Zoni Weisz, getuige van de vergeten Holocaust
Hoewel hij maar kort in een woonwagen woonde, ontwikkelde Zoni Weisz zich tot de nestor van de Sinti in Nederland. Tot bij de Verenigde Naties bepleit hij hun belangen en die van de Roma. „In Slowakije worden voor ons weer getto’s gemaakt, met muren eromheen.”
De belangstelling voor zijn boek (zie ”Getuige van de vergeten Holocaust”) heeft Zoni Weisz (79) overrompeld. Toch wekt hij de indruk alle tijd te hebben. Zijn vrouw luistert vanuit de zithoek in het fraaie appartement in Uden mee. In de burgermaatschappij heette hij Johan. „Dat is bij ons niet ongebruikelijk. Je hebt een naam waarmee je geregistreerd staat bij de burgerlijke stand en een Sintinaam. De eerste gebruiken de meeste Sinti nauwelijks. Ik was een uitzondering. Mijn oorlogsverhaal heb ik altijd gescheiden gehouden van mijn maatschappelijke loopbaan. Het rare is dat ik me bij de eerste ontmoeting met mijn vrouw spontaan voorstelde als Zoni. Ze voelde meteen als eigen. Dat is zo gebleven, inmiddels 52 jaar.”
Sinti en Roma in Oost-Europese landen gaven hun kind vaak niet aan bij de burgerlijke stand. „Daarom weten we niet precies hoeveel er in de oorlog zijn vermoord. Als je nergens geregistreerd staat, word je door de autoriteiten ook niet gemist. In het beruchte massagraf Babi Jar bij Kiev liggen niet alleen Joden, maar ook verschrikkelijk veel Roma. Wordt nooit over gepraat.”
God is genadig, betekent uw burgernaam.
„Ja, of ”geschenk van God”. Net als bijna alle Sinti waren mijn ouders katholiek. Niet dat ze veel naar de kerk gingen, maar het geloof zit diep bij mijn volk. Door alles wat er gebeurd is, staat het bij mij in een achterkamer. Wel hebben we onze kinderen geleerd respect te hebben voor de levensovertuiging van anderen.”
Uw levensgeschiedenis is bijna te bijzonder voor toeval.
„Ik heb vaak gezegd dat er in de oorlogsjaren een engeltje op mijn schouder zat. Verschillende keren ben ik aan de dood ontsnapt. In het katholicisme noemen ze dat een wonder. Ik denk dat er wel een macht boven ons moet zijn, maar bijna alle ellende in de wereld wordt veroorzaakt door mensen die het geloof misbruiken. Zij hebben als enige de waarheid. Daar ben ik beducht voor.”
Als geslaagde zakenman Johan Weisz zocht u soms uw Sintifamilie op. Hoe voelde dat?
„Dan zat ik tussen rondreizende muzikanten en was ik weer Zoni. Daar ging ik heel soepel mee om. Ik ben me nooit een vreemde gaan voelen onder de Sinti, al zou ik na al die jaren niet meer terug kunnen. Het is een kleine gemeenschap met een sterke sociale controle en tal van voorschriften en regels, net als in het Jodendom. Daar houd ook ik me aan, uit respect voor mijn vermoorde ouders, maar ik heb geen behoefte aan toezicht daarop. Als je de vrijheid hebt geproefd en over de hele wereld hebt gereisd, ontgroei je de beslotenheid. Maar je blijft wie je bent: Sinto. Met in mijn geval tegelijk een ongelooflijke trots op het feit dat ik Nederlander ben. Veel Nederlanders realiseren zich niet in wat voor fantastisch land ze leven.”
Had uw succes geen enkele invloed op uw relatie met de Sinti?
„Er is een periode geweest waarin ik door mijn drukke bestaan veel minder contact had met de gemeenschap, maar als ze me zagen, was het: „Ha, maro Zoni!” Onze Zoni! Een enkeling beschouwde me als een halve gadjo, een burger. Dat is het lot van allen binnen een besloten gemeenschap die een voortrekkersrol vervullen. Voor de meesten was ik een rolmodel, in Duitsland, Polen en Hongarije nog sterker dan hier. Soms denk ik: waar heb ik het aan verdiend? Op 8 april, de internationale Roma- dag, waren we allemaal weer bijeen in Berlijn. Wie wordt gevraagd om daar te spreken? Het is bijna een automatisme geworden. Er moeten anderen komen die het doen, maar ja, ik praat gemakkelijk. En ik ben op leeftijd, dat is in onze cultuur heel belangrijk.”
Wat is voor u de kern van de Sinticultuur?
„Onze regels en wetten, waar ik niet over mag praten. Iedereen weet inmiddels dat we geen paardenvlees mogen eten, maar er is veel meer. De wetten vertonen grote overeenkomst met die van de Joden. Een belangrijk onderscheid is het verschil in studiezin. Joden hebben een cultuur van eindeloos leren. Daarom zijn ze in de wetenschap toonaangevend. Bij Sinti, die in tegenstelling tot de Roma altijd nomadisch zijn gebleven, heeft het geschreven woord nooit betekenis gehad. Onze geschiedenis is een orale geschiedenis, die bij het kampvuur werd doorverteld. De taal mócht zelfs niet worden opgeschreven. Door alle vervolging zijn we een zeer naar binnen gekeerde gemeenschap geworden. Alle taboes geven ons voor de buitenwacht iets geheimzinnigs. Ik respecteer ze, maar vind het jammer dat ik niet over onze gebruiken mag praten.”
Hoe verklaart u de parallel met het Jodendom: in spijs en reinheidswetten, de taal, het voortbestaan ondanks vervolging, de onuitroeibare verbondenheid aan de eigen identiteit?
