Bloedbaden aan twee fronten in Irak
Bijna een jaar na de val van Bagdad is de internationale troepenmacht in Irak verwikkeld geraakt in een steeds bloediger verzetsstrijd van Irakezen. Het geweld van militante soennieten gaat onverminderd door en de opstand van een deel van de sjiitische bevolkingsgroep breidt zich verder uit.
Een Amerikaanse legerhelikopter heeft woensdag drie raketten afgevuurd op het terrein van een moskee in de Iraakse stad Fallujah. Ooggetuigen schatten het aantal doden op veertig. Bij de pogingen van de Amerikanen om Fallujah en de naburige stad Ramadi te veroveren op het Iraakse verzet zijn vóór het incident bij de moskee zeker 150 Irakezen en 15 Amerikaanse militairen omgekomen.
De helikopter viel volgens ooggetuigen aan toen mensen zich bij de moskee aan het verzamelden waren voor het middaggebed. Een deel van de muur rond het terrein is verwoest. De moskee zelf is niet beschadigd. Na de aanval verzamelde zich een menigte woedende Irakezen bij de moskee. Een Amerikaanse officier zei dat zijn troepen vanuit de moskee waren beschoten.
Amerikaanse mariniers proberen sinds maandag Fallujah en Ramadi, beide gelegen in de zogeheten soennitische driehoek ten noordwesten van Bagdad, onder controle te krijgen. Dat gaat met zware gevechten gepaard. De Amerikanen zetten helikopters en vliegtuigen in om in beide steden bombardementen uit te voeren. Volgens het ziekenhuis van Fallujah zijn dinsdagnacht zestien kinderen en acht vrouwen omgekomen toen vliegtuigen vier huizen verwoestten.
De gevechten breiden zich steeds verder uit. Van Basra in het zuiden tot de omgeving van Kirkuk in het noorden wordt gevochten. In heel Irak zijn sinds zondag zeker 32 Amerikaanse soldaten omgekomen, plus een Oekraïense en een Salvadoraanse soldaat.
De Amerikaanse minister van Defensie, Rumsfeld, zei woensdagavond dat „een overweldigende meerderheid van de Irakezen” fel gekant is tegen het huidige geweld. Hij benadrukte dat de coalitietroepen zullen blijven opkomen voor de belangen van de Irakezen die „kiezen voor vrijheid.”
De militie van de sjiitische geestelijke Muqtada al-Sadr, het zogeheten Leger van al-Mahdi, blijkt veel sterker dan velen hadden gedacht en steekt op steeds meer plaatsen de kop op. Al-Sadrs aanhang is een minderheid onder de sjiieten, maar de gematigde sjiitische leiders blijven opvallend stil en spreken zich niet uit tegen het geweld.
De Oekraïense troepenmacht in al-Kut trok zich woensdag onder druk van de sjiitische strijders terug uit die stad. In Baqouba, 30 kilometer ten noorden van Bagdad, haalden leden van de militie een Amerikaanse helikopter neer. Een naaste medewerker van al-Sadr is omgekomen bij gevechten tussen militieleden en Poolse soldaten in Karbala.
De plaatsvervangend commandant van de Amerikaanse troepen, generaal Mark Kimmitt, beloofde het Leger van al-Mahdi te vernietigen. Al-Sadr riep hij op zich bij het dichtstbijzijnde politiebureau aan te geven. De 30-jarige geestelijke is dat niet van plan. Hij liet weten liever te sterven dan zich te laten arresteren en riep de Irakezen nogmaals op tegen de westerse bezetting in opstand te komen. „Amerika heeft zijn kwade bedoelingen laten zien. Het trotse Iraakse volk kan het niet accepteren. Zij moeten hun rechten verdedigen met de middelen die zij noodzakelijk achten.”
Het soennitische en het sjiitische verzet beginnen elkaar te vinden, zo lijkt het. In het soennitische Ramadi zijn portretten opgehangen met het portret van al-Sadr en staat graffiti op de muren over de „heroïsche daden” van de sjiitische geestelijke. Bronnen bij het Amerikaanse leger hebben hun zorg geuit over de mogelijkheid dat al-Sadrs militie en de soennitische guerrillastrijders nauw gaan samenwerken. Voorzover bekend is dat tot nu toe alleen gebeurd in Bagdad, waar aanhangers van al-Sadr samen met soennitische verzetsstrijders aanvallen hebben uitgevoerd op Amerikaanse patrouilles.