Wie gaat er op de directeursstoel zitten?
Een onderwijzer is geen softie. Dat beeld moeten jongeren uit de gereformeerde gezindte maar eens vergeten. Een cultuuromslag is nodig.
Daarvoor pleit bestuurder Pieter Moens van de reformatorische scholenorganisatie VGS. Begin maart deden hij en bestuurder Rens Rottier van de dito hbo-instelling Driestar educatief in Gouda een oproep in deze krant om het tekort aan directeuren in het onderwijs aan te pakken. En in het verlengde daarvan ook meer mannen enthousiast te maken voor het (basis)onderwijs.
Momenteel zijn er 5 van de ongeveer 140 directeurstoelen onbezet in het reformatorisch basisonderwijs, weet Moens. Bovendien heeft een flink deel van de reformatorische basisscholen een directeurswisseling achter de rug. Oorzaken zijn onder meer pensionering, ziekte, disfunctioneren dan wel verstoorde arbeidsverhoudingen.
Het tekort aan schooldirecteuren is een voortdurend probleem, stelt Moens. Het houdt verband met het dalend maatschappelijk aanzien van het onderwijs. „Dat is dubbel. Enerzijds komen er steeds meer maatschappelijke problemen op het bord van de scholen, zoals kinderopvang en passend onderwijs, anderzijds lijkt het erop dat onderwijs toch niet belangrijk genoeg wordt gevonden om er voldoende in te investeren.”
Vervrouwelijking
Het tekort hangt samen met de vervrouwelijking van het onderwijs. Slechts een op de zeven leerkrachten op de basisscholen is man: krap 18.000, tegenover 111.000 vrouwen. Elk jaar staan er 0,3 procent minder mannen voor de klas, becijfert onderwijsdatabank Stamos. Op de pabo’s, die opleiden tot leerkracht, is de verhouding iets gunstiger: daar is zo’n een op de vijf studenten van het mannelijk geslacht (zie grafieken). Ook voor de opleidingen in de orthodox-christelijke hoek, de Driestar in Gouda en de Christelijke Hogeschool Ede, geldt een oververtegenwoordiging van vrouwelijke studenten.
Voor de reformatorische gezindte is die vervrouwelijking een extra probleem omdat een vrouwelijke directeur –met name in het verleden, maar op veel scholen nog altijd– niet wordt geaccepteerd omdat zij dan gezag zou dragen. Dat maakt(e) de spoeling van geschikte directeurskandidaten met tientallen procenten dunner.
De praktijk haalt de theorie echter in. Moens: „We zien goede vrouwelijke teamleiders functioneren zonder dat er een principieel bezwaar tegen wordt gemaakt. Het is de vraag of de Bijbelse opvattingen over gezag tot nu toe een juiste rol hebben gespeeld. Waarom is er geen bezwaar tegen vrouwen in de leiding in de zorgsector?”
Zwaarder
Een oorzaak van de uitval of het gedwongen vertrek van veel directeuren is volgens Moens dat de taak van een basisschooldirecteur de laatste decennia steeds zwaarder werd. „De overheid legt de scholen steeds meer maatschappelijke taken op. Weliswaar zijn de eisen van de onderwijsinspectie nu iets veranderd. Daartegenover staat dat door de invoering van het zogeheten governancemodel de besturen op een afstand zijn gekomen. Daardoor kwam er meer verantwoordelijkheid te liggen bij de directeur dan wel bestuurder. Bovendien zijn veel ouders een stuk mondiger geworden. Dit alles vraagt veel stressbestendigheid. Niet iedere directeur van een basisschool is daartegen opgewassen.”
De directeur heeft gemiddeld een hogere leeftijd. Het beroep vergrijst. „Er is ook jonge instroom (zie ”Een jong duo als hoofd der school”, GW), maar dat aantal blijft achter. Hoewel reformatorische basisscholen meer samenwerken en fuseren, zijn er per jaar zeker vijf nieuwe directeuren nodig in deze sector.”
Mooi model
De directeur van Colon, de samenwerkingsorganisatie van alle 26 reformatorische basisscholen in Zeeland, meldde in deze krant eerder dat er binnen deze groep regelmatig vijf à zes vacatures voor schooldirecteuren zijn. Als oplossing heeft zij recent een initiatief opgezet waarbij negen jonge leerkrachten vrijblijvend kunnen snuffelen aan het vak van schooldirecteur. Het oriëntatietraject bestaat uit een startmiddag en twee verdiepende studiedagen. Moens noemt dit een „mooi model”, waarbij de natuurlijke kweekvijver binnen het onderwijs wordt aangesproken.
Soms pakt een directeur er een school bij. „Dat is loffelijk, maar niet ideaal”, vindt de VGS-bestuurder.
Daarom willen Driestar hogeschool en de VGS een andere bron aanboren: zijinstromers uit het bedrijfsleven. Dit zijn vaak mensen van een jaar of 40, 45 die zich herbezinnen op hun toekomst en een plaats als schooldirecteur in het primair of het voortgezet onderwijs overwegen. „Een eerdere discussie op de opiniepagina in deze krant heeft in ieder geval twee mensen in beweging gezet. Hopelijk worden dat er meer.”
Als voorbeelden van zijinstromers die vanuit het bedrijfsleven directeur-bestuurder in het basisonderwijs werden, noemt Moens Aris de Pater op de Ds. J. Fraanjeschool in Barneveld en recenter Koos van der Tang op de Stadhouder Willem III-school in Ede.
