Amhaouch: geïntegreerd door dialect en juffrouw Doortje
Dat hij de eerste Marokkaanse Nederlander is die voor het CDA in de Tweede Kamer zit, vindt Mustafa Amhaouch (45) enerzijds wel en anderzijds niet relevant. „Ja, ik breng mijn eigen culturele achtergrond in. Maar die strijdt volstrekt niet met belangrijke Nederlandse tradities.”
Toen zijn vader in 1963 als gastarbeider naar Nederland kwam, was hij in het Limburgse dorpje Koningslust de enige allochtoon. Problemen met integratie had hij niet. Amhaouch: „Hij vertelde altijd met een knipoog dat hij, toen hij in dat eerste jaar naar een voetbalwedstrijd ging, de mensen meer naar hem en naar zijn vriend keken dan naar de spelers. Limburgers zagen in die tijd zelden iemand met een wat andere huidskleur.”
Dat vader Amhaouch, die onder meer werkzaam was bij Teeuwen rioleringspijpen en bij de Blerickse Buizenfabriek, tamelijk soepel in de Nederlandse samenleving landde, kwam onder meer doordat hij, in tegenstelling tot veel andere gastarbeiders, niet in een pension ging wonen. „Hij kwam op kamers bij een zekere juffrouw Doortje, een gelovige rooms-katholieke vrouw. Daardoor raakte hij op een heel directe manier vertrouwd met Nederlanders, met hun geloof en hun gebruiken. Ook later, toen mijn moeder naar Nederland kwam, toen het gezin groeide en we al lang uit Koningslust weg waren, hadden we nog contact met juffrouw Doortje. Meestal, kort na Kerst, kwam ze een avondje bij ons langs. Wij hingen dan aan haar lippen, want ze kon spannende verhalen vertellen. En we keken altijd uit naar de traditionele kerststol en koetjesrepen die ze meebracht. Later is ze zelfs nog een keer met ons gezin mee geweest op een vakantie naar Marokko.”
Nooit last gehad van discriminatie?
„Nee, nooit, mijn vader niet en wij als kinderen ook niet. Toen we in 1977 uit Koningslust, een dorpje van zo’n duizend inwoners, vertrokken en in het veel grotere Helden gingen wonen, zeiden de mensen tegen mijn vader: „Je mag hier niet weggaan. Jullie passen hier toch goed?”
Mijn drie broers, mijn zus en ik speelden in Koningslust altijd op straat. Daar leerden we als vanzelf het dialect, dat we onderling trouwens nog steeds spreken. Taal roept herkenning op en verbindt, zeker in een lokale gemeenschap. Soms vragen mensen mij: Waar ligt de basis van jouw electoraat? In de Marokkaanse gemeenschap of in Limburg? Nou, eigenlijk het meest in de gemeente Peel en Maas. Daar weten de mensen wie ik ben.”
U zat, voor u de hts ging doen, op de basisschool St.-Lambertus te Helden-Dorp, en op een rooms-katholieke lts en mts. Was dat niet lastig voor een moslim?
„Daar heb ik nooit problemen mee gehad. Wij gingen niet naar de kerk, maar op school kwamen alle traditionele christelijke vieringen terug. Daar deden wij dan aan mee: Kerst, Pasen, carnaval. En met Sint-Maarten gingen wij langs de deuren om te zingen. Van mijn ouders kreeg ik mee: Kijk, dat is het katholieke geloof, maar wíj geloven hierin. Ik vond dat niet lastig of zo.
Ook onze eigen kinderen, die we vanwege de kwaliteit van het onderwijs opnieuw bewust op christelijke scholen hebben gedaan, hebben mijn vrouw en ik nooit uitgesloten van kerstvieringen en dergelijke. Laat ze dat maar meemaken, dat kan geen kwaad.
Mijn dochter kwam een keer thuis en zei: „Voor de les bidden ze altijd. Wat moet ik daarmee?” Wij zeiden: „Dat kun jij ook doen! Je kunt voor de les je eigen islamitische gebedje doen.” Toen was het in orde. Het gaf haar het gevoel van: oké, dan pas ik er ook in.”
Christendom en islam, het blijven verschillende geloven.
„Ze zijn verschillend, en ze hebben ook overeenkomsten. Kijk, ik ben moslim, ik eet geen varkensvlees, probeer ten minste één keer per week de moskee te bezoeken en bid vijf keer per dag. Vóór ik de deur uitga, ’s avonds als ik thuiskom, en tussendoor op de momenten dat het schikt.
