Vernieuwde kibboets bezig met opmars in Israël
Het is dat er in grote letters ”kibboets” op de muur van de flat staat. Want verder doet het betonnen gebouw aan de rand van de Israëlische stad Akko in geen enkel opzicht aan een kibboets denken.
De flat wordt niet omringd door landbouwgronden en fruitboomgaarden, maar door een begraafplaats en een desolaat industrieterrein met smoezelige garages. De kibboets ligt ook niet in een groene vallei in het noorden van het land, of in de lege woestijn in het zuiden van Israël. In plaats daarvan raast de drukke rijksstraatweg tussen industriestad Haifa en het historische havenstadje Akko vlak langs de flat.
Toch is dit gebouw hét voorbeeld van een van de grootste vernieuwingen in een Israël typerende samenlevingsvorm: de kibboets.
Die in Akko is een zogeheten urbankibboets, een kibboets in de stad. „Deze kibboets probeert een antwoord te vinden op de nieuwe uitdagingen waar Israël voor staat”, vertelt Mirit Sulema in een van de woonkeukens. Sulema (28) en medebewoner Shira Levy (31) serveren humus met pitabrood – de specialiteit van Akko.
Net als de overige zestig bewoners van de kibboets werken Sulema en Levy met kinderen en jongeren in de stad, op scholen en in buitenschoolse projecten. „In Akko verzorgen wij naschoolse opvang, met activiteiten, huiswerk- en persoonlijke begeleiding”, vertelt Levy. Sulema valt haar bij. „Ook geven we alle kinderen gratis een maaltijd, die sommigen thuis niet hadden gekregen.” Verder organiseren de leden van de kibboets projecten om de contacten tussen kinderen uit de Joodse en de Arabische gemeenschappen in de gemengde stad te verbeteren.
Zoektocht
„Ik denk dat onze stedelijke kibboets vorm geeft aan dezelfde zoektocht naar een gelijkwaardige samenleving als die van de oude kibboetsim”, stelt Sulema. „Alleen werken wij niet in de landbouw, maar in het onderwijs.” Net als de andere leden van deze gemeenschap delen Sulema en Levy hun inkomen met zo’n tien andere bewoners.
„Dit is geen leven van luxe”, beaamt Sulema. „Maar wel een voorwaarde om contact te houden met de realiteit. Bovendien vind ik dat ik mijn droom leef: ik werk aan een beter Akko, een beter Israël. En ik deel mijn leven met een grote groep mensen. Wij werken met elkaar, studeren met elkaar, wonen gezamenlijk. Daar groei ik persoonlijk van.”
De aloude Israëlische kibboets is de afgelopen jaren bezig aan een flinke comeback. Uit recente cijfers van de kibboetsbeweging blijkt dat alle kibboetsim gezamenlijk 150.000 leden hebben, het inwonertal van een stad als Arnhem of Haarlem. Niet eerder in de 106-jarige geschiedenis van de kibboetsbeweging was het ledental zo groot. Na twee decennia van daling groeide het totaalaantal kibboetsleden tussen 2005 en 2010 met maar liefst 20 procent. Die groei vlakte in de afgelopen vijf jaar af, maar hield aan: het afgelopen jaar steeg het aantal leden met 2 procent. De groei wordt ook geremd doordat veel kibboetsim wachtlijsten hebben ingesteld, vertelt Imri Mazor van de kibboetsbeweging. „Er zijn geen lege huizen meer beschikbaar.”
Afgedaan
De kibboets is als woonvorm wereldwijd bekend. De idealistische woon- en werkgemeenschappen werden ooit opgericht in een huwelijk van zionisme –de stichting en opbouw van Israël als Joodse staat– en socialisme – een gelijkwaardige agrarische samenlevingsvorm zonder privébezit. In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw trok de flowerpower-generatie uit West-Europa en de Verenigde Staten in groten getale naar ”de kibboets”. Het leven in de ideologische gemeenschappen, en de uitwassen ervan, was een inspiratiebron voor befaamde schrijvers als Amos Oz en Meir Shalev.
In de jaren tachtig kwam de klad in het samenlevingsmodel. Een grote economische crisis bracht veel kibboetsim –die in strijd met de oorspronkelijke idealen met enige regelmaat flink hadden belegd op de effectenbeurs– aan de rand van de afgrond. Kibboetsniks van de tweede en de derde generatie trokken naar de stad, en in de kibboetsim zelf kreeg het kapitalisme voet aan de grond. Steeds vaker werd het sociale samenlevingsmodel verruild voor een systeem van privébezit en gedifferentieerde salarissen: zowel de medewerker van de eetzaal als de manager van de boomgaarden kreeg voortaan een eigen maandloon – de een veel minder dan de ander. De kibboets werd toen door velen afgedaan als achterhaald.
