelijk zaken kon worden gedaan met de oppositie. Een initiatiefvoorstel tot een wekelijkse koopzondag werd nog datzelfde jaar aangenomen. De CU/SGP-fractie (die tegen stemde) had dat wel zien aankomen, maar besloot toch in het college te stappen om „getuigend bezig te kunnen zijn.” Ook in Apeldoorn en Ede werd, ondanks de zitting van de CU in het college, op een dergelijke wijze een wekelijkse koopzondag ingevoerd.