Maar belangrijk voor mij is dat in de Koran staat dat moslims de „mensen van het Boek” tot vrienden hebben. Je mag hun vrouwen trouwen. En als ik bij een christen op visite ben en ik krijg rundvlees of kip te eten, hoef ik niet te gaan wroeten om over de bereidingswijze van dat vlees de onderste steen boven te krijgen. Daaruit kun je afleiden dat er sterke verbindingen zijn tussen beide geloven. Uiteindelijk gaat het allemaal terug op onze aartsvader Abraham.”
Wat is het verband tussen uw geloof en uw partijkeuze?
„Het geloof is voor mij een soort toetsingscriterium. Ik ben al twintig jaar actief in het CDA en heb me in die partij altijd thuis gevoeld. Christendemocraten pakken niet continu de Bijbel erbij om zich af te vragen: wat zegt ons Boek ervan? Wij hanteren in de politiek enkele vaste uitgangspunten: gerechtigheid, verantwoordelijkheid, solidariteit en rentmeesterschap. Als fractievoorzitter in de gemeenteraad van Helden zei ik regelmatig tegen mijn fractieleden: We moeten onze opvattingen wel steeds blijven toetsen aan onze uitgangspunten. Het mag niet zo zijn dat we alleen maar op een pragmatische manier kritiek uiten; die kritiek moet altijd passen in een bepaalde context”.
Veel Marokkaanse Nederlanders kiezen voor andere partijen: PvdA, SP, GroenLinks. En soms zelfs voor D66 of VVD.
„Enerzijds begrijp ik dat. Gastarbeiders stemden traditioneel links. Omdat velen van hen tegenwoordig sociaal-economisch prima kunnen meekomen, leidt dat soms tot andere politieke keuzes.
Blijft staan dat veel mensen in de Marokkaanse gemeenschap nog tamelijk conservatief denken en veel waarde hechten aan het geloof. Dan rijmt het mijns inziens niet om voor D66 actief te worden, een partij die ernaar streeft religie zo veel mogelijk uit het publieke domein te verbannen.”
De nieuwe partij DENK zou ook weleens wat stemmen van Marokkaanse Nederlanders kunnen gaan trekken.
„Dat zie ik niet snel gebeuren. In mijn ogen is dit vooral een groepje verzuurde oud-PvdA’ers, en verzuring kan nooit een goede basis zijn voor een levensvatbare partij.
Sowieso geloof ik niet in een aparte allochtonenpartij. Nergens in de wereld zie ik dat zo’n partij, op landelijk niveau, een rol van betekenis speelt. Ook lokaal, zoals NIDA in Rotterdam, blijft het allemaal klein en marginaal. In feite blijf je als allochtonenpartij een one-issuepartij, hoezeer je ook je best doet het anders te laten voorkomen. Je bent gewoon een soort Partij voor de Dieren.”
U hebt zelf nooit racisme ervaren. Momenteel klagen allochtonen er vaak wél over gediscrimineerd te worden.
„Dat is, volgens mij, in de loop der jaren erger geworden. Mede door de sterke groei van het aantal allochtonen en de daarmee gepaard gaande integratieproblemen. Ja, er ís discriminatie, bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt. Tegelijk moeten we het niet zo voorstellen alsof iedere blanke Nederlander discrimineert.
Verder is het bestrijden van intolerantie een zaak van lange adem. Dat lukt je in elk geval niet in één kabinetsperiode. Als je ziet hoelang die dingen in Amerika hebben geduurd! In 1955 weigerde de zwarte vrouw Rosa Parks om op te staan van haar zitplaats in de bus; pas een krappe zestig jaar later hebben de VS een zwarte president.”
Met name Marokkaanse Nederlanders zijn vaak in opspraak. Zij zijn relatief vaak crimineel en zorgen in tal van steden, zoals Gouda en Ede, voor narigheid. Wat kunnen we ertegen doen?
„Als het gaat om overlast door jongeren vind ik het primair een taak voor de lokale overheid om dat aan te pakken. Daar, op het lokale vlak, ligt de sleutel. Wat dat betreft is het jammer dat er maar weinig gemeenteraden zijn die over deze problematiek echt goed doorpraten.
Als gemeentelijke overheid zul je de ene keer vooral preventief moeten optreden, een andere keer repressief. Wat er in Ede gebeurde, kan en mag natuurlijk niet. Daar is repressie onvermijdelijk. Dan kun je je niet verschuilen achter: ja, dat komt door de sociaal-economische achterstand van deze jongeren of door hun slechte opvoeding.”
