Erasmus was tolerant, maar niet voor Joden
De humanist Desiderius Erasmus wordt wel gezien als een van de grondleggers van de moderne, verlichte samenleving. Hij was tolerant, terwijl zijn tijdgenoten Luther en Calvijn uitblonken in kleingeestigheid, zo is vaak de gedachte. In werkelijkheid was Erasmus lang niet altijd ruimdenkend. Hij haatte Joden.
De discussie over de anti-Joodse uitlatingen van de zestiende-eeuwse kerkhervormer Maarten Luther leeft bijna ieder jaar wel een keertje op. Vorige maand was het weer zover, toen zowel de Protestantse Kerk in Nederland als de luthersen met een verklaring kwamen. Ze namen „met klem” afstand van de „verschrikkelijk” uitspraken van de Duitse reformator.
Wat Luther over Joden schreef, bijvoorbeeld in het boekje ”Over de Joden en hun leugens” uit 1543, is ook niet mis. Hij riep ertoe op synagogen en scholen in brand te steken en huizen te slopen en te vernietigen. Joodse gebedenboekjes en Talmoeds, vol afgoderij, mochten van hem de prullenbak in.
Voor dergelijke uitspraken moeten christenen hun excuses aanbieden, vinden sommigen. Zover gingen de luthersen niet. Want kan dat wel, je excuses aanbieden voor uitspraken van iemand anders, vijf eeuwen geleden?
De Joodse gemeenschap vraagt dan ook niet om excuses. Voor haar is het voldoende dat de luthersen en de Protestantse Kerk de anti-Joodse teksten van Luther afwijzen en aandacht vragen voor de bestrijding van antisemitisme.
Discussie
Dat Luthers tijdgenoot Erasmus (ca. 1469-1536) zich fel over Joden uitliet, is bij het grote publiek minder bekend. De discussie over de anti-Joodse uitlatingen van deze humanist bloedt iedere keer weer dood. Af en toe werpt iemand een steen in de vijver, maar daarna wordt het weer stil.
Iemand die zich nadrukkelijk heeft beziggehouden met de visie van Erasmus op de Joden is de theoloog en historicus prof. dr. J. B. G. Jansen, verbonden aan het Simon Wiesenthal Instituut in Brussel. Van zijn hand verscheen in 2010 het boekje ”Protest van Erasmus tegen renaissance van Hebreeuwse literatuur” (uitg. Groen, Heerenveen), waarin hij betoogt dat de Nederlandse humanist een groot Jodenhater was.
Waarom? De Joodse godsdienst vormde volgens Erasmus een groot gevaar voor het geloof in Christus. Hij koesterde een diepe verachting voor de Joodse godsdienst, omdat haar aanhangers hun zaligheid meenden te kunnen bereiken door een nauwgezette naleving van de wet van Mozes. Erasmus zag het Jodendom als een voortdurende bedreiging voor het Evangelie van Jezus Christus.
In de geschriften van Erasmus, die toch bekendstaat om zijn tolerantie, zijn dan ook veel anti-Joodse uitspraken te vinden. De humanist, die de bronnen van de klassieke oudheid herontdekte, was bang dat de studie van het Hebreeuws en de Joodse literatuur zouden afleiden van het geloof in Christus. In 1517 schreef hij aan de Straatsburgse hebraïst Wolfgang Capito: „Er bestaat niets gevaarlijkers voor de onderwijzing van Christus dan deze meest verderfelijke pest, het Jodendom. Onlangs zijn er verscheidene boekjes gepubliceerd die de zuivere lucht van het Jodendom ademen. Ik lees nauwlettend de brieven van onze grote held, de apostel Paulus, die onvermoeibaar heeft gezwoegd om Christus uit de boeien van het Jodendom (dat wil zeggen de Joodse levenswijze met zijn riten en ceremonies) te bevrijden.””
Overigens dacht Erasmus zoals de meeste van zijn tijdgenoten. Veelzeggend is wat hij in 1519 aan Jacob van Hochstraten, de inquisiteur in Keulen, schreef: „Waarom wordt er toch zo veel krachtsinspanning aangewend om de Joden gehaat te maken? Is er onder ons ook maar iemand te vinden die dit soort mensen al niet genoeg verwenst? Als het haten van Joden het kenmerk is van authentieke christenen, dan zijn wij allen uitstekende christenen.”
Erasmus was bovendien van mening dat de kerk uiterst voorzichtig moest zijn met het opnemen van bekeerde Joden in de christelijke gemeenschap. Hij schreef bijvoorbeeld dat men de christen geworden Jood Joseph Pfefferkorn beter in de doopvont had kunnen laten verzuipen. Als Jood vermomd kwam hij de vrede onder de christenen verstoren. „De schurk Pfefferkorn is meer dan een halve Jood. Als je hem opereert, springen er 600 Joden uit”, stelde Erasmus.
Erasmus wilde niet overgaan tot de daadwerkelijke vervolging van Joden, maar hij was wel een radicaal aanhanger van de vervangingstheologie: hij geloofde dat de kerk in de plaats van de synagoge was gekomen. Ook voor iemand als Calvijn had de Joodse religie als weg naar het heil afgedaan, maar de reformator uit Genève hechtte veel meer waarde aan het Oude Testament. Bovendien verwachtte die dat een overblijfsel van de Joden tot geloof in Christus zou komen.
