Gerdi Verbeet over herdenken op 4 en 5 mei
Eer betonen aan slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en latere vredesmissies. Maar ook onze westerse vrijheden koesteren en verdedigen. Voor voormalig Kamervoorzitter Gerdi Verbeet (65), voorzitter van het Nationaal Comité 4 en 5 mei, staan volgende week tijdens dodenherdenking en Bevrijdingsdag die zaken centraal.
TOEN
Als jong kind moest ik op 4 mei, de dag van dodenherdenking, kort voor acht uur stoppen met buiten spelen. In Amsterdam-West ging ik dan de trap op naar ons huis op de derde etage. Mijn ouders, broer en ik waren twee minuten stil. We keken naar buiten. Ouderwetse lantaarns sprongen om acht uur aan en gingen na twee minuten weer uit. Mijn vader wond zich er altijd over op als mensen níét de twee minuten stilte in acht namen.
Thuis hoorde ik veel verhalen over de Tweede Wereldoorlog. Dan ging het bijvoorbeeld over de Hongerwinter van 1944. Of dat de Duitsers je fiets afpakten. Mijn vader vocht in de eerste dagen van de oorlog in Nederland op de Grebbeberg. Hij is in zijn voet geschoten. Hij wist te ontkomen aan dwangarbeid in Duitsland. Mijn vader wist van iedereen in de buurt wie in de oorlog goed of fout was geweest. We deden geen boodschappen bij winkeliers die zich destijds hadden aangesloten bij de NSB.
Op de middelbare school kreeg ik meer inzicht in de Tweede Wereldoorlog. Ik hoorde over jappenkampen en over de Holocaust. Ik las in de tweede klas het dagboek van Anne Frank. Dat maakte veel indruk op mij. Mijn eerste opstel was een brief aan Anne Frank.Het was voor mij heel bijzonder dat Anne Frank schreef over haar relaties met klasgenoten, maar ook bijvoorbeeld met haar ouders. De verhouding met haar moeder was moeilijk, ze kon het veel beter vinden met haar vader. Dat herkende ik bij mezelf ook. Mijn moeder is een geweldige vrouw, maar ze was wel heel streng.
NU
De afgelopen jaren heb ik tientallen keren de Nationale Dodenherdenking op de Dam in Amsterdam bijgewoond. Als Amsterdammer, als Kamerlid voor de PvdA en van 2006 tot 2012 als Kamervoorzitter. Samen met de voorzitter van de Eerste Kamer mocht ik als voorzitter van de Tweede Kamer zes keer een krans leggen bij het nationaal monument.
Dodenherdenking is buitengewoon belangrijk. Op 4 mei voel ik me altijd sterk verbonden met al die honderdduizenden mensen die in heel Nederland en op de Dam in Amsterdam twee minuten stil zijn. Ik zie hen als mijn bondgenoten voor het behoud van de vrijheid, de democratie en de rechtsstaat.
We herdenken de Nederlandse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en oorlogssituaties en vredesmissies nadien. Je kunt denken aan gesneuvelde verzetsstrijders en soldaten, maar ook aan de meer dan 100.000 Nederlandse Joden en de Roma en de Sinti die zijn vergast en vermoord.
Mensen maken zich veel zorgen over de toestand in de wereld. Zeker in deze tijd van oorlog en terreuraanslagen in bijvoorbeeld Parijs moeten we op 5 mei onze vrijheid koesteren en vieren. We dienen ons er bewust van te zijn dat het nodig kan zijn de vrijheid te verdedigen. Die vrijheid is fragiel. We moeten opkomen voor onze grondrechten, democratie en onze vrije, open manier van samenleven. Allerlei krachten in deze wereld bestrijden onze westerse vrijheden en zijn onze grondrechten en democratie niet goedgezind. Denk aan terreurorganisaties als al-Qaida en IS.
Ons land hecht waarde aan 4 mei. Uit recent onderzoek van het Nationaal Comité 4 en 5 mei blijkt dat 90 procent van de Nederlanders die dag op de een of andere manier bezig is met dodenherdenking. Acht op de tien zijn ’s avonds om acht uur ook daadwerkelijk twee minuten stil.
Op 5 mei staan bevrijdingsfestivals om vijf voor vijf stil bij de vraag waarom we Bevrijdingsdag vieren. Op diverse festijnen wordt uitleg gegeven over onze democratie en rechtsstaat. Er worden rechtszittingen nagespeeld. Ik hoop dat rechtbanken en bijvoorbeeld ook de krijgsmacht en gemeenteraden zich de komende jaren nog meer laten zien op bevrijdingsfestivals. En dat ze uitleggen wat de waarde is van onze democratie en grondrechten. Ons comité pleit ervoor om van 5 mei een jaarlijkse nationale vrije dag te maken.
STRAKS
De dodenherdenking op de Dam zal woensdag persoonlijker zijn dan in voorgaande jaren. De mensen krijgen meer toelichting bij de kranslegging. Niet alleen de naam van een organisatie of groep wordt genoemd. Via grote schermen doen mensen nu ook persoonlijke statements op video. Zo zal iemand zeggen dat zijn vader een krans legt als eerbetoon voor allen die in Zuidoost-Azië tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn gesneuveld voor zijn vrijheid.
Op de Dam houdt burgemeester Aboutaleb van Rotterdam een toespraak. De regel is dat twee keer per vijf jaar de Amsterdamse burgemeester de toespraak houdt en één keer in de vijf jaar de premier. In de resterende twee jaren kiest het Nationaal Comité 4 en 5 mei de spreker. Aboutaleb zet mensen aan het denken. Hij is een krachtige burgemeester die met heel wijze uitspraken opkomt voor onze open en vrije samenleving. In woord en daad.
Wat ik vind van de uitspraak van Aboutaleb dat fanatici die zich niet thuis voelen in Nederland maar „op moeten rotten”? Ik meng me niet in de discussie of hij met die uitspraak bijvoorbeeld Marokkanen met extremistische ideeën van zich vervreemdt. Het gaat me niet om zijn precieze woordkeus, maar om zijn statement. Het is zijn verdienste dat hij een gesprek op gang brengt, op niet mis te verstane wijze positie inneemt en pal staat voor belangrijke, Nederlandse waarden.