Binnenland

Alle 12-jarigen een smartphone? Helemaal niet

GOUDA. Veel reformatorische jongeren hebben op twaalfjarige leeftijd al een smartphone. „Maar”, zegt onderzoeker Gijsbert Bouw, „ik had de indruk dat het er nóg meer waren. Het blijkt dat een derde van de ouders ervoor kiest hun kind op die leeftijd nog geen telefoon met internet te geven.”

L. Vogelaar
30 April 2016 07:59Gewijzigd op 16 November 2020 03:14
Beeld ANP
Beeld ANP

Bouw is verbonden aan het lectoraat nieuwe media van Driestar hogeschool in Gouda, dat de veranderingen in het gebruik van sociale media onder reformatorische jongeren tussen de 12 en 21 jaar onderzocht. „De enquêtes zijn op de scholen ingevuld, vaak in klassenverband. Daarmee voorkom je dat bepaalde groepen jongeren zich aan het onderzoek onttrekken. De resultaten geven echt een representatief beeld van wat er onder onze jongeren omgaat.”

Dat vrijwel elke brugklasser al met een smartphone rondsjouwt, klopt in elk geval niet, zegt de onderzoeker. „Er zijn verschillende initiatieven ontstaan waarin ouders uit bezorgdheid samen afspreken het geven van een smartphone uit te stellen. Hun kinderen kunnen dan in elk geval niet het argument gebruiken dat „iedereen” er een heeft. Bij twaalfjarigen is dat 66 procent, bij dertienjarigen nog altijd niet meer dan 76 procent. Vanaf 14 jaar neemt het percentage wel snel toe, naar zo’n 95 procent bij 18-jarigen.”

Van open naar gesloten

Het gebruik van sociale media door reformatorische jongeren wijkt niet af van het landelijk gemiddelde , constateert Bouw. „Jongeren laten netwerken als Facebook en Twitter achter zich en maken steeds meer gebruik van WhatsApp, Instagram en Snapchat. Dat is een ontwikkeling van tekst naar beeld, en een verschuiving van open naar meer gesloten netwerken.

Je kunt het een voordeel noemen dat privégegevens en -beelden daarmee niet meer algemeen toegankelijk zijn en zomaar op straat komen te liggen. Dat kan echter ook drempelverlagend werken. In Snapchat is een foto of video hooguit 10 seconden te zien. Als iemand echter snel een schermafbeelding maakt, kan het beeld echter toch bewaard én gedeeld worden. Dat heeft al op verschillende scholen tot problemen geleid.”

Minder tijd

De hoeveelheid tijd die jongeren doorbrengen achter een beeldscherm –inclusief dat van hun telefoon– is volgens henzelf afgenomen. „Of die perceptie juist is, weet ik niet”, zegt Bouw. „Dit is hun eigen indruk van het totaal aantal uren per dag. We hebben niet gevraagd of ze het een aantal dagen willen bijhouden. Jongeren zeggen ook dat ze nu per dag meer berichten binnenkrijgen dan drie jaar geleden. Mocht hun beeldschermtijd inderdaad afnemen, dan stijgt in ieder geval wel het aantal prikkels. En die moeten ze allemaal verwerken.”

Sms’en doen jongeren nauwelijks meer, want dat kost geld, zegt Bouw. WhatsAppen gebeurt daarentegen massaal. „Bijna elke jongere die een smartphone
heeft, maakt gebruik van Whats-App. Van Facebook wordt wellicht minder gebruik gemaakt omdat ook steeds meer ouderen actief zijn op dat platform. Daardoor dachten steeds meer jongeren: o, wegwezen hier. Daarnaast speelt een rol dat je op Facebook met veel advertenties wordt geconfronteerd. Op een geslotener netwerk als Instagram is dat veel minder het geval.”

Vorming

De verschuiving naar minder open media heeft tot gevolg dat ouders ook minder dan eerder zicht hebben op het mediagebruik van hun kinderen, stelt de onderzoeker uit Nijkerk. „Het wordt steeds lastiger om met regels het mediagedrag van jongeren in te perken. Het komt dus aan op mediawijsheid, op gewetensvorming.

Daarom ontwikkelden we als lectoraat het Media Attitude Model. Daarin staan waarden centraal als pelgrimschap, woordgerichtheid, verdieping, concentratie, matigheid, gerichtheid op de medemens. Deze deugden staan vaak haaks op de wereld van nieuwe media, maar zijn van groot belang in het leven van een christen. Het model kan leraren en opvoeders helpen in het vormen van kinderen.”

Van het grootste belang noemt Bouw de vorming die ouders hun kind geven voordat het naar het voortgezet onderwijs gaat. „Dat begint al heel vroeg. Je kunt een driejarig kind even naar een filmpje laten bekijken, maar je kunt er ook voor kiezen om het voor te lezen. Daarmee bevorder je de woordgerichtheid en ga je niet klakkeloos mee in de beeldcultuur.”

Meer over
Digitale media

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer