De Geest hoort
Johannes 16:13b
„Hij (de Heilige Geest) zal u in al de waarheid leiden.”
„De Geest zal u in al de waarheid leiden, want Hij zal van Zichzelf niet spreken, maar hetgeen de Geest hoort, zal Hij spreken.” Hetgeen Hij hoort, is de gehele raad van Vader en Zoon aangaande de zaligheid van de kerk. Omdat Hij de Geest van de Vader en de Zoon is en van beiden uitgaat, is Hij eveneens deelgenoot van hun raadslagen. Dus wordt de uitwendige daad van horen gemeld als het teken van Zijn oneindige kennis van de eeuwige raadslagen van Vader en Zoon, waaraan Hij ook deel heeft.
Horen is ons middel om de mening van iemand buiten ons te weten. En wanneer van God gezegd wordt dat Hij luistert of hoort, is dit een teken van Zijn kennis. Dus wordt van de Heilige Geest gezegd die dingen te horen, omdat Hij die weet, zoals Hij ook uit dien hoofde Gods diepe zaken onderzoekt. Voeg hierbij dat de raadslag van deze dingen oorspronkelijk aan de Vader eigen is, en aan Hem overal in het bijzonder wordt toegeschreven. Dus wordt het deelgenootschap van de Geest daarin, als een onderscheiden Persoon, Zijn „horen” genoemd.
John Owen, predikant te Fordham (”Een verhandeling aangaande de Heilige Geest”, 1746)