„Daar heb ik veel over nagedacht. Er is een soort lotsverbondenheid. Daardoor voel ik me zeer verbonden met Joden, al hebben we etnisch totaal verschillende wortels.”
Vanwaar het taboe onder Sinti om met buitenstaanders over de dood te spreken?
„Dat weet ik niet. Zelfs de wagen van een overledene werd vroeger verbrand, omdat hij onrein was. We hebben daar een ander woord voor, maar dat mag ik niet gebruiken. Mede door het taboe op de dood bleef de Holocaust van Roma en Sinti zo lang onbekend. Het Nederlandse paviljoen in Auschwitz heeft een afdeling voor Nederlandse Sinti en Roma. De meeste foto’s die ik bij elkaar had gezocht, mocht ik niet gebruiken. Daarom hangen er alleen foto’s van mijn vader, mijn moeder en mij. Dat vind ik jammer.”
Hoe beoordeelt u de huidige situatie van Sinti en Roma in Europa?
„In Slowakije worden voor ons weer getto’s gemaakt, met muren eromheen. Een land dat lid is van de Europese Unie! In Roemenië en Bulgarije is de situatie weinig beter. Veel Roma en Sinti leven onder derdewereldomstandigheden. Ze zijn uitgesloten van scholing en medische verzorging. Vooral scholing is onvoorstelbaar belangrijk. Die geeft het gereedschap dat je nodig hebt om staande te blijven in de moderne samenleving.”
U bent betrokken bij de vorming van het Rom-Archiv, een digitaal kenniscentrum over Roma en Sinti. Wat is de doelstelling?
„We willen onze bijdrage aan de Europese cultuur wetenschappelijk onderbouwd vastleggen. Die is veel groter dan mensen beseffen, op allerlei gebied. Door het verbod om te trekken, is de nomadische levensstijl ons afgenomen. Daarmee ging veel van onze cultuur verloren, maar de gemeenschapszin bleven we koesteren. Persoonlijk vind ik het niet erg als de Roma en Sinti opgaan in de burgermaatschappij, zolang ze hun eigen identiteit maar weten te bewaren. Dat kan. Ik ben er het levende voorbeeld van.”
U werd niet alleen benoemd tot officier in de Orde van Oranje Naussau, maar kreeg ook het Duitse Bundesverdienstkreuz Erster Klasse. Hoe beleefde u dat?
„Ik was er zeer door vereerd. Na de oorlog had ik een wrok tegen alles wat Duits was. Later leerde ik onderscheid te maken tussen Duitsers en nazi’s. De eerste concentratiekampen zaten vol met Duitsers. Omgekeerd hoor ik nu in Nederland geluiden die bij mij associaties met het Duitsland van de jaren dertig oproepen. Wilders kan ongestraft dingen roepen die me een gruwel zijn. En hij is in Europa helaas niet de enige.”
Getuige van de vergeten Holocaust
Tientallen jaren verzwijgt Zoni Weisz zijn verleden. Hij gaat door het leven als Johan Weisz, toonaangevend bloemsierkunstenaar. Dat hij ooit een boek over zijn leven zal schrijven, ligt niet voor de hand. Toch rolt het begin 2016 van de pers.
In Den Haag, waar hij ter wereld komt, laat zijn vader hem inschrijven onder de naam Johannes. De eerste zes jaar van zijn leven woont hij met zijn ouders en twee zusjes in een klassieke woonwagen. In 1943 zet Johannes senior een punt achter het trekken en betrekt hij een huis in Zutphen, de woning van een gedeporteerd Joods slagersgezin. De Sinto denkt als instrumentenverkoper in een burgerwoning deportatie te kunnen voorkomen. Het is een ijdele hoop. Op 16 mei 1944 wordt het Sintigezin gearresteerd. Zoni logeert op dat moment bij een tante in Vorden. Ook haar gezin wordt ingerekend, maar op het perron in Assen weet ze met haar kinderen en de zoon van haar broer te ontkomen aan het ‘zigeunertransport’ naar Auschwitz. Het laatste wat Zoni van zijn moeder ziet, is haar kaalgeschoren hoofd. Het laatste wat hij van zijn vader hoort, is de kreet: „Moezla, zorg goed voor mijn jongen.”
Dankzij een tante die hem na de oorlog in huis neemt en een Apeldoornse bloemist die zich het lot van de jonge Sinto aantrekt, krijgt zijn leven weer perspectief. Hij neemt een beroemde bloemisterij in Amsterdam over en huwt een burgervrouw met wie hij het bedrijf uitbouwt. Zijn creaties trekken steeds breder de aandacht. Hij verzorgt de aankleding van tentoonstellingen in binnen- en buitenland, versiert ter gelegenheid van het huwelijk van prinses Beatrix de Nieuwe Kerk met bloemen en wordt aangezocht als ontwerper van de Floriade in 1972. Maar het verleden laat zich niet verdringen. Het brengt Weisz bij psycholoog Casper Mengelberg. Vanaf die tijd weet hij zich geroepen de vergeten Holocaust van Roma en Sinti over het voetlicht te brengen en hun rechten te bepleiten. Daarin slaagt hij als geen ander. In 2011 houdt hij op de Holocaust Memorial Day een indrukwekkende rede voor het Duitse parlement. Januari 2016 doet hij dat voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.
”De vergeten Holocaust. Mijn leven als Sinto, ondernemer en overlevende”, Zoni Weisz; uitg. Luitingh-Sijthoff, Amsterdam; ISBN 978 90 245 6993 9; 288 blz.; € 19,99.