Sociale band
„Niets van waar! De kibboets is weer springlevend”, roept Imri Mazor van de kibboetsbeweging door de telefoon. Hij vertelt dat vooral twintigers en dertigers, vaak gezinnen met jonge kinderen, in flinke aantallen naar de kibboets trekken. „Er groeit een nieuwe generatie kinderen op.” Die gezinnen komen af op een leven in het groen, hechtere sociale banden, en een huizenprijs of huur die soms wel de helft lager is dan in de stad.
De officiële kibboetsbeweging telt nu 275 kibboetsim – 255 binnen de internationaal erkende grenzen van Israël en nog eens 20 op de Westoever en op de Golanhoogvlakte. Verhuizen naar een kibboets is heel wat makkelijker dan dertig of vijftig jaar geleden. In nog maar een kwart van de kibboetsim wordt het inkomen gedeeld. Overheersend is het economische model van de geprivatiseerde of hernieuwde kibboets: gemeenschappen, dorpen bijna, in een landelijke omgeving, waar de meeste leden buiten de poort werken en iedereen zijn eigen inkomen verdient.
Op veel plekken in het land worden echter pogingen ondernomen om het honderd jaar oude samenlevingsmodel een nieuw ideologisch jasje te geven. Veel van de initiatieven kunnen onder de noemer van twee belangrijke trends worden geschaard: de ecologische en de stedelijke kibboets.
Rechtvaardigheid
De drijvende kracht achter de stedelijke kibboets is Dror Israel. Deze organisatie, die voortkomt uit een jeugdbeweging, heeft al zestien grote, stedelijke woongemeenschappen opgericht, met in totaal zo’n 1500 leden.
Gilad Perry behoorde tien jaar geleden tot de oprichters van de eerste urbankibboets van Dror. „Wij waren teleurgesteld in de invloed van het kapitalisme, de droom van geld verdienen, op de idealen van de staat Israël.” Perry vertelt dat alle leden van de kibboetsim van Dror in het onderwijs, jeugdzorg of jongerenwerk actief zijn. „Wij willen ons inzetten voor sociale rechtvaardigheid, gelijkheid, co-existentie tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Onderwijs is volgens ons de beste manier.”
Tegelijkertijd, zegt Perry, is de urbankibboets voor zijn leden, hoofdzakelijk twintigers en dertigers, een mogelijkheid om een leven te leiden dat voldoening schenkt. „Net als in de rest van de wereld is de Israëlische internetgeneratie grotendeels veroordeeld tot slecht betaalde, wisselende banen, zonder zekerheid of betekenis.”
Perry vertelt dat de 1500 leden van Drors Urban Kibboetsim op zeven scholen, twee kostscholen en drie beroepsopleidingen werken. Met het jeugdwerk erbij is Dror actief in 160 steden en dorpen, zegt hij. „We bereiken 100.000 deelnemers per jaar. Zo creëer je verandering.”
Een van de scholen van Dror staat in het plaatsje Karmiel, vlak bij Akko. Perry geeft een rondleiding door het gebouw. In de gangen hangen gedichten en schilderijen van de kinderen aan de muur.
Hij is een geoefende gids: deze school krijgt wekelijks bezoek uit het hele land. Het is een school voor kinderen met een ‘etiket’: moeilijk opvoedbaar, al in aanraking geweest met justitie, weggestuurd door andere scholen. Bijzonder is dat juist deze kinderen een vrij alternatief onderwijsprogramma krijgen. Op de school van Perry, die na jaren van gesprekken met het ministerie van Onderwijs inmiddels deel uitmaakt van het publieke onderwijssysteem, is veel aandacht voor zelfexpressie, worden geen proefwerken afgenomen en wordt vaak lesgegeven in projectvorm.
In een van de trappenhuizen van het gebouw is een groepje leerlingen met een grote fotocamera bezig. De puber met het hoogste woord, Leor, vertelt het bezoek dat er op deze school „echte docenten” werken. „Wist je dat de leraren hier geen geld verdienen? Ze zijn hier echt om ons les te geven.” Perry lacht. „Ik denk dat het succes van deze school deels kan worden verklaard door de manier van leven van de docenten. Iedereen verdient hetzelfde, en dat is niet heel veel, waardoor we twee docenten op een klas kunnen zetten. En geen van ons hoeft na te denken over wat zijn collega verdient, of zich zorgen te maken over de hoogte van de huur van zijn huis.”
