Cultuur & boeken

Zondagsschoolboekjes: van broddelwerkjes tot meesterstukken

Alle kinderen kregen met kerstfeest een boek, herinnert Richard van Schoonderwoerd den Bezemer zich. Hijzelf kreeg als enige een puzzel omdat de juf niet wist dat hij al kon lezen. „Ik dacht: Wat moet ik nou met een puzzel?”

Mariëlle Oussoren-Buys
12 May 2016 09:30Gewijzigd op 16 November 2020 03:29

De deur van het appartement kan maar ternauwernood open. Zo weids als het uitzicht door de ramen is –kanaal de Vliet stroomt even verderop voorbij–, zo krap doet de entree in het huis van Richard van Schoonderwoerd den Bezemer (1946) aan. Aan de muur hangen ingelijste prenten. Posters van tentoonstellingen. Zelfs de binnenkant van de voordeur is behangen met knipsels. Verder staan in het bescheiden halletje vooral boeken. Een flinke kast met literatuur waarin Nederlands-Indië een rol speelt, bijvoorbeeld.

Van Schoonderwoerd den 
Bezemer (1946) houdt van boeken en van schrijven. Hij maakte er nooit zijn werk van: tot zijn pensionering was hij actief in de financiële sector. Inmiddels heeft hij alle tijd om te schrijven. Onlangs verscheen ”De ware kindervreugd”, een boek over de auteurs, illustratoren en uitgevers van protestants-christelijke jeugdliteratuur die tussen pakweg 1845 (Jan de Liefde) en 1980 (Piet Prins) verscheen. Binnen dat genre is W.G. van de Hulst voor Van Schoonderwoerd de absolute topper. „Hij kan zo ontzettend goed sfeer oproepen.” Samen met Anne de Vries en K. Norel vormt hij de „grote drie.” „Zij voegden werkelijk wat toe aan de jeugdliteratuur. Eerst zagen schrijvers het kind als kleine volwassene. Van de Hulst en de zijnen leefden zich juist in het kind in.”

Broddelwerkjes

De vele exemplaren die hij doornam voor ”De ware kinder­vreugd” las hij „niet per se met plezier.” Hij stuitte op „veel broddel­werkjes”, zoals hij de boeken zelf noemt. „Neem iemand als Nel Verschoor-van der Vlis. Ze hoort bij de wat betere schrijvers. Maar ze kan zich niet meten met de grote drie.”

Overigens had Van Schoonderwoerd de tekst voor zijn boek al een paar jaar klaarliggen. „Van uitgevers kreeg ik steeds hetzelfde te horen: inhoudelijk wel leuk, maar commercieel niet verantwoord.” De jonge uitgeverij Brevier durfde het aan, en bracht het werk van Van Schoonderwoerd –in eenvoudige vorm– uit.

Kleuterschool

Schrijven is voor Van Schoonder­woerd altijd een welkome afleiding bij zijn dagelijks werk geweest. Van 1995 tot 2000 verzorgde hij met twee anderen het tijdschrift ”Ouwe Bram leeft nog!”, dat helemaal in het teken stond van protestants-christelijke jeugdboeken. Ook schreef hij voor tijdschriften en voor het Lexicon van de jeugdliteratuur.

Zondagsschoolboekjes boeien hem al sinds zijn jongste jaren. De in Leiden geboren inwoner van Voorschoten groeide op in een „gewoon hervormd nest”, met boekjes van uitgevers als Callenbach en Meinema. „Ik ging naar de zondagsschool in Leiden. Ik was een jaar of zes en kon al goed lezen omdat ik de montessori­kleuterschool bezocht. Toen werd het kerstfeest. Elk zondagsschoolkind kreeg een boek. Ik niet, ik kreeg een puzzel. De leiding ging ervan uit dat ik nog niet kon lezen. Ik dacht: Wat moet ik nou met een puzzel? Ik ben nooit meer naar de zondagsschool gegaan.”

Zo liep hij heel wat boekjes mis, want elk zondagsschoolkind kreeg trouw elk jaar rond Kerst „een boekje met een boodschap”, zoals dat zo mooi heette. Maar in de loop der jaren haalde Van Schoonderwoerd zijn achterstand ruimschoots in. „Als kind van een jaar of zeven, acht ging ik al naar de boekenmarkt op de Korenbeurs in Leiden. Dan kocht ik voor een kwartje boekjes.” Verder kon hij zijn hart ophalen in de bibliotheek van de christelijke school die hij toen bezocht. „Die stond vol boeken van christelijke uitgevers als Bredée, Callenbach en Voorhoeve. Waarschijnlijk zijn boekjes uit dit genre me daardoor altijd bijgebleven.”

Schatkamer

Bibliotheekbezoek is inmiddels al lang niet meer nodig. Het huis van Van Schoonderwoerd is een schatkamer voor de liefhebber van vroege protestants-christelijke jeugdliteratuur. Maar het kost wel wat moeite om bij de schat te komen. Van Schoonderwoerd schuift, een verontschuldiging mompelend, wat spullen aan de kant. Pas dan kan de deur naar een van de slaapkamers open.