Aanpassing programma
Daarnaast zouden meer mannen moeten worden geïnteresseerd voor het onderwijs, waarna zij zouden kunnen doorgroeien naar leidinggevende functies. Een van de mogelijkheden om die interesse te wekken zou een aanpassing van het lesprogramma van de pabo’s zijn. Directeur Rottier van de Driestarpabo meldt dat dé sleutel daarvoor niet is gevonden. „Het is een heel complex probleem. Niet één pabo heeft een oplossing gevonden om het beroep een betere uitstraling te geven.”
De Driestar probeert een „stevig programma” aan te bieden. „Dat betekent dat er hard moet worden gewerkt. In dit verband werkt het al positief voor de uitstraling dat er toelatingsexamens voor de pabo gelden. Ik houd niet van het beeld dat de pabo een knip- en plakacademie is. Maar er moet wel worden geknipt en geplakt. Jongemannen hikken er soms tegen aan dat je moeten lesgeven aan kleuters. Maar ik hoor van veel jongens dat ze werken met kleuters heel plezierig vinden. En de kleuters vinden het sowieso leuk dat er een man voor de klas staat.”
Driestar educatief en de VGS gaan via twee seminars proberen mensen te interesseren voor leidinggevende functies in het onderwijs. Op 31 mei is de eerste, gewijd aan het nieuwe bestuursmodel waarbij besturen op afstand kwamen en soms raad van toezicht werden, terwijl de directeur bestuurder werd. „Ik denk dat de meeste besturen in deze rol zijn meegegroeid. Het is wel van belang dat directeur-bestuurder en toezichthouder in evenwicht zijn en hun verwachtingen tegen elkaar uitspreken”, zegt Moens.
Het tweede seminar komt in het najaar en wil zijinstromers enthousiasmeren voor de directeursstoel. „Op is op. Scholen vissen in dezelfde vijver. Ik hoop dat met de seminars het bewustzijn in de gezindte groeit dat leerkracht een belangrijk beroep is”, stelt de VGS-bestuurder.
Mooiste beroep
Om jongeren te interesseren voor een beroep in het onderwijs, willen Moens en Rottier een beroep doen op het verantwoordelijkheidsbesef van mensen in de gereformeerde gezindte. Moens: „Luther zei dat na het predikantschap onderwijzer het mooiste beroep is. Het zet een stempel op de rest van het leven van kinderen. Ik denk dat er in de kerken en gezinnen in de gereformeerde gezindte te weinig aandacht is voor deze beroepskeuze. Veel geld verdienen mag niet alleen de leidraad zijn. Scholen zijn planthoven van de Heere. We zouden onze jongens er wat meer op mogen wijzen hoe mooi dit beroep is.”
Rottier: „Ouders, decanen, predikanten, ouderlingen en catecheten zouden jongeren bewust moeten maken van hun roeping om hun talenten te besteden in Gods Koninkrijk. Ik heb de indruk dat reformatorische ouders het steeds belangrijker vinden dat hun kinderen een beroep kiezen dat niet alleen goede vooruitzichten biedt, maar waar ook veel geld in te verdienen valt. Ik hoop dat talentvolle jonge mannen én vrouwen zich geroepen weten om zich in te zetten voor Gods Koninkrijk. Reformatorische mensen moeten zich inzetten om hun eigen instituties in stand houden, niet alleen in het onderwijs, maar ook in de zorg en maatschappelijk instellingen.”
Een jong duo als hoofd der school
De reformatorische Julianaschool in het Zeeuwse Krabbendijke kent sinds augustus 2012 een tweekoppige leiding van jonge mannen. Twee leerkrachten van de school, Gerard Hoogerland (destijds 27) en Gilbert Meeuwsen (destijds 24), traden toen aan als adjunct-directeur.
Beiden hadden een cursus middenmanagement, een opleiding tot bouwcoördinator, gevolgd. „Toen een advertentie voor een ervaren directeur destijds niets opleverde, heeft het bestuur ons gevraagd samen het directeurschap op zich te nemen”, aldus Hoogerland. „We hebben daar beiden goed over nagedacht. Het is heel wat om leiding te geven aan een grote school met ruim 300 leerlingen en 30 personeelsleden.”
Voordeel was dat een gepensioneerde schooldirecteur als interimmer hen het eerste jaar inwerkte en het jaar erna coachte. Dat jaar werden de twee duo-directeur, waarbij Hoogerland personeels- en onderwijszaken en de contacten met de ouders voor zijn rekening nam en Meeuwsen de financiën en de organisatie. „Deze verdeling sluit aan bij onze eigen interesses en kwaliteiten. Als je alles alleen doet, moet je een schaap met vijf poten zijn.”
Per schooljaar 2014/2015 stonden ze op eigen benen. „De ouders hebben er langzaam aan kunnen wennen en hebben ons, naar ons idee, goed geaccepteerd. En wij zijn gewoon aan het werk gegaan.”
Hoewel Hoogerland erkent dat beiden een zekere levenservaring en -wijsheid missen, constateert hij dat dit nog niet tot problemen heeft geleid. „We proberen goed met onze collega’s te overleggen en staan ook in nauw contact met het bestuur. Zo willen we op een stabiele manier leidinggeven.”
Hoogerland en Meeuwsen combineren hun directeurstaken met het staan voor de klas. Meeuwsen staat meestal vijf dagdelen voor de groep 6 en is er drie directeur, Hoogerland staat in principe twee dagdelen voor groep 6/7, is vijf dagdelen bezig met directeurstaken en één met administratie.
De jonge directeuren zijn te spreken over de combinatie. Hoogerland: „Wij krijgen als leerkrachten ook te maken met wat we uitdenken. Ook hebben we elkaar als sparringpartner. Anders is een directeursfunctie soms een eenzame post.”