Binnenland

Als door een adder gebeten

Onprofessioneel handelen, wangedrag en ongebreidelde scoringsdrift. De typeringen van het onderzoek in de Puttense moordzaak zijn niet mals. Bij het hof in Leeuwarden kregen de geprangde rechercheurs woensdag de kans hun hart te luchten. „Ik voel me behoorlijk genomen.”

Riekelt Pasterkamp en Niek Sterk
14 February 2002 10:27Gewijzigd op 13 November 2020 23:25

Vooral de activiteiten van de Rotterdamse oud-commissaris J. A. Blaauw zijn de Puttense politie al jaren een doorn in het oog. In zijn in mei 2000 gepubliceerde boek over de Puttense moordzaak (ondertitel: ”Reconstructie van een dubieus moordonderzoek”) sabelt hij de werkwijze van het politieteam dat de moord op Christel Ambrosius in januari 1994 onderzocht genadeloos neer.

De politiemensen lieten de keiharde kritiek over zich heen komen en reageerden nooit op de aantijgingen. Commentaar geven op het boek van Blaauw was helemaal not done. „De zaak is voor ons afgedaan”, klonk het steeds als er weer een journalist belde. Niemand bij politie en justitie had ooit kunnen vermoeden dat de Puttense moordzaak nog een keer voor de rechter zou komen.

„Vechtpartij? Dat is de grootst mogelijke onzin die ik ooit in mijn leven heb gehoord.” Inspecteur G. Vogelenzang spuwt vuur bij het hof in Leeuwarden als mr. G. Knoops, de raadsman van Dubois en Viets, hem langs zijn neus weg vraagt naar de vechtpartij tijdens het verhoor op het politiebureau in Apeldoorn.

De rechercheur zou, als vaste verhoorder van de verdachte, na een van de bijna tachtig verhoren door het lint zijn gegaan en Dubois hebben geslagen. „Een pertinente leugen”, briest Vogelenzang opnieuw. „Wij hebben hem altijd op basis van gelijkheid gehoord. Het is een mooi verhaal, maar absolute onzin.” Hij zegt zich zwaar in zijn integriteit te voelen aangetast.

Raadsheer mr. H. J. Poelman laat zich niet door de felle uitval misleiden. „U reageert als door een adder gebeten, maar u was te vroeg. Alleen het woord vechtpartij was nog maar gevallen, er was nog niet gezegd tussen wie en wie.” Vogelenzang: „Ik weet niet of u zich een klein beetje voor kunt stellen hoe wij ons voelen.”

Opeens gaat hem toch een lichtje op. „In het boek van Blaauw gaat het over een handgemeen. Als dat gaat over een vuist op tafel, is het wel waar. Ik heb wel eens met mijn vuist op tafel geslagen.” Poelman, onderkoeld: „Dat is niet wat wij in deze zaal onder een handgemeen verstaan.”

Schril hiermee in tegenstelling is het verhaal dat Vogelenzang na een indringend verhoor met Dubois in de auto stapte. „Om zijn zinnen te verzetten, gingen we een eindje rijden. Hij hield van rijden in het bos. Op de Gortelse hei heb ik nog een ijsje voor hem gekocht.”

De acht rechercheurs die woensdag door het hof werden gehoord zijn, tot verbazing van mr. Knoops, vooraf op een training geweest, om de klappen van de zweep bij het hof te leren kennen. „We hebben daar onder andere geleerd dat we hier de waarheid moeten vertellen”, zegt een van hen.

Tijdens de verhoren van de politiemensen wordt in de loop van de dag één ding duidelijk: ze twijfelen niet aan hun eigen integriteit en deden destijds hun werk naar behoren. Verhalen over zware druk, fysiek geweld, schreeuwpartijen en ander wangedrag lijken uit de lucht gegrepen. „Ik heb naar eer en geweten gehandeld”, zegt J. van den Bosch. Het boek van Blaauw noemt hij een mening, „en ik heb een andere mening.”

„Er was ruimte voor een kopje koffie”, zegt P. de Vries. Politieman C. J. Bijl aan het slot van zijn verhoor: „Als ik nu zou twijfelen aan de betrokkenheid van Wilco Viets bij de moordzaak zou ik dat zeggen.” En dan: „Als ik hem zou mogen veroordelen, zou dat gebeuren.”

Brigadier J. Akster van de politie Putten stelt zich, getuige zijn lichaamstaal, zeer afwerend op. Op veel vragen van het hof antwoordt Akster: „Dat was niet mijn verantwoordelijkheid.” Akster verhoorde samen met een collega verdachte Willem Bettink. „Een randdebiel functionerende man”, aldus een psychiatrisch rapport. Dat er druk is uitgeoefend tijdens de verhoren, komt Akster vreemd voor. „Bettink viel me na afloop huilend om mijn nek: blij dat hij zijn hele verklaring had kunnen doen.”

Volgens de Leidse rechtspsycholoog prof. dr. P. J. van Koppen is er in de Puttense zaak door de politie „weinig sturing gegeven aan het verhoorproces.” De vaste verhoorkoppels werden te veel aan zichzelf overgelaten. „Het lijkt erop dat ze af en toe in het donker hun werk moesten doen.” De gang van zaken in ’Putten’ is echter niet uniek, vindt Van Koppen. Hij tipt de politie. „Bereid je verhoor altijd uitgebreid voor. Ken het dossier van voor tot achter en weer terug. Dan weet je wat je een verdachte moet vragen. Een verhoor moet leiden tot waarheidsvinding. Een bekentenis na langdurig verhoren is altijd problematisch.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer