Van der Steur: Geen uitholling euthanasiewet
DEN HAAG. Het openbaar ministerie heeft de euthanasiewet niet ondergraven door geen vervolging in te stellen tegen een huisarts die in 2011 een euthanasieverzoek inwilligde van een bejaarde patiënte met de ziekte van Huntington.
Dat heeft minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) vrijdag geschreven in antwoord op Kamervragen van SGP en ChristenUnie in de Eerste Kamer.
Een van de toetsingscommissies voor euthanasie verweet de arts dat zij te zeer was afgegaan op de schriftelijke wilsverklaring van de patiënte uit 2005. Volgens de toetsingscommissie was dat onvoldoende om te kunnen vaststellen of er nog sprake was een vrijwillige en weloverwogen keuze. Het openbaar ministerie zag echter te weinig reden om tot vervolging over te gaan. SGP en ChristenUnie in de Eerste Kamer trokken daarover aan de bel.
In zijn reactie bevestigt Van der Steur dat een arts voor euthanasie nooit alleen kan verwijzen naar een schriftelijke wilsverklaring. Vast moet ook staan dat een patiënt uitzichtloos lijdt, op een manier die voor hem of haar ondraaglijk was. De arts in kwestie is dat volgens hem ook nagegaan.
Van der Steur merkt nog wel op dat een wilsverklaring recent moet zijn gedaan of herhaald. Een schriftelijk verzoek dient volgens hem zo specifiek en actueel mogelijk te zijn, maar hij maakt dat verder niet concreet.
SGP-senator Van Dijk noemt Van der Steurs reactie onbevredigend. „Positief is alleen dat de minister expliciet bevestigt dat de loutere aanwezigheid van een wilsverklaring op zichzelf niet voldoende is om tot euthanasie over te gaan.”