Heeft opvoeding wel íéts te maken met de slechte integratie van veel Marokkaanse jongeren in de Nederlandse samenleving?
„Mijn vader zei, als het over opvoeding ging: „Stel je niet zo hard op dat ze je breken, en stel je niet zo zacht op dat ze je uitwringen.” Dat is een goed principe. Je hebt ouders die zeggen: Je zult bidden en je zult dit en je zult dat. Zo was mijn vader niet. Hij kwam altijd wel op het geloof terug, maar dan op een subtiele wijze. Bij mijn eigen kinderen probeer ik diezelfde stijl te hanteren. Ze zijn op de Koranschool geweest, dus ze kennen een aantal verzen uit hun hoofd om die te kunnen bidden. Mijn zoon gaat regelmatig naar de moskee, mijn dochter minder. Maar hoe dan ook, ik benader hen vooral met opmerkingen als: „Heb jij vandaag nog wel aan bidden gedacht?” Of, met een beetje ironie: „Jij hoeft dat zeker niet, hè? Jij hebt dat vast niet nodig.”
Een te strenge opvoeding pakt volgens mij vaak verkeerd uit. Het komt nogal eens voor dat jongeren, in reactie op zo’n opvoeding, zich helemaal van de islamitische gebruiken afwenden en alles gaan doen wat God verboden heeft. Om daarna weer een keerpunt te bereiken, en als een soort overcompensatie op hun criminele verleden te gaan radicaliseren. Ik ben daarom erg voor gematigdheid.”
In 2004 werd in uw woonplaats Helden een moskee in brand gestoken. Een traumatische ervaring?
„Ja en nee. Op zichzelf was het natuurlijk verschrikkelijk dat toen, in de nasleep van de moord op Theo van Gogh, tijdens het Suikerfeest onze moskee tot de grond toe afbrandde. Er kwamen destijds in Helden veel spanningen los. De pers kwam er in groten getale op af, ook vanuit het buitenland. Eigenlijk lag het hele dorp onder vuur. Een groep lonsdale-jongeren werd verdacht, maar het is nooit aangetoond dat zij het gedaan hebben.
Hoe dan ook, in de maanden en jaren daarna heb ik een rol kunnen spelen om de zaken in goede banen te leiden. Belangrijk gegeven was dat de buurt deze daad nooit heeft goedgekeurd. Er werden bossen bloemen gebracht en er was veel solidariteit.
Toen wij besloten een nieuwe moskee te gaan bouwen, heb ik als voorzitter van de bouwcommissie gezegd: We gaan dit doen in goed overleg met de omgeving én met de ondernemers in Peel en Maas. We hebben toen een moskee gebouwd met voor 80 tot 90 procent lokale ondernemers. De stenen kwamen uit de steenfabriek Engels uit Helden, de architect was een lokale ondernemer, enzovoort. Op die manier was er vanaf het begin veel draagvlak in de gemeenschap.
Op de jaarlijkse Dag van de Bouw kozen de aannemers de in aanbouw zijnde moskee als hun object. Mensen konden dus toen al een kijkje komen nemen. Daarna hebben we met de gemeente en de provincie nog drie jaar lang een project gedraaid. Elk jaar kwamen 3000 mensen op bezoek die een rondleiding kregen door de moskee. Bij de opening kwamen toenmalig staatssecretaris Aboutaleb en de gouverneur. De koning is eind vorig jaar nog op bezoek geweest.
Ja, er zijn met integratie veel problemen. Maar er zijn ook veel móóie dingen te melden.”
Levensloop Mustafa Amhaouch
Mustafa Amhaouch werd op 27 juni 1970 te Venlo geboren. Hij volgde na de basisschool de lts, mts en hts en was bijna twintig jaar werkzaam bij hightechbedrijf ASML, het laatst als senior manager industrialisatie. De Limburger, woonachtig in het dorpje Panningen, zat van 1997 tot 2006 voor het CDA in de gemeenteraad van Helden, waarvan de laatste drie jaar als fractievoorzitter. Sinds 12 januari is hij CDA-Kamerlid. Amhaouch is meervoudig Nederlands kampioen taekwondo en is voorzitter van de plaatselijke handbalvereniging, waar zijn kinderen sporten. Hij is gehuwd en vader van een zoon en twee dochters.