Antisemitisme
Erasmus een antisemiet noemen, gaat wellicht een stap te ver. Antisemitisme is een negentiende-eeuwse term om de racistische vorm van Jodenhaat onder woorden te brengen: het slechte van de Joden zit niet in hun religie, maar in hun genen. Er loopt dan ook geen directe lijn van Erasmus en Luther naar het antisemitisme in de twintigste eeuw en de moord op 6 miljoen Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog – al sluiten hun anti-Joodse uitspraken naadloos aan bij een antisemitische ideologie.
Prof. Jansen: „In de zestiende eeuw kende men dat woord niet. Ik spreek daarom liever over Jodenhaat. Als Erasmus ergens schrijft dat de Joden in zijn tijd zevenmaal erger zijn geworden dan in Jezus’ tijd, dan kun je niet anders dan concluderen dat hij hen niet bepaald goedgezind was.”
Humanisten vinden excuses niet nodig
Niet alleen in de geschriften van kerkhervormer Maarten Luther, ook in die van Desiderius Erasmus staan anti-Joodse uitspraken. Moeten humanisten afstand nemen van alle beschimpingen, scheldwoorden en verwensingen, en hun excuses aanbieden?
Prof. dr. J. B. G. Jansen, die een boek over Erasmus en de Joden schreef, vindt van wel. „Uit mijn werk en dat van anderen blijkt dat Erasmus niet anders te interpreteren is: hij had helemaal niets met Joden. Ik waardeer Erasmus, maar je doet hem onrecht aan als je dingen zegt die hij niet zo bedoeld heeft.”
De uitlatingen van Erasmus over de Joden krijgen eindelijk wat meer aandacht in Nederland, constateert de onderzoeker van het Simon Wiesenthal Instituut in Brussel. „Dat werd hoog tijd. Dat dit zo lang duurde, hangt samen met een campagne van aanbidders van Erasmus die het absoluut niet kunnen verdragen dat die ook déze kant had.”
Het Humanistisch Verbond vindt excuses maken echter helemaal niet nodig. „De humanistische traditie is heel divers”, zegt een woordvoerder. „Erasmus was niet de grondlegger van het humanisme. Humanisten zijn ook niet erasmiaans zoals een kerk luthers kan zijn.”
Erasmus heeft zijn anti-Joodse uitspraken ook niet namens het humanisme gedaan. „Humanisten gebruiken teksten van Erasmus wel als inspiratiebron. Afstand doen of excuses aanbieden kan echter alleen als je uitspraken hebt overgenomen of aangenomen. Als Humanistisch Verbond hebben we de anti-Joodse sentimenten van Erasmus nooit overgenomen.”
Zonden
Classicus dr. Anton van Hooff, tot vorig jaar voorzitter van de atheïstisch-humanistische vereniging De Vrije Gedachte, ziet eveneens geen enkele reden om afstand te nemen van Erasmus’ anti-Joodse uitspraken. „De zonden van de voorvaderen komen toch niet neer op de betachterkleinkinderen, wel? Daarom geen excuses voor slavernij of Jodenhaat bij Luther en Erasmus.”
Wat volgens hem bij Erasmus, en ook bij de Franse filosoof Voltaire, volkomen ontbreekt, is het rassendenken, dat pas in de negentiende eeuw opkwam. „Het getuigt van weinig historisch besef om iemand die vier eeuwen tevoren leefde te betichten van rassenhaat tegen de Joden. Als iemand over anti-Joodse uitlatingen struikelt, moet hem of haar duidelijk worden gemaakt dat zulke opmerkingen in de context van de tijd moeten worden verstaan. Maar geen excuses alstublieft.”
Van Hooff benadrukt dat Erasmus geen „voorgeboortig” lid van het Humanistisch Verbond was. „Humanist betekende in zijn tijd iemand die de beschavende klassieken, de humaniora, hun vormende plaats in de cultuur wilde geven. Het kritisch uitgeven van het Nieuwe Testament in het Grieks getuigt van zijn diep respect voor het christendom – en voor de taal. Hij was vroom, maar geen kwezel. Erasmus zag goed de misstanden in de kerk, maar geloofde in hervorming van binnenuit.”
Goedkope onzin
Rabbijn Lody van de Kamp vindt het eveneens „onzin” om spijt te betuigen voor wat mensen in het verleden verkeerd hebben gedaan. „Nu komt Erasmus langs, dan Voltaire, en nog even het Franse volk vanwege Napoleon die duizenden van onze Hollandse jongens liet omkomen op weg naar Rusland. We hebben ook nog Abraham Kuyper gehad, ds. G. H. Kersten en natuurlijk Jozua, die afrekende met zeven volkeren in een Bijbels verleden. Dit vragen om excuses en afstand nemen is goedkope onzin.”
De Erasmus Universiteit in Rotterdam ziet ook geen reden om afstand te nemen van anti-Joodse uitlatingen van haar naamgever. De universiteit is in 1973 vernoemd naar de grootste geleerde die Rotterdam heeft gekend, zegt een woordvoerder. „Onze instelling en ons onderwijs is echter niet gebaseerd op het gedachtegoed van Erasmus, zoals de kerk wel verbonden is met het gedachtegoed van Luther. Wij kunnen dan ook niet op zo’n manier de verantwoording nemen voor de uitspraken van Erasmus.”