Hout sprokkelen
Ongeveer een uur oostwaarts van Akko, in Galilea, ligt kibboets Tziv’on. Deze kleine gemeenschap van zo’n tachtig inwoners is de afgelopen jaren erg in trek bij jonge gezinnen die op zoek zijn naar een alternatieve, ecologische leefwijze en een hechte gemeenschap. Op dit moment doorlopen vijf nieuwe families de gespreksrondes om lid te worden; meer hebben er zich aangemeld. Tziv’on is idyllisch gelegen, op een beboste heuveltop aan de grens met Libanon. De voordeuren gaan er niet op slot, de sleutels van geparkeerde auto’s steken gewoon in het contactslot en op sabbat picknicken gezinnen met baby’s en peuters op het grasveld voor de gezamenlijke moestuin.
Yuval Kenan (40) verhuisde twee jaar geleden met zijn vrouw en twee zoontjes naar Tziv’on. Hij had een goede baan in de it-branche, maar was er niet gelukkig. „Op een gegeven moment sprak ik alleen maar over de huizenmarkt, de hoogte van ons salaris, spullen die je kunt kopen. Dat is allemaal onbelangrijk.” In Tziv’on, zegt hij, voelt het leven echter. „Ons huis is kleiner, we kopen minder, doen meer zelf. Het hout voor de kachel heb ik zelf verzameld. Weet je hoe mooi dat is, hout sprokkelen met je vrienden?”
Een belangrijke les die hij de afgelopen twee jaar leerde is dat leven in een gemeenschap ook offers kost. „Een deel van je privacy bijvoorbeeld. En je moet kunnen accepteren dat wat goed is voor de gemeenschap soms in strijd is met jouw persoonlijke voorkeuren. Dat is soms moeilijk voor mensen.” In de afgelopen twee jaar hebben drie families Tziv’on verlaten, zegt hij.
Tziv’on is een geprivatiseerde kibboets: alle bewoners moeten hun eigen salaris verdienen. Maar in hun zoektocht naar een hechtere gemeenschap heeft een deel van de bewoners een gezamenlijke werkdag ingesteld, vertelt Kenan. Eén keer in de week werkt de hele groep vrijwillig voor een van de andere deelnemers – en die mag bepalen wat er gebeurt. Kenan somt op: „Er worden hier samen keukens gebouwd, bomen geplant, huizen gerenoveerd.” Doordat veel inwoners van Tziv’on werken als zzp’er kunnen ze eenvoudig een dag vrij nemen. „Maar we kiezen ervoor om die dag geen geld te verdienen, of niet aan onze familie te besteden.” Door met zijn buren samen te werken, zegt Kenan, leert hij hen en zichzelf beter kennen. „En een hechtere band met andere mensen maakt het leven voller.”
Kinderen
Liman Malachie (31) is een van de bewoners van Tziv’on die in een kibboets zijn opgegroeid. Tot haar achtste woonde ze zelfs in het kinderhuis van de kibboets, waar alle kinderen zonder hun ouders woonden en gezamenlijk werden opgevoed. „Op veel andere plekken waren die huizen allang afgeschaft.” Malachie maakte de privatisering van haar kibboets van dichtbij mee. Ze zag er de samenhang langzaam verdwijnen. „Ik wil op een plek wonen waar mensen meer zijn dan goede buren.” Ze vertelt dat als er een kind in Tziv’on geboren wordt, er anderhalve maand lang voor de kersverse ouders wordt gekookt.
Malachie heeft een keramiekbedrijf, haar vriend is de eigenaar van een bedrijf dat joerts bouwt. Zij wonen in een gerenoveerde, voormalige legerbarak. De wanden zijn met leem gestuukt en er ligt een mooie houtvloer. „Dat hebben we allemaal zelf gedaan, veel al doende geleerd.” Malachie zegt dat ze zich in Tziv’on „een pionier” voelt – een traditioneel Israëlisch ideaalbeeld. „We leren hier met elkaar te praten, naar elkaar te luisteren, elkaar te vertrouwen, met elkaar te werken.” Als zij spreekt met de mensen die de kibboets waar zij is opgegroeid hebben opgericht, herkent ze veel van haar ervaringen. „Toch moet je het echt zelf ervaren om ervan te kunnen leren.”