De kasten die daar naast elkaar staan, haaks op elkaar en soms half achter elkaar, zijn volledig gevuld met protestantse jeugd­literatuur. Op een stapel voor de kasten liggen dunne zondagsschoolboekjes met ernstige titels, zoals ”Geen plaats voor het Kindeken. Kerstgeschenkje voor kinderen (arm en rijk)” (P. Huet) en ”De droefheid der wereld” (A. van Hulshorst). Verder vullen bekende en onbekende auteurs als Aart Grimme, Jan de Liefde, Johanna Breevoort, Jac. Hazevoet, Siebe van Aangium, P. de Zeeuw en H. te Merwe de kasten. Van de Hulst beslaat een aantal rijen. Eén gedeelte kleurt opvallend rood: hier staan de zogenaamde rode ruggetjes van uitgeverij Callenbach, met auteurs als Johanna, Betsy en Ida Keller. Van Schoonderwoerd schat zijn collectie op duizend stuks, maar vermoedelijk zijn het er meer.

Welke protestants-christelijke auteur zou meer bekendheid verdienen?

Van Schoonderwoerd lacht om de vraag en, meer nog, om zijn antwoord. „Eigenlijk niet één. De echt goede auteurs zijn bekend, zelfs nu nog. Als ik er één moest kiezen, dan denk ik aan H. te Merwe. Hij schreef echt goed onderbouwde boeken. Ze werden zelfs gerecenseerd in de NRC, dat geeft al wat aan. Maar echt bekend is hij er niet mee geworden. Ik heb hem trouwens nog ontmoet, toen hij nog schreef. Hij was schoolmeester –zoals zo veel schrijvers– en zijn boeken verschenen aan de lopende band.”

„Klopt. Ze moeten het hebben van andere dingen. Hun knusheid. De geborgenheid die ze uitstralen. Vergeet niet dat de boeken ontstaan zijn vanuit een ernstige achtergrond: ze dienden als evangelisatiemiddel, om kinderen te bereiken. In een enkel boek kom je wel een vorm van humor tegen. Maar schaterlachend met een protestants-christelijk boek op de bank? Nee, dat is er niet bij. Het draait in dit genre veel meer om het plezier dat kinderen met elkaar beleven – de kameraadschap, de vriendschap. Zoals je dat ziet in bijvoorbeeld ”Jaap Holm” van Van de Hulst.”

Aan het slot van het boek beschouwt u het huidige christelijke kinderboekenland. Het christelijk jeugdboek blijft nog altijd goeddeels beperkt tot eigen kring. Vindt u dat jammer?

„Het lijkt me vooral heel logisch. De boeken zijn geschreven voor een specifieke doelgroep, net zoals de zondagsschoolboekjes. Van de Hulst kwam ook echt niet overal terecht. Hij lag niet bij socialen op tafel en niet bij rooms-katholieken. Er bestonden ook genoeg andere jeugdboeken: auteurs als J. B. Schuil en Leonard Roggeveen schreven magnifieke boeken voor de jeugd. En wat te denken van Rie Cramer.

Ik heb de indruk dat de verschillen in jeugdboekenland nu nog groter zijn dan vroeger. Vroeger lazen hervormde kinderen gewoon zondagsschoolboekjes. Nu zijn deze boekjes opgeschoven naar de reformatorische hoek. Uitgevers als De Banier en Den Hertog publiceren er nog vele, maar andere christelijke uitgevers als Callenbach, Columbus en Mozaïek junior doen dat nauwelijks meer. Die geven merendeels boeken uit die weinig afwijken van die van algemene uitgevers.”


Hoofdpersoon moet „rein van hart” zijn

”Jessica’s eerste gebed” (Hesba Stretton), ”De boze koster” (W. G. van de Hulst), ”Houen jongens!” (K. Norel), ze komen allemaal aan bod in ”De ware kindervreugd” van Richard van Schoonderwoerd den Bezemer. Het ruim honderd pagina’s tellende boekje met slappe kaft geeft een overzicht van bekende –maar ook onbekendere– christelijke jeugdboeken uit de tweede helft van de negentiende eeuw en de eerste zestig à zeventig jaar van de twintigste eeuw. Het doel van de uitgave is niet zozeer het analyseren van de inhoud van deze zondagsschoolboekjes. Van Schoonderwoerd geeft vooral een overzicht van de auteurs (E. Gerdes, A. J. Hoogenbirk, P. de Zeeuw), illustratoren (Jan Luth, Hein Kray, Annie van de Ruit) en uitgevers (G. F. Callenbach, W. D. Meinema, Jan Haan).

Ook is er, in een apart hoofdstuk, aandacht voor de ontvangst van de boeken. Vooral de orthodoxe Gereformeerde Zondagsschool-Vereeniging Jachin recenseerde veel zondagsschoolboeken. „In de door Jachin goedgekeurde boekjes moest plaats zijn voor het zondebesef en de hoofd­personen in de verhalen moesten rein van hart zijn en tot inkeer komen”, concludeert Van Schoonder­woerd. Auteurs als Van de Hulst en Anne de Vries kregen aanvankelijk ook kritiek van Jachin, vanwege hun algemene verzoeningsleer.

In het laatste hoofdstuk beschrijft Van Schoonderwoerd het ontstaan van specifiek reformatorische jeugdboeken. Die kwamen op na 1970, maar voor die tijd waren er al voorlopers (S. Bison, L. Janse, T. Mateboer, Jac. Overeem) die hun boeken uitgaven bij Den Hertog –toen nog weinig actief in jeugdlectuur– en J. P. van den Tol.


Boekgegevens

”De ware kindervreugd. Een overzicht van de 
auteurs, illustratoren en uitgevers van de protestants-christelijke jeugdliteratuur in haar bloeitijd”, Richard van Schoonderwoerd den Bezemer; uitg. Brevier, Kampen, 2016; ISBN 978 94 915 8378 0; 138 blz.